ECLI:NL:RBLIM:2024:9394

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
03.252816.23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door het schudden van een vijf weken oude baby met fatale gevolgen

Op 13 december 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn vijf weken oude dochtertje heeft gedood door haar op zes momenten met kracht te schudden en tegen zijn borst aan te slaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1999, zijn dochtertje, dat op 2 oktober 2023 is overleden, ernstig hersenletsel heeft toegebracht. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan doodslag en heeft een gevangenisstraf van vier jaar opgelegd, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden van de zaak, waaronder de geestelijke toestand van de verdachte, die lijdt aan een posttraumatische-stressstoornis en een paniekstoornis. De rechtbank heeft de verdachte de kans gegeven om behandeling te ondergaan om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 14a, 14b, 14c en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.252816.23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 1999,
verblijvende op het adres [adresgegevens verdachte] ,
op dit moment gedetineerd in [naam PI] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M.H.A. Horsch, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 november 2024. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte zijn dochter [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2023, in de periode van [geboortedatum 2] 2023 tot en met 28 september 2023 van het leven heeft beroofd (primair) dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, waardoor zij is overleden (subsidiair).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde bewezen kan worden en dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het doden van zijn dochter.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank bezigt de volgende bewijsmiddelen – zakelijk weergegeven.
Bewijsmiddelen
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, het forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijden: [2]
Op 2 oktober 2023 is [slachtoffer] (V), geboren op [geboortedatum 2] 2023 te [geboorteplaats 2] , in het Maastricht Universitair Medisch Centrum+ overleden. De medische behandeling werd gestaakt in verband met een slechte neurologische toestand.
2 Verkregen informatie
De ouders van [slachtoffer] zouden in de nacht van 27 op 28 september 2023 hebben bemerkt dat [slachtoffer] tijdens de voeding niet goed zou reageren; haar ogen zouden naar beneden zijn gedraaid. Hierop hebben zij (via de huisartsenpost) de ambulance gebeld hebben, waarop [slachtoffer] naar de spoedeisende hulp van het MUMC+ is gebracht. Op de spoedeisende hulp werd een dwangstand van het hoofd en afwijkende oogbewegingen geconstateerd. Daarnaast gebruikte zij de linkerhelft van haar lichaam minder goed. Bij radiologische beeldvorming werd bloed onder het harde en zachte hersenvlies, bloed in de hersenkamers en verscheuringen van het hersenweefsel, met name aan de voorhoofdskwabben geconstateerd. Verder werd een afwijkend aspect van de rechter 8e rib en een onregelmatig aspect van het onderste deel van de rechterellepijp, het rechterspaakbeen en linker scheenbeen geconstateerd. [slachtoffer] werd opgenomen op de intensive care. Gedurende haar opname was sprake van neurologische achteruitgang (onder andere met epileptische aanvallen) met bij radiologische beeldvorming tekenen van zuurstoftekort en zwelling van de hersenen en mogelijk letsel ter hoogte van een bindweefselband hoog achter in de hals.
6 Interpretatie en resultaten
Het forensisch pathologisch onderzoek betrof een normaal ontwikkeld meisje zonder zichtbare aangeboren afwijkingen. De lichaamsmaten en het lichaamsgewicht waren boven het gemiddelde voor de leeftijd.
Bij forensisch pathologisch onderzoek was sprake van ernstig hersenletsel door hevig stomp botsende krachtinwerking op het hoofd (zoals slagen, stoten of vallen) en/of dynamische krachtinwerking [3] (repeterende bewegingen met acceleratie/deceleratie en rotatie).
Het fataal verloop hoofdletsel bestond uit bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies, hersen-kneuzingen van beide voorhoofdskwabben en de linkerslaapkwab en traumatische beschadiging van de hersenbalk en zenuwceluitlopers in belangrijke hersenkerngebieden en de hersenbrug. Het hersenletsel heeft aanleiding gegeven tot hersenfunctiestoornissen, op basis waarvan de noodzaak tot ziekenhuisopname, de zeer slechte neurologische prognose en het uiteindelijke overlijden, na staken van de medische behandeling, volledig wordt verklaard.
Bloeduitstorting onder het harde hersenvlies
Onder het harde hersenvlies was bloeduitstorting als gevolg van (af)scheuren van zogeheten brugvenen; zoals kan optreden bij hevige stomp botsende en/of dynamische krachtinwerking (acceleratie/deceleratie/impact en rotatie) op het hoofd. Een andere oorzaak voor deze bloeduitstorting is niet gebleken. Bloeduitstorting onder het harde hersenvlies, afzonderlijk (ongeacht locatie en verspreiding) bezien, wordt circa driemaal vaker gezien bij toegebracht letsel dan in accidentele context.
Bij neuropathologisch onderzoek waren er bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies met een ouderdom van één tot twee weken en bloeduitstortingen met een ouderdom van één tot enkele dagen, wat erop wijst dat deze bloeduitstortingen op een ander moment in de tijd zijn ontstaan. Deze bevindingen zijn suggestief voor (ten minste) twee verschillende momenten waarop een krachtinwerking (zoals hierboven beschreven) heeft plaatsgevonden.
De geboorte kan in geval van [slachtoffer] , gezien de aanwezigheid van klinische verschijnselen, de datering van de bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies en de (op dit punt) normaal verlopen eerste levensweek, worden uitgesloten als oorzaak. Een onderliggende ziekte kan in zeldzame gevallen leiden tot bloeduitstorting onder het harde hersenvlies; zoals stollingsstoornissen, bepaalde stofwisselingsziekten, bepaalde genetische afwijkingen, aangeboren bloedvatafwijkingen in het hoofd en ernstige infectieuze aandoeningen. Bij [slachtoffer] waren hier geen aanwijzingen voor.
Bloeduitstortingen in en bij de ogen
In het netvlies van beide ogen waren uitgebreide bloeduitstortingen; verspreid over het netvlies en in alle lagen. Daarnaast waren er bloeduitstortingen rond beide oogzenuwen met uitbreiding in de harde oogrok ter hoogte van de aanhechting van de oogzenuwen. Deze bloeduitstortingen waren ten minste twee dagen oud en zijn het gevolg van hevige dynamische en/of stomp botsende krachtinwerking op het hoofd. Een andere oorzaak is niet gebleken. Bloeduitstortingen komen slechts in zeldzame gevallen voor als gevolg van een accidentele oorzaak (val of ongeval). Toenemende uitgebreidheid van bloeduitstortingen in het netvlies (verspreid en in meerdere lagen) is in toenemende mate gecorreleerd met toegebracht letsel. Verder worden bloeduitstortingen rond de oogzenuwen vaker gezien bij toegebracht hersenletsel dan bij accidenteel hersenletsel.
Kort na de geboorte worden regelmatig bloeduitstortingen gezien in het netvlies van pasgeborenen. Deze verdwijnen doorgaans binnen enkele weken; bij uitzondering zijn op een leeftijd van zes weken nog enkele bloeduitstortingen gezien in het netvlies. Bij [slachtoffer] kan de geboorte daarom worden uitgesloten als oorzaak. Bij [slachtoffer] waren geen aanwijzingen voor een (eventueel bijkomende) ziekelijke oorzaak.
Ziekelijke afwijkingen
Blijkens de medische gegevens alsook bij uit- en inwendige schouwing met alle aanvullende onderzoeken (radiologisch, lichtmicroscopisch, neuropathologisch, oogpathologisch en metabool onderzoek) waren er geen ziekelijke afwijkingen die het overlijden kunnen verklaren of hiervoor van betekenis kunnen zijn geweest.
7 Conclusie
De noodzaak tot ziekenhuisopname en het uiteindelijke overlijden van meisje [slachtoffer] kan blijkens de medische gegevens zonder meer worden verklaard door de gevolgen van ernstig hersenletsel. Dit hersenletsel is ontstaan door hevige stomp botsende krachtinwerking op het hoofd (zoals slagen, stoten of vallen) en/of dynamische krachtinwerking (repeterende bewegingen met acceleratie / deceleratie en rotatie).
Het aantreffen van de combinatie van medische bevindingen aan het hoofd (fataal verlopen hersenletsel) is waarschijnlijker (likelihood ratio orde grootte 50-100) onder de hypothese van niet-accidentele krachtinwerking (toegebracht letsel) dan onder de hypothese van accidentele krachtinwerking.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 29 november 2024, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik mijn dochter [slachtoffer] op verschillende momenten met kracht heen en weer heb geschud. Het klopt ook dat ik het hoofd en het lichaam van mijn dochter [slachtoffer] op meerdere momenten met kracht tegen mijn eigen lichaam heb geslagen. Ik wilde dat het huilen stopte. Ergens onbewust wist ik dat het niet goed was wat ik deed. Ik heb een monsterachtige daad gepleegd
.
Het proces-verbaal van bevindingen (weergave van het verhoor door verbalisanten): [4]
In het verhoor vertelde hij (
de rechtbank: de verdachte) dat hij in de week van 4 tot en met 10 september 2023 zijn dochter [slachtoffer] in de lucht heeft geschud, dat dit ongeveer 3 à 5 seconden duurde, dat hij haar 30 minuten later tegen zijn linkerborst heeft geslagen, dat dit 2 à 4 keer achter elkaar is gebeurd.
In het verhoor vertelde hij dat hij in de week van 11 tot en met 17 september 2023 zijn dochter vijf keer tegen zijn borst heeft geslagen en dat hij haar vervolgens meerdere keren heen en weer van links naar rechts heeft geschud.
In het verhoor vertelde hij dat hij in de week van 20 tot en met 24 september 2023 zijn dochter tegen zijn linkerborst had geslagen, dat hij dit 5 tot 10 keer heeft gedaan, dat hij haar hierna ongeveer 10 seconden lang heeft geschud en dat hij haar meerdere keren heen en weer van links naar rechts heeft geschud.
In het verhoor vertelde hij dat hij op 26 september 2023 zijn dochter [slachtoffer] heeft geschud, dat hij haar meerdere keren heen en weer van links naar rechts heeft geschud, dat het schudden ongeveer 10 seconden duurde, dat hij haar hierna nog een keer heeft geschud, dat hij haar vervolgens onder de koude kraan heeft gehouden met als doel dat [slachtoffer] zou reageren, dat hij haar later op de avond onder de billen en het hoofd heeft vastgepakt en haar nogmaals met kracht schudde, dat hij dit voor de duur van 10 à 15 seconden heeft gedaan en dat hij haar vervolgens nogmaals voor de duur van 10 à 15 seconden heeft geschud.
Bewijsoverweging
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer] op 2 oktober 2023 is overleden door de gevolgen van ernstig hersenletsel dat het gevolg was van hevige stomp botsende krachtinwerking op het hoofd (zoals slagen of stoten) en/of dynamische krachtinwerking (repeterende bewegingen met acceleratie/deceleratie en rotatie). Ook volgt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte in de periode van 4 september 2023 tot en met 26 september 2023 op zes verschillende momenten [slachtoffer] met kracht van links naar rechts heeft geschud en haar hoofd en het lichaam diverse malen met kracht tegen zijn borst heeft geslagen. [slachtoffer] was op die momenten tussen de 1 en 5 weken oud.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat [slachtoffer] is overleden door het handelen van de verdachte. De rechtbank is (voorts) van oordeel dat de kans aanmerkelijk is dat een baby als gevolg van dergelijk handelen - het meermalen met kracht tegen zijn borst aanslaan van het lichaam en het hoofd van de baby en het meermalen met kracht heen en weer schudden van de baby (en een combinatie daarvan) -, komt te overlijden. Van belang in dat verband is dat – zo is algemeen bekend - het hoofdje en de nek van zeer jonge kinderen zeer kwetsbaar zijn, al helemaal bij een baby van nog geen vijf weken oud, zoals [slachtoffer] .
De verdachte was zich van deze kans ook terdege bewust, zoals blijkt uit zijn verklaringen.
Door, onverminderd dit bewustzijn, toch te handelen zoals hiervoor is omschreven, heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] zou komen te overlijden en heeft hij dus (voorwaardelijk) opzet op haar overlijden gehad.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de primair tenlastegelegde doodslag wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
in de periode van [geboortedatum 2] 2023 tot en met 26 september 2023 in de gemeente Maastricht [slachtoffer] (verdachtes dochter), geboren op [geboortedatum 2] 2023, opzettelijk van het leven heeft beroofd door haar meermalen op verschillende tijdstippen opzettelijk en met kracht
- door elkaar en/of heen en weer en/of op en neer te schudden en/of
- met haar hoofd en/of haar lichaam tegen zijn lichaam te slaan en/of te stoten;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
doodslag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Bij de beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van het rapport over de geestvermogens van de verdachte van 20 maart 2024, opgemaakt door klinisch psycholoog [naam psycholoog] . De psycholoog heeft niet geadviseerd dat het tenlastegelegde, indien bewezen, niet aan de verdachte kan worden toegerekend.
De verdachte is strafbaar, omdat ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van het voorarrest op te leggen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van maximaal 4 jaar op te leggen, zodat een deel daarvan voorwaardelijk kan worden opgelegd met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het doden van zijn vijf weken oude dochtertje [slachtoffer] . Hij heeft [slachtoffer] ernstig hersenletsel toegebracht door haar op zes verschillende momenten met kracht te schudden en/of met kracht tegen zijn borst aan te slaan. Dat hersenletsel heeft geleid tot het overlijden van [slachtoffer] . De verdachte heeft zijn dochtertje, een volstrekt weerloze baby, die volledig afhankelijk was van haar ouders op elk aspect van het leven, daarmee het meest fundamentele recht – het recht op leven – ontnomen. Het overlijden van [slachtoffer] heeft bij haar moeder onherstelbaar leed en verdriet teweeggebracht, zoals mede blijkt uit de indrukwekkende verklaring die zij ter zitting heeft voorgelezen.
Het behoeft geen verder betoog dat het voorgaande een forse gevangenisstraf rechtvaardigt en dat een andere strafmodaliteit niet passend is. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op vergelijkbare gerechtelijke uitspraken en op de volgende (persoonlijke) omstandigheden (van de verdachte).
Uit het psychologisch onderzoek Pro Justitia van [naam psycholoog] (klinisch psycholoog) blijkt onder meer dat bij verdachte sprake is van een posttraumatische-stresstoornis (PTSS), zowel ten gevolge van slachtofferschap van geweld in vroege levensloop als ten gevolge van het overlijden van zijn dochtertje door zijn eigen toedoen. Daarnaast is bij verdachte sprake van een paniekstoornis en van acculturatieproblemen naast een partner-relatieprobleem. De emotieregulatie-vaardigheden van verdachte zijn ingeperkt en zijn coping is vermijdend. De PTSS en daarbij passende emotieregulatie-problemen naast de paniekstoornis maakten dat de verdachte bij de confrontatie met stresserende situaties in de omgang met zijn dochtertje (zoals langdurig huilen, niet gaan slapen), een hoge mate van spanning en gevoelens van machteloosheid en paniek opliep. De verdachte mist door de, al vanaf zijn kindertijd aanwezige, PTSS en paniekstoornis waar hij nog nooit behandeling voor onderging, adequate coping-mechanismen in de omgang met stresserende situaties. De psycholoog adviseert het tenlastegelegde, indien bewezen, in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt dit advies over. De psycholoog schat het risico op recidive in fysiek gewelddadig gedrag in als matig buiten een zorgkader, maar lager binnen een zorgsituatie. De psycholoog adviseert daarom behandeling van zowel de PTSS als van de paniekstoornis en relatietherapie in het kader van bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het reclasseringsadvies van 13 november 2024, waaruit onder meer blijkt dat verdachte erg veel spijt heeft van wat er gebeurd is en hij het erg vindt dat het hem niet gelukt is om aan te geven dat het hem allemaal te veel werd. De verdachte is afkomstig uit Servië en heeft een moeilijke jeugd gehad waarin veel geweld werd gebruikt door vader en ooms van de verdachte. Hij is in 2022 op 23-jarige leeftijd naar Nederland gekomen om bij zijn huidige partner te zijn. Die verhuizing, de geboorte van zijn dochter in augustus 2023 en de zorg voor zijn dochter en zijn partner brachten veel spanningen met zich. Deze spanningen sprak hij niet uit naar zijn partner of anderen, wat resulteerde in onderhavig delict. Een risicofactor is de diagnose zoals gesteld door de psycholoog en als hier geen verandering in komt, blijven de risico’s aanwezig. De reclassering adviseert daarom om de verdachte in geval van veroordeling een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling en verplichte ambulante behandeling. De verdachte heeft verklaard open te staan voor reclasseringstoezicht en de geadviseerde voorwaarden.
De rechtbank houdt er voorts ten voordele van de verdachte rekening mee dat hij openheid van zaken heeft gegeven en verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn gedrag. Ter terechtzitting heeft de verdachte - naar het de rechtbank voorkomt: oprecht - laten zien enorm veel spijt te hebben van wat hij heeft gedaan. De rechtbank weegt bij het bepalen van de straf ook mee dat verdachte zal moeten leven met de wetenschap dat hij verantwoordelijk is voor de dood van zijn eigen dochtertje en voor het leed dat hij zijn vrouw (en moeder van hun beider kind) heeft toegebracht.
De officier van justitie heeft – begrijpelijk – gewezen op het vergeldingsaspect van een op te leggen straf. De rechtbank weegt dit aspect in onderhavig geval echter in minder bepalende mate mee. De reden hiervoor is dat de nabestaande die het meest is getroffen: de moeder van [slachtoffer] , de verdachte heeft vergeven, het leed samen met hem wil verwerken en het van belang vindt dat de verdachte behandeling krijgt. Wel resteert het doel van generale preventie, die een nog immer forse gevangenisstraf rechtvaardigt en eist.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren passend en geboden, waarbij zij aanleiding ziet om een deel daarvan, groot 1 jaar, voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van 3 jaren en met de geadviseerde bijzondere voorwaarden, opdat de verdachte de behandeling en hulp krijgt die hij nodig heeft om te voorkomen dat hij dit soort feiten nog een keer zal begaan.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 3 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
a.
Meldplicht
De veroordeelde meldt zich binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd bij de Reclassering Nederland op het adres Heerderweg 25, 6224 LA te Maastricht. Dit mag eventueel telefonisch om een afspraak te maken (088 8041502). De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Opname in een zorginstelling
De veroordeelde laat zich opnemen in een Forensisch Psychiatrische Kliniek of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend op detentie. De opname duurt één jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
Ambulante behandeling
De veroordeelde laat zich behandelen door Forensische behandelinstelling De Horst in Maastricht of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend op de klinische opname. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
  • geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Hermanides, voorzitter, mr. H.M.J. Quaedvlieg, en mr. L.E.M. Hendriks, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.P.W.E. Bekkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 december 2024.
Buiten staat
Mr. G.H. Hermanides en mr. H.M.J. Quaedvlieg zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van [geboortedatum 2] 2023 tot en met 28 september 2023
in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland,
[slachtoffer] (verdachtes dochter), geboren op [geboortedatum 2] 2023,
opzettelijk van het leven heeft beroofd,
door haar meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal,
opzettelijk en met kracht
- door elkaar en/of heen en weer en/of op en neer te schudden (zonder ondersteuning van het hoofd) en/of
- met haar hoofd en/of haar lichaam tegen zijn lichaam dan wel een (hard) oppervlak te slaan en/of te stoten,
in elk geval op enigerlei wijze een hevige stomp botsende krachtinwerking uit te oefenen op het hoofd (zoals slagen, stoten of vallen) en/of een dynamische krachtinwerking (repeterende bewegingen met acceleratie / deceleratie en rotatie);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van [geboortedatum 2] 2023 tot en met 28 september 2023
in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland,
aan zijn kind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2023,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten: ernstig hersenletsel
(bestaande uit bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies, hersenkneuzingen van beide voorhoofdskwabbenen en de linkerslaabkwab en traumatische beschadiging van de hersenbalk en zenuwceluitlopers in belangrijke hersenkerngebieden en de hersenbrug)
en/of
uitgebreide bloeduitstortingen in het netvlies van beide ogen (verspreid over het netvlies en in alle lagen)
en/of bloeduitstortingen rond beide oogzenuwen met uitbreiding in de harde oogrok ter hoogte van de aanhechting van de oogzenuwen
heeft toegebracht
door haar meermalen, op meerdere tijdstippen, althans eenmaal, opzettelijk en met kracht
- door elkaar en/of heen en weer en/of op en neer te schudden (zonder ondersteuning van het hoofd) en/of
- met haar hoofd en/of haar lichaam tegen zijn lichaam dan wel een (hard) oppervlak te slaan en/of te stoten,
in elk geval op enigerlei wijze een hevige stomp botsende krachtinwerking uit te oefenen op het hoofd (zoals slagen, stoten of vallen) en/of een dynamische krachtinwerking (repeterende bewegingen met acceleratie / deceleratie en rotatie),
terwijl het voren omschreven feit de dood van voornoemde [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van Districtsrecherche Zuid-West-Limburg, proces-verbaalnummer LB3R023104-87 (Aurora), gesloten op 3 augustus 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1074.
2.Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut; het forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijden, opgemaakt door [naam arts] (arts en forensisch patholoog), op 12 juni 2024, p. 471, 477 t/m 483.
3.In accidentele context wordt dit beschreven in het kader van grote krachtinwerkingen, zoals aanrijden door een auto of vallen van grote hoogte. Bij (schedel)hersenletsel door schudden wordt in verklaringen van bekennende daders gesproken van (zeer) gewelddadig schudden, herhaaldelijk vaker dan een eenmalig incident. Er wordt aangenomen dat een aanmerkelijke kracht (door puber/volwassene), frequentie (circa 2-5 bewegingen per seconde) en duur (vanaf 5 seconden) vereist is in het geval dat schudden (zonder impact) de oorzaak is van ernstig hersenletsel en uitgebreide bloeduitstortingen ter hoogte van de ogen.
4.Het proces-verbaal van bevindingen (5e verhoor Adamovic), p. 929 t/m 934.