ECLI:NL:RBLIM:2024:9351

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
11022295 \ CV EXPL 24-1713
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De geldigheid van een studiekostenbeding in een arbeidsovereenkomst en de gevolgen voor loon en verlof

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, staat de geldigheid van een studiekostenbeding centraal. De eiser, werkzaam bij Limburgse Koelindustrie LIKO B.V., heeft een loonvordering ingediend na zijn ontslag, waarbij LIKO een bedrag aan studiekosten van zijn laatste salaris heeft ingehouden. De eiser betwist de rechtmatigheid van deze inhouding, stellende dat de studiekostenovereenkomst nietig is op grond van artikel 7:611a BW, dat werkgevers verplicht om scholing kosteloos aan te bieden. De kantonrechter oordeelt dat de studiekostenovereenkomst inderdaad nietig is, omdat deze in strijd is met de wet. LIKO wordt veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon en vakantietoeslag aan de eiser, maar de eiser moet ook een negatief verlofsaldo aan LIKO vergoeden. De procedure omvatte meerdere schriftelijke stukken en een mondelinge behandeling, waarbij beide partijen hun standpunten uitvoerig hebben toegelicht. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van werkgevers met betrekking tot scholing en de gevolgen van niet-naleving van deze verplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11022295 \ CV EXPL 24-1713
Vonnis van 11 december 2024
in de zaak van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ,
gemachtigde: mr. D.G.A. Rossi,
tegen
LIMBURGSE KOELINDUSTRIE LIKO B.V.,
te Heerlen,
gedaagde partij,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: LIKO,
procederend in persoon.

1.De zaak in het kort

In deze zaak gaat het om de vraag of de tussen LIKO en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] overeengekomen studiekostenovereenkomst nietige bedingen bevat, omdat die in strijd zijn met het bepaalde in artikel 7:611a lid 1 en 2 BW. De kantonrechter oordeelt dat dat het geval is. Dat betekent dat LIKO de studiekosten niet mocht verrekenen met het laatste salaris van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] (die ontslag heeft genomen) en ook dat LIKO de opleidingsdagen niet in mindering mocht brengen op het verlofsaldo van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . LIKO wordt veroordeeld het loon en de vakantietoeslag aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te betalen. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft wel te veel verlof genoten en moet zijn negatieve verlofsaldo aan LIKO vergoeden. Hij heeft de verlofregistratie van LIKO onvoldoende gemotiveerd weersproken.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 10 producties
- de conclusie van antwoord met een eis in reconventie met 30 producties
- de brief van 3 juli 2024 waarbij een mondelinge behandeling is gelast
- de conclusie van antwoord in reconventie met 2 producties
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie, tevens vermeerdering/wijziging van eis met 9 producties
- de conclusie van dupliek in reconventie, tevens bezwaar tegen de vermeerdering van eis met 1 productie
- de mondelinge behandeling van 4 oktober 2024, waarvan zittingsaantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
tenslotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
LIKO is een onderneming die gespecialiseerd is in klimaattechniek en koeltechniek voor industrie. In dat kader verkoopt LIKO machines en apparaten voor de koel en vriestechniek en voert zij ook de service en het onderhoud uit over deze apparaten.
3.2.
Op 1 november 2021 is [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bij LIKO in dienst getreden in de functie van
aankomend koeltechnisch monteur. Deze initiële arbeidsovereenkomst is
aangegaan voor de duur van 11 maanden met als einddatum 31 oktober 2022 en de overeengekomen arbeidstijd bedroeg 32 uur per week.
3.3.
Na afloop van deze arbeidsovereenkomst zijn partijen een tweede arbeidsovereenkomst aangegaan, wederom voor bepaalde tijd van 1 november 2022 tot en met 30 september 2023. De functie van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] was blijkens deze arbeidsovereenkomst “aircomonteur/koeltechnisch hulpmonteur”.
3.4.
Voordat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in dienst kwam, heeft hij een e-mail gekregen van de Junior HR-adviseur van LIKO, waarin onder meer staat (onderstrepingen kantonrechter):

Bedankt voor het prettige tweede gesprek voor een mogelijk dienstverband bij onze organisatie. Zoals toegezegd laten we jou onderstaand ons voorstel toekomen, daar wij hopen jou binnenkort als collega te mogen verwelkomen.
Opleidingen:
(..)
Een aantal opleidingenzijn vereist, de zogenaamde basisopleidingen, te weten:
(…)
F-gassen
(…)
(…)
Arbeidsvoorwaarden:
Alle arbeidsvoorwaarden worden uiteraard in een schriftelijke arbeidsovereenkomst vastgesteld.
Doorgaans wordt gestart met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Na het behalen vande basisopleidingenkoudetechniek enf-gassen, kan dit direct omgezet worden in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
(…)
Als je bovenstaande opleidingsplanning kunt volgen, zou je vanaf maart 2022 zelfstandig operationeel ingezet kunnen worden.
(…)”
3.5.
In artikel 7 van beide arbeidsovereenkomsten is, voor zover van belang, opgenomen:
“Indien het in de visie van ‘Liko’ten behoeve van een adequate uitoefening van zijn
functie noodzakelijkis, zal ‘ [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ’ cursussen en/of (avond)opleidingenvolgen. De
hieraan verbonden materiële kosten komen, overeenkomstig de bij ‘Liko’ geldende
uniforme voorwaarden voor rekening ven ‘Liko’ met inachtneming van de geldende
bepalingen zoals vastgelegd in de studieovereenkomst, die onderdeel uitmaakt van deze
arbeidsovereenkomst.
(…)
In dit kader zal ‘ [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ’ onderstaande dag-of avondopleidingen volgen:
1. F-gassen categorie 1:
(...)
Partijen onderkennen het belang dat ‘ [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ’ de opleidingen binnen een redelijke termijn met succesdientte voltooien. In verband daarmee is ‘ [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ’gehoudenom elke opleidingsbijeenkomst bij te wonen en tevens deel te nemen aan elk eerstvolgend (her)examen. Tevens komen partijen hierbij overeen dat deze arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt op de laatste kalenderdag van de maand waarin het opleidingsinstituut of ‘ [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ’ een van de opleidingen staakt, waarbij redenen van staking van de opleiding onder meer gelegen kunnen zijn in verwijdering van die opleiding, het behalen van onvoldoende studieresultaten of andere omstandigheden die voortzetting van de opleiding redelijkerwijs onmogelijk maken. Tevens zal deze arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigen op de laatste kalenderdag van de maand, wanneer ‘ [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ’ voor de tweede keer op rij hetzelfde examen niet heeft afgelegd of behaald.”
3.6.
Tussen LIKO en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is op 5 mei 2022 een studieovereenkomst getekend. Partijen zijn in die overeenkomst overeengekomen dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ten behoeve van de invulling van zijn functie de cursus ‘F-gassen categorie 1’ via opleidingscentrum Go te Ede zou volgen. Deze cursus duurde van 11 mei 2022 tot en met 14 juli 2022 en bestond uit 10 dagen. In artikel 2 van deze studieovereenkomst is bepaald dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] verplicht is om alle cursuslessen bij te wonen. In artikel 5 staat dat LIKO “als zijnde voorschot” zorgdraagt voor de betaling van alle kosten van de cursus- examen en – boekengelden, de reiskosten en de scholingsdagen. Deze kosten bedragen € 2.208,92 inclusief btw en exclusief examenkosten. In artikel 8 is bepaald dat alle onder artikel 5 genoemde kosten en scholingsdagen direct opeisbaar zijn indien sprake is van een beëindiging van het dienstverband zowel tijdens als na afloop van de opleiding, dan wel tussentijdse beëindiging van de studie.
3.7.
In artikel 9 van de studieovereenkomst is het volgende opgenomen:

bij een eventuele beëindiging van het dienstverband tussen partijen - om welke reden
dan ook, behoudens de hieronder vermelde economische redenen - zullen de door
‘werknemer’ dientengevolge terug te betalen kosten overeenkomstig art. 5. van deze
overeenkomst op dat tijdstip bedragen:
- 100%, zijnde €2.208,92 bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 31-07-2023;
- 75%, zijnde € 1.656,69 bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 31-07-2024;
- 50%, zijnde €1.104,46 bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 31-07-2025;
- 25%, zijnde € 552,23 bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 31-07-2026;
Deze terugbetalingsregeling is niet van toepassing voor ‘werknemer’ indien de
arbeidsovereenkomst tussen partijen zijdens ‘Liko’ wordt ontbonden om economische redenen
3.8.
In artikel 11 van de studieovereenkomst staat:
“Indien ‘werknemer’ tussentijds besluit de door hem te volgen opleiding te beëindigen en/of niet meer wenst bij te wonen dan wel onvoldoende inspanning levert om de opleiding af te ronden, zullen de door ‘Liko’ reeds gemaakte en betaalde opleidingskosten en scholingsdagen geheel voor rekening van ‘werknemer’ komen. ‘Werknemer’ machtigt ‘Liko’ in dit geval om de door ‘werknemer’ terug te betalen opleidingskosten en scholingsdagen te verrekenen met het aan ‘werknemer’ uit te betalen salaris in de daaropvolgende maand(en)”
3.9.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft de cursus F-gassen wel gevolgd, maar is niet geslaagd voor het examen.
3.10.
Bij brief d.d. 24 januari 2023 heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de arbeidsovereenkomst opgezegd met inachtneming van de geldende opzegtermijn van één maand - per 28 februari 2023. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is in de maand februari 2023 nog werkzaam geweest voor LIKO.
3.11.
LIKO heeft een eindafrekening opgesteld en die per brief van 31 maart 2023 aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gestuurd. Uit (de brief bij) deze afrekening volgt dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] over de maand februari 2023 een netto bedrag aan loon toekwam van € 1.890,47, welk bedrag door LIKO is verrekend met de “openstaande studiekosten” van € 2.868,37. Uit de afrekening van de vakantietoeslag en verlofuren blijkt dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] nog een vakantietoeslag van € 1.162,76 tegoed had, maar dat LIKO een negatief verlofsaldo van € 1.906,85 bruto daarop in mindering heeft gebracht. Uit deze afrekening volgt een netto nog door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aan LIKO te betalen bedrag van € 444,28. Samen met het nog niet verrekende bedrag aan studiekosten, stelt LIKO dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aan haar nog een bedrag van € 1.422,18 moet betalen.
3.12.
De gemachtigde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft LIKO bij brief d.d. 3 mei 2023 gesommeerd om tot betaling van het loon van de maand februari 2023, alsmede het niet betaalde
vakantiegeld over te gaan. De gemachtigde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft in deze brief ook kenbaar
gemaakt dat LIKO niet bevoegd is om de betaalde studiekosten te verrekenen. Aan deze
sommatie en ook later nog verstuurde sommaties gaf LIKO geen gevolg.

4.Het geschil

de vordering in conventie
4.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert veroordeling van LIKO tot – samengevat – betaling van zijn salaris over februari 2023 en de vakantietoeslag over juli 2022 tot en met februari 2023, te vermeerderen met de wettelijke rente en wettelijke verhoging, dat LIKO aan hem een deugdelijke salarisspecificatie en eindafrekening zal verstrekken en zijn niet-genoten vakantie-uren zal uitbetalen, met veroordeling van LIKO in de buitengerechtelijke kosten. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert ook dat LIKO in de proceskosten wordt veroordeeld. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] wil de mogelijkheid krijgen om het vonnis meteen uit te voeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
4.2.
LIKO voert verweer. LIKO vindt dat de vordering van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] moet worden afgewezen en wil dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de proceskosten wordt veroordeeld. LIKO wil de mogelijkheid krijgen om deze proceskostenveroordeling meteen uit te voeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
de vordering in reconventie
4.3.
LIKO vordert (de kantonrechter begrijpt: een verklaring voor recht) dat de artikelen 7:611a lid 1, 2 en 4 niet van toepassing zijn op de studieovereenkomst inzake F-gassen cat. I en veroordeling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tot betaling van de studiekosten van € 2.686,37, te vermeerderen met de wettelijke rente. LIKO vordert ook dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de proceskosten wordt veroordeeld. LIKO wil de mogelijkheid krijgen om het vonnis meteen uit te voeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
4.4.
Bij conclusie van repliek in reconventie heeft LIKO haar vordering vermeerderd en ook nog gevorderd dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zal worden veroordeeld tot betaling van het negatieve verlofsaldo van 132,88 uur, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2023.
4.5.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] voert verweer. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] vindt dat de vordering van LIKO moet worden afgewezen. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] maakt ook bezwaar tegen de vermeerdering van eis bij repliek in reconventie. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] wil dat LIKO in de proceskosten wordt veroordeeld.

5.De beoordeling

Opmerkingen vooraf
5.1.
Nadat na ontvangst van de conclusie van antwoord in conventie, tevens van eis in reconventie, een mondelinge behandeling was bepaald en de zaak verwezen was naar de rol voor een conclusie van antwoord in reconventie, is na ontvangst van deze laatste conclusie door een administratieve fout een tweede conclusiewisseling toegestaan. Daarop zijn door LIKO een conclusie van repliek in conventie en een conclusie van dupliek in reconventie genomen en door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een conclusie van dupliek in reconventie. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft dus één conclusie gemist: namelijk de repliek in conventie. Op de mondelinge behandeling is dit aan de orde gesteld en heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] voldoende gelegenheid gehad zich uit te laten over de bij conclusie van antwoord in conventie gevoerde verweren. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is dan ook niet in zijn belangen geschaad door het missen van een schriftelijke ronde.
5.2.
In hun conclusies zijn partijen over en weer zeer uitgebreid ingegaan op onderwerpen en geschilpunten die niet relevant zijn voor de beoordeling van hun vorderingen. Ook dit is bij de mondelinge behandeling aan de orde gesteld. Al hetgeen partijen hebben aangevoerd dat voor de beoordeling van hun vorderingen niet relevant is, zal in het onderstaande onbesproken blijven.
In conventie en in reconventie
De kernvraag: de geldigheid van het studiekostenbeding
5.3.
De vraag die partijen met name verdeeld houdt is of LIKO gerechtigd was om bij de eindafrekening de studiekosten voor de opleiding F-gassen in mindering te brengen op hetgeen [eiser in conventie, verweerder in reconventie] nog van LIKO te goed had. LIKO heeft aangevoerd dat zij dat recht ontleende aan de studieovereenkomst [1] , [eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt zich op het standpunt dat die nietig is, gelet op het bepaalde in artikel 7:611a lid 4 Burgerlijk Wetboek (BW).
De kantonrechter overweegt over hierover het volgende.
5.4.
Artikel 7:611a lid 1, 2 en 4 BW luidt sinds 1 augustus 2022 als volgt (vet gedrukt kantonrechter):
1. De werkgever stelt de werknemer in staat scholing te volgen
die noodzakelijk isvoor de uitoefening van zijn functie en, voor zover dat redelijkerwijs van hem kan worden verlangd, voor het voortzetten van de arbeidsovereenkomst indien de functie van de werknemer komt te vervallen of hij niet langer in staat is deze te vervullen.
2. Wanneer de werkgever op grond van 1) toepasselijk Unierecht, 2) het
toepasselijk nationale recht, 3) een collectieve arbeidsovereenkomst, 4) of een regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan verplicht is zijn werknemers scholing te verstrekken om het werk waarvoor zij zijn aangenomen uit te voeren, wordt de in lid 1 bedoelde scholing
kosteloos aangebodenaan de werknemers,
beschouwd als arbeidstijden, indien mogelijk, vindt deze plaats tijdens de tijdstippen waarop arbeid verricht moet worden.
(…)
4. Een beding waarbij de kosten van scholing als bedoeld in lid 2 worden verhaald op of verrekend met geldelijke inkomsten uit hoofde van de dienstbetrekking van de werknemer,
is nietig.
5.5.
Deze wet heeft directe werking, zodat bedingen die in strijd met deze bepaling zijn vanaf 1 augustus 2022 nietig zijn.
5.6.
Uit dit artikel en de wetsgeschiedenis daarvan [2] volgt dat een werkgever verplicht is om opleidingen die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de functie van een werknemer kosteloos aan te bieden en dat die tijdens werktijd gevolgd mogen worden.
5.7.
Partijen twisten over de vraag of de “opleiding F-gassen cat. I” voor [eiser in conventie, verweerder in reconventie] noodzakelijk was voor de uitoefening van zijn functie. LIKO heeft dit betwist en voert aan dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ook zonder deze opleiding zijn functie kon uitvoeren, alleen niet zelfstandig, maar slechts onder leiding van een gecertificeerd persoon. Ook heeft zij betwist dat het volgen van de opleiding door LIKO verplicht is gesteld. Volgens LIKO was het de wens van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] om de opleiding te volgen en dat hij het initiatief daartoe heeft genomen. Dit is overigens weer door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] betwist. Ook heeft LIKO nog gewezen op het document “Functiesegmentering operationele medewerker [3] ”, waaruit volgens haar blijkt dat de opleiding F-gassen cat. 1 niet noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft over dit document aangevoerd dat dit in tegenspraak is met de inhoud van de arbeidsovereenkomst.
5.8.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Artikel 7 van de arbeidsovereenkomst en de e-mail van 21 oktober 2021 zijn zo stellig en niet voor meerdere uitleg vatbaar geformuleerd dat daaruit niets anders kan worden afgeleid dan dat de opleiding F-gassen cat. 1 volgens LIKO voor de functie van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] noodzakelijk was en dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] daarom verplicht was die opleiding te volgen. De kantonrechter verwijst daartoe naar de onder 3.4 en 3.5 geciteerde passages en met name de onderstreepte onderdelen daarvan. De arbeidsovereenkomst is bovendien door beide partijen ondertekend en heeft in hun rechtsverhouding dan ook de dwingende bewijskracht van een onderhandse akte als bedoeld in artikel 157 lid 2 Rv. Al hetgeen LIKO in afwijking daarvan heeft aangevoerd, is door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] weersproken en levert derhalve onvoldoende sterk tegenbewijs op.
5.9.
Hieruit volgt reeds dat de bedingen in de studieovereenkomst die [eiser in conventie, verweerder in reconventie] verplichten tot terugbetaling van deze kosten, nietig zijn, en dat LIKO daaraan dus niet het recht kon ontlenen deze studiekosten te verrekenen met het laatste salaris van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en ook niet om de opleidingsdagen achteraf in mindering te brengen op het verlof van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .
5.10.
In het onderstaande zal worden beoordeeld wat dit betekent voor de vorderingen van partijen.
De vorderingen in conventie
De vorderingen onder I en II: het loon over februari 2023 met de wettelijke verhoging daarover
5.11.
Tussen partijen is niet in geschil dat LIKO over de maand februari 2023 een bedrag van € 2.060,63 bruto aan loon verschuldigd was. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen, net als de wettelijke verhoging van 50% (zijnde € 1.030,32 bruto) hierover. LIKO heeft hierover wel aangevoerd dat zij het met de wettelijke verhoging “niet eens is”, maar de kantonrechter ziet daarin geen aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen.
De vorderingen onder III en IV: de vakantietoeslag over de maanden juli 2022 tot en met februari 2023 met de wettelijke verhoging daarover
5.12.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert een bedrag van € 1.318,80 bruto aan vakantietoeslag. Hij heeft dit bedrag onderbouwd met een berekening van 8 maanden 8% over € 2.060,63. LIKO stelt dat de vakantietoeslag € 1.162,76 bruto bedraagt en verwijst ter onderbouwing daarvan naar de eindafrekening. [4] De kantonrechter is van oordeel dat LIKO daarmee de berekening van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Het door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gevorderde bedrag wordt dan ook toegewezen net als de wettelijke verhoging van 50% (zijnde € 659,40 bruto) hierover. LIKO heeft hierover ook aangevoerd dat zij het met de wettelijke verhoging “niet eens is”, maar de kantonrechter ziet daarin geen aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen.
De vordering onder V: de salarisspecificatie over februari 2023
5.13.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft erkend dat hij die inmiddels heeft ontvangen, zodat hij bij deze vordering geen belang meer heeft en die zal worden afgewezen.
De vordering onder VI: verstrekken correcte eindafrekening van de vakantietoeslag en vakantie-uren op straffe van een dwangsom
5.14.
Deze vordering zal worden toegewezen, met dien verstande dat aan LIKO een termijn van twee weken zal worden gegeven en de gevorderde dwangsom zal worden gemaximeerd op € 5.000,00.
De vordering tot betaling van niet-genoten vakantie-uren ten bedrage van € 2.468,20 bruto met de wettelijke verhoging daarover
5.15.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt dat hij nog 172 uur aan niet genoten vakantie-uren open had staan en dat die moeten worden verloond op basis van een uurloon van € 14,35 per uur. LIKO heeft betwist dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] nog 172 uren verlof had. Zij heeft de verlofkaarten over 2022 en 2023 overgelegd waaruit blijkt dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] het jaar 2022 heeft afgesloten met een negatief verlofsaldo van 38,74 en dat ook in 2023 verlof is afgeschreven. Het negatieve verlofsaldo komt blijkens deze verlofkaarten op 60,88 uur bij einde dienstverband. Daarnaast heeft LIKO nog 72 uur verlof afgeschreven in verband met de gevolgde opleiding F-gassen. LIKO heeft aangevoerd dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] inzage had in zijn verlofkaarten en nooit heeft gevraagd om correctie daarvan.
5.16.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft ook nadat deze verlofkaarten bij conclusie van antwoord in het geding zijn gebracht, slechts zijn standpunt herhaald dat hij in 2022 en 2023 in het geheel geen verlof heeft opgenomen. De kantonrechter beschouwt dat als een onvoldoende gemotiveerde betwisting van de gedetailleerde verlofkaart en de stellingen van LIKO hierover. Zij gaat er dan ook vanuit dat het verlof correct is geregistreerd en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bij einde dienstverband een negatief verlofsaldo had van 60,88 uren.
5.17.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft wel verweer gevoerd tegen het afschrijven van 72 uur verlof in verband met de gevolgde opleiding F-gassen. Zoals hiervoor is overwogen, slaagt dat verweer. LIKO was verplicht om [eiser in conventie, verweerder in reconventie] deze opleiding tijdens werktijd te laten volgen en mag hiervoor geen verlof afschrijven.
5.18.
Dat neem echter niet weg dat er alsnog een negatief saldo resteert en dat dit onderdeel van de vordering van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] wordt afgewezen.
Tussenconclusie
5.19.
Uit het voorgaande volgt dat LIKO nog aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] moet betalen:
€ 2.060,63 bruto wegens loon over februari 2023
€ 1.030,32 bruto aan wettelijke verhoging
€ 1.318,80 bruto aan vakantietoeslag
€ 659,40bruto aan wettelijke verhoging
€ 5.069,15 totaal
5.20.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft ook de wettelijke rente gevorderd over deze bedragen, waarvan de ingangsdatum niet steeds onderbouwd is. De wettelijke rente is pas verschuldigd na het intreden van het verzuim. Wat betreft het loon als de vakantietoeslag is dat verzuim ingetreden op 28 februari 2023, zodat de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 maart 2024 toewijsbaar is. De maximale wettelijke verhoging is echter pas op een later moment verschuldigd geworden, te weten 33 werkdagen nadat het loon/vakantietoeslag verschuldigd was. De wettelijke rente daarover zal met ingang van dat moment worden toegewezen.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten
5.21.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft genoegzaam gesteld dat hij deze kosten heeft gemaakt. Deze zullen wel met toepassing van de gebruikelijke staffel worden berekend over het toe te wijzen bedrag en worden begroot op een bedrag van € 631,91. De wettelijke rente vanaf datum dagvaarding zal worden toegewezen.
De proceskosten
5.22.
LIKO is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal LIKO niet worden veroordeeld tot betaling van de explootkosten en betekeningskosten
.De proceskosten van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] worden begroot op:
- griffierecht
87,00
- salaris gemachtigde
1.218,00
(3 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
Totaal
1.440,00
5.23.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
de vordering in reconventie
De onder I, II, III en IV gevorderde verklaringen voor recht
5.24.
Omdat de kantonrechter onder 5.3 t/m 5.9 heeft geoordeeld dat artikel 7:611a lid 1, 2 en 4 BW wel van toepassing is én toepassing daarvan het gevolg heeft dat de studiekostenbedingen in de studieovereenkomst nietig zijn, worden deze vorderingen afgewezen.
De vordering onder V: de vordering dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de studiekosten van € 2.868,37 terugbetaalt
5.25.
Ook deze vordering wordt afgewezen, omdat het beding op basis waarvan deze kosten worden gevorderd, een nietig beding is.
De vordering na vermeerdering van eis: vergoeding van te veel genoten verlofuren
5.26.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft bezwaar gemaakt tegen deze vermeerdering van eis. De kantonrechter wijst dat bezwaar van de hand. Op grond van het bepaalde in artikel 130 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering was het LIKO toegestaan om bij conclusie of akte haar eis te vermeerderen. Pas bij strijd met de goede procesorde kan de rechter die eisvermeerdering buiten beschouwing laten. Daarvan is in de regel pas sprake als de eisvermeerdering een onredelijke bemoeilijking van de verdediging dan wel onredelijke vertraging van het geding tot gevolg heeft. Daarvan is in dit geval geen sprake, nu het verlofsaldo al onderwerp was van debat tussen partijen en de eiswijziging dan ook niet als een verrassing komt. Bovendien heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] voldoende gelegenheid gehad hiertegen verweer te voeren.
5.27.
De kantonrechter heeft hiervoor, onder 5.15 t/m 5.18 al overwogen dat de stelling van LIKO dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bij einde dienstverband een negatief verlofsaldo had van 60,88 uren door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] onvoldoende gemotiveerd is weersproken. Ook is reeds beslist dat de 72 uur verlof die LIKO daarop nog in mindering wilde brengen, niet zijn toegestaan. Dat neemt niet weg dat het verlofsaldo 60,88 negatief is. Partijen gaan beide uit van hetzelfde uurloon van € 14,35, zodat de kantonrechter het volgende bedrag zal toewijzen: 60,88 x € 14,35 =
€ 873,62 bruto. De ingangsdatum van de door LIKO gevorderde wettelijke rente hierover is niet onderbouwd. Niet gesteld of gebleken is anderszins dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] op 28 februari 2023 met de betaling van dit bedrag in verzuim was, zodat de wettelijke rente zal worden toegewezen met ingang van deze vonnisdatum.
De proceskosten
5.28.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt LIKO tot betaling aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van de volgende bedragen:
€ 2.060,63, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2023
€ 1.030,32, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 33 werkdagen na 1 maart 2023
€ 1.318,80, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2023
€ 659,40, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 33 werkdagen na 1 maart 2023
€ 631,91, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 18 maart 2024,
6.2.
veroordeelt LIKO om binnen twee weken na heden een correcte eindafrekening (waarop de correcte vakantietoeslag en de te verrekenen verlofuren zijn weergegeven) aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te doen toekomen, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat LIKO in gebreke blijft met nakoming hiervan, met een maximum van € 5.000,00,
6.3.
veroordeelt LIKO in de proceskosten van € 1.440,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
6.4.
veroordeelt LIKO tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.6.
veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tot betaling aan LIKO van een bedrag van € 873,62 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf heden,
6.7.
wijst de vorderingen voor het overige af,
6.8.
compenseert de kosten van de procedure in reconventie tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in conventie en in reconventie
6.9.
verklaart de veroordelingen onder 6.1, 6.2, 6.3, 6.4 en 6.6 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door Mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2024.

Voetnoten

1.Zie hiervoor 3.6, 3.7 en 3.8
2.Zie hiervoor de beantwoording van de minister van vragen van de eerste kamer, Kamerstukken I, 2021-2022, 35962 C, pp 4 en 5: “De richtlijn regelt dat scholing die de werkgever op grond van de wet verplicht moet verstrekken kosteloos moet worden aangeboden. Dat geldt dus ook voor scholing die valt onder artikel 7:611a (eerste lid) BW. Opleidingen die op grond van artikel 7:611a BW ook nu al door de werkgever moeten worden verstrekt, moeten inderdaad kosteloos verstrekt worden. Het betreft namelijk een bij wet door de werkgever verplicht te verstrekken opleiding.”
3.Productie 25 bij conclusie van antwoord, tevens van eis in reconventie
4.Zie hiervoor onder 3.11