ECLI:NL:RBLIM:2024:9461

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
11397749 cv 24-5677
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming en betaling huurachterstand in kort geding

In deze zaak vordert de verhuurder in kort geding de ontruiming van een woning en betaling van een huurachterstand van negen maanden. De huurster, die sinds 1 juli 2021 een woning huurt, heeft door persoonlijke en financiële omstandigheden een huurachterstand opgebouwd van € 6.300,00. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 december 2024 is gebleken dat de huurachterstand op dat moment nog € 5.250,00 bedroeg. De huurster heeft hulp ingeschakeld van de Kredietbank om haar financiën op orde te krijgen en heeft erkend dat zij niet in staat is om de huurachterstand in één keer te betalen. Partijen hebben afgesproken dat de huurster binnen 14 dagen een betalingsregeling zal treffen en dat zij de toekomstige huurtermijnen tijdig zal betalen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een spoedeisend belang bij de vordering van de verhuurder, gezien de huurachterstand. De kantonrechter heeft de ontruiming toegewezen, maar heeft bepaald dat de verhuurder het vonnis niet zal executeren als de huurster zich aan de gemaakte afspraken houdt. De huurster is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen. Het vonnis is uitgesproken op 16 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11397749 \ CV EXPL 24-5677
Vonnis in kort geding van 16 december 2024
in de zaak van
[eiser],
wonend te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. R.W. Janssen,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 november 2024
- de mondelinge behandeling van 9 december 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt sinds 1 juli 2021 van [eiser] een woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats 2] , tegen een huurprijs van € 700,00 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
2.2.
[gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan. Op het moment van dagvaarden bedroeg de achterstand € 6.300,00.
2.3.
De achterstand bedroeg ten tijde van de mondelinge behandeling nog € 5.250,00.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen:
  • om de woning aan de [adres] te [woonplaats 2] binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen,
  • tot betaling van € 6.300,00 aan huurachterstand per november 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de verschenen en onbetaald gelaten maandelijkse huurbedragen,
  • tot betaling van de buitengerechtelijke kosten,
  • tot betaling van de maandelijkse huur van € 700,00 vanaf december 2024 tot de dag der ontruiming,
  • in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf respectievelijk veertien en acht dagen na betekening van het vonnis.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] sinds maart 2024 in gebreke is met betaling van de maandelijkse huur. Er is een huurachterstand ontstaan van 9 maanden. [gedaagde] is ondanks aanmaningen/herinneringen niet overgegaan tot betaling van de huurachterstand.
3.3.
[eiser] stelt dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, welke tekortkoming van dien aard is dat (in een bodemprocedure) een ontbinding alleszins is gerechtvaardigd.
3.4.
[eiser] heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering tot veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming. Dat spoedeisend belang is gelegen in de omvang van de huurachterstand.
3.5.
[gedaagde] heeft de vorderingen van [eiser] erkend. [gedaagde] heeft aangevoerd dat zij door persoonlijke en financiële omstandigheden op dit moment niet in staat is om de huurachterstand in één keer te betalen. Ze doet er alles aan om met hulp van de Kredietbank haar financiën weer op orde te krijgen.
3.6.
Partijen hebben ter mondelinge behandeling de afspraak gemaakt dat partijen binnen 14 dagen een betalingsregeling zullen treffen, die door [gedaagde] strikt zal worden nagekomen en dat zij de lopende huur vanaf nu tijdig en volledig zal betalen. Als [gedaagde] deze afspraken nakomt, zal [eiser] de ontruiming niet tenuitvoerleggen.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Omdat dit een kort geding procedure is moet [eiser] een voldoende spoedeisend belang hebben bij de gevorderde voorzieningen. De kantonrechter is van oordeel dat het (onweersproken) spoedeisend belang volgt uit de aard van de vorderingen.
4.2.
De kantonrechter stelt voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een maatregel is, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet, volgens vaste rechtspraak, grote terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een diepgaand onderzoek naar bestreden feiten en gezien de vergaande en veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak aan de orde is.
4.3.
Partijen zijn het erover eens dat de huurachterstand tot en met de maand december 2024 in totaal nog € 5.250,00 bedraagt, zodat de veroordeling tot betaling van dit bedrag toewijsbaar is. Ook de vorderingen ter zake van de wettelijke rente over dit bedrag en de betaling van de maandelijkse huur tot en met de maand van de ontruiming liggen voor toewijzing gereed.
4.4.
Aangezien sprake is van een huurachterstand van meer dan drie maanden, is de kantonrechter van oordeel dat het voldoende aannemelijk is geworden dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de verbintenissen die voortvloeien uit de huurovereenkomst en dat in een eventuele bodemprocedure geoordeeld zal worden dat deze tekortkoming de ontbinding van de huuroverkomst rechtvaardigt. Daarop vooruitlopend zal in deze procedure, die naar haar aard een spoedeisend karakter heeft, de gevorderde ontruiming worden toegewezen.
4.5.
De ontruimingstermijn zal worden bepaald op de redelijke en gebruikelijke termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis nu niet is gesteld of gebleken waarom een kortere termijn zou moeten worden gehanteerd.
4.6.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [eiser] heeft aan [gedaagde] een aanmaning verstuurd die niet voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. In de aanmaning is namelijk geen betalingstermijn van veertien dagen gegeven die ingaat op de dag na ontvangst van de aanmaning door [gedaagde] en is evenmin aan [gedaagde] een termijn van 14 dagen geboden om alsnog de vordering te voldoen
zonderdat de incassokosten verschuldigd worden. Dit is wel vereist op grond van artikel 6:96 lid 6 BW (Hoge Raad 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt daarom afgewezen.
4.7.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
136,72
- griffierecht
218,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
131,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.028,72
4.8.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde aan [adres] te [woonplaats 2] volledig en behoorlijk te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels aan [eiser] ter vrije beschikking van [eiser] te stellen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om te betalen aan [eiser] :
a. a) € 5.250,00 aan achterstallige huur tot en met 31 december 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente over de verschuldigde huurtermijnen, telkens te rekenen vanaf de respectievelijke vervaldata van die huurtermijnen tot de dag van volledige voldoening,
b) € 700,00 per maand vanaf 1 januari 2025 tot en met het eind van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.028,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
verstaat dat partijen ter mondelinge behandeling afspraken hebben gemaakt en dat [eiser] de bij dit vonnis verleende titel van ontruiming niet zal executeren indien en voor zover [gedaagde] de nog vast te stellen regeling stipt nakomt en de toekomstige huurtermijnen steeds op tijd en volledig betaalt,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2024.
MW