ECLI:NL:RBLIM:2024:9269

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
11364533 CV EXPL 24- 5297
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur ontruimingsvordering wegens vermeende geluidsoverlast in kort geding

In deze zaak heeft Woningstichting Servatius een ontruimingsvordering ingediend tegen [gedaagde] vanwege vermeende geluidsoverlast in de huurwoning. De kantonrechter heeft op 12 december 2024 uitspraak gedaan in kort geding. Servatius stelt dat [gedaagde] overlast veroorzaakt door het blaffen van zijn honden en het gebruik van elektrische apparaten in de late avonduren. Ondanks meerdere klachten van buren, heeft de kantonrechter geoordeeld dat Servatius niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de overlast daadwerkelijk door [gedaagde] is veroorzaakt. De kantonrechter benadrukt dat in kort geding geen diepgaand feitenonderzoek mogelijk is en dat de vorderingen van Servatius onvoldoende onderbouwd zijn. De kantonrechter heeft ook opgemerkt dat geluidsoverlast subjectief is en dat er meer onderzoek nodig is om de feiten vast te stellen. De vorderingen van Servatius zijn afgewezen, en zij zijn veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11364533 \ CV EXPL 24-5297
Vonnis in kort geding van 12 december 2024
in de zaak van
WONINGSTICHTING SERVATIUS,
te Maastricht,
eisende partij,
gemachtigde: mr. G. Vansant,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
in persoon procederend.
Partijen worden hierna Servatius en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 30 oktober 2024 met producties 1 tot en met 12;
- de 4 producties van [gedaagde] die op 18 november 2024 ter griffie zijn ontvangen en per e-mail aan mr. Vansant verzonden zijn;
- de mondelinge behandeling van 21 november 2024, waarvan de griffier zittingsaantekeningen heeft gemaakt;
- de ter zitting overgelegde eiswijziging van Servatius.
1.2.
Tijdens de zitting is met partijen afgesproken dat de zaak twee weken zou worden aangehouden om het treffen van een regeling te beproeven. Na de mededeling van Servatius dat dit niet is gelukt en er vonnis wordt gevraagd, is bepaald dat de uitspraak vandaag is.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[gedaagde] huurt van Servatius de woonruimte aan de [adres] in [plaats] . Het gehuurde maakt deel uit van een appartementencomplex.
2.2.
Volgens Servatius is er aan de zijde van [gedaagde] sprake van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst omdat [gedaagde] overlast veroorzaakt en zich niet als een goed huurder gedraagt. Servatius stelt hiertoe dat zij van twee buren van [gedaagde] , ook huurders van Servatius, meerdere meldingen heeft ontvangen over geluidsoverlast. Die overlast ziet met name op het luide geblaf van de hond(en) van [gedaagde] en het in de (late) avonduren aanzetten van de wasmachine c.q. wasdroger. De verschillende pogingen van Servatius om tot een gesprek te komen met [gedaagde] hebben niets opgeleverd. Op 18 september 2024 heeft een gesprek plaatsgevonden op het kantoor van Servatius tussen [gedaagde] en [naam 1] , adviseur sociaal beheer bij Servatius. Tijdens dit gesprek heeft [gedaagde] [naam 1] beledigd en gedreigd hem te slaan, aldus Servatius.
2.3.
Op grond van het voorgaande vordert Servatius primair de ontruiming van de woning. Subsidiair vordert Servatius om [gedaagde] te veroordelen om de honden uit de woning te verwijderen en verwijderd te houden en hem te verbieden om elektrische apparaten, waaronder de wasmachine en/of de wasdroger, na 22.00 uur aan te zetten of aan te hebben staan, beide vorderingen onder last van een dwangsom. Voor het geval dat [gedaagde] zich niet aan het voorgaande houdt en de maximale dwangsommen volledig verbeurt, vordert Servatius alsnog de ontruiming van het gehuurde. Zowel primair als subsidiair vordert Servatius tot slot een veroordeling in de proces- en nakosten.
2.4.
[gedaagde] is het niet eens met Servatius en vindt dat de vorderingen van Servatius moeten worden afgewezen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de geluidsoverlast niet van hem afkomstig is. Het zijn niet zijn honden die luid en vaak blaffen en hij zet nooit zijn wasmachine en wasdroger na 22.00 uur aan. Hij ervaart juist overlast van zijn buren, de [familie] . Hij heeft de medewerker van Servatius tijdens het gesprek op 18 september 2024 wel beledigd maar niet bedreigd, aldus [gedaagde] .
2.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Omdat dit een kort geding procedure is moet Servatius een voldoende spoedeisend belang hebben bij de gevorderde voorzieningen. De kantonrechter is van oordeel dat het (onweersproken) spoedeisend belang volgt uit de aard van de vorderingen.
3.2.
De kantonrechter stelt voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een maatregel is, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet, volgens vaste rechtspraak, grote terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een diepgaand onderzoek naar bestreden feiten en gezien de vergaande en veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak aan de orde is.
3.3.
Bovendien kan een ontruiming op grond van overlast in kort geding slechts worden toegewezen als de overlast van zodanige aard en ernst is dat ontruiming op korte termijn noodzakelijk is, de uitkomst van een bodemprocedure niet kan worden afgewacht en aannemelijk is dat (de ontbinding van de huurovereenkomst en daarmee samenhangende) ontruimingsvordering van Servatius in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen.
3.4.
Het staat vast dat een huurder op grond van artikel 7:213 BW verplicht is om zich ten aanzien van het gebruik van het gehuurde als een goed huurder te gedragen. Dit houdt onder meer in dat de huurder, zoals ook in artikel 13.7 en 13.9 van de algemene huurvoorwaarden staat, ervoor moet zorgen dat er voor omwonenden geen overlast ontstaat ten gevolge van zijn gedragingen of die van huisgenoten of bezoekers.
3.5.
Ook staat vast dat Servatius als woningcorporatie heeft toe te zien op een veilige en leefbare woonomgeving voor ál haar huurders. Zij moet bijdragen aan het voorkomen van overlast. Zij kan dit onder meer doen door de kantonrechter te vragen de huurovereenkomst met een overlastveroorzakende huurder te ontbinden, dan wel in een kort geding vooruitlopend daarop de kantonrechter de ontruiming van het gehuurde te vorderen, zoals hier het geval is.
3.6.
De kantonrechter stelt voorop dat geluidsoverlast voor een deel een subjectieve beleving is. Wat de één als overlast beschouwt, bezorgt een ander geen last. Het ligt op de weg van Servatius om voldoende te stellen en zo nodig te bewijzen dat [gedaagde] en/of zijn huisgenote en/of hun huisdieren zoveel lawaai produceren, dat gelet op de aard, duur en frequentie daarvan ook in objectieve zin sprake is van geluidsoverlast en dat die dermate ernstig is dat deze de ontruiming van de woning tot gevolg moet hebben. De kantonrechter is van oordeel dat Servatius niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hier sprake is van dergelijke overlast. Daartoe overweegt zij het volgende.
3.7.
De door Servatius overgelegde klachten uit 2017 en 2018 zal de kantonrechter voor de beoordeling van deze zaak buiten beschouwing laten omdat deze zien op het snoeien van de haag en het onderhoud van de tuin die bij het gehuurde hoort en bovendien door [gedaagde] zijn opgelost. De klachten uit 2021 zullen eveneens buiten beschouwing worden gelaten nu deze naar het oordeel van de kantonrechter niet meer kunnen dienen ter onderbouwing van overlast waarvan wordt gesteld dat die met name in de periode van 28 augustus tot en met 14 oktober 2024 is ervaren door de (huidige) omwonenden.
3.8.
In de aanloop naar dit kort geding zijn er twee omwonenden, ook huurders van Servatius, geweest die hebben geklaagd over geluidsoverlast die [gedaagde] zou hebben veroorzaakt. Daarvan heeft omwonende [naam 2] één relatief algemeen geformuleerde melding gemaakt per e-mail van 15 augustus 2024 over geschreeuw en overlast van blaffende honden in de woning van [gedaagde] . Omwonende [familie] heeft in de periode van 28 augustus 2024 tot en met 14 oktober 2024 met enige regelmaat via Whatsapp geklaagd over geblaf en de wasmachine of wasdroger van, zo stelt hij, [gedaagde] . De kantonrechter stelt vast dat er slechts drie meldingen zijn van na 22.00 uur ’s avonds. Servatius heeft geen andere overlastmeldingen overgelegd.
3.9.
[gedaagde] heeft betwist dat hij overlast veroorzaakt. De kantonrechter stelt vast dat op de geluidsfragmenten die Servatius heeft overgelegd inderdaad een blaffende hond en een (luid) centrifugerende wasmachine te horen zijn maar dat uit deze fragmenten niet af te leiden is uit welke woning deze geluiden afkomstig zijn. Uit de overlastmeldingen, die slechts afkomstig zijn van twee omwonenden, kan evenmin geconcludeerd worden dat structureel en ernstige overlast wordt veroorzaakt door [gedaagde] . Hierdoor is meer onderzoek naar de feitelijke gang van zaken omtrent de overlast op zijn plaats. In dit kort geding is daar echter geen ruimte voor, zodat de kantonrechter alleen een beslissing kan nemen aan de hand van (on)betwiste stukken, (on)weersproken stellingen en wat haar aannemelijk voorkomt. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat in dit kort geding onvoldoende aannemelijk is geworden dat [gedaagde] de vermeende overlast heeft veroorzaakt. De kantonrechter merkt daarbij op dat omwonenden van dit soort (gehorige) appartementencomplexen tot op zekere hoogte over en weer geluiden van elkaar te dulden hebben.
3.10.
Met betrekking tot het voorval op 18 september 2024 op het kantoor van Servatius heeft [gedaagde] erkend dat hij [naam 1] heeft beledigd maar heeft hij ontkend dat hij hem heeft bedreigd. De begeleider van [gedaagde] , [naam 3] van Zorggroep Triade, heeft ter zitting bevestigd dat het gesprek onaangenaam verliep maar heeft niet kunnen bevestigen dat sprake was van bedreiging door [gedaagde] zodat onvoldoende aannemelijk is geworden dat deze bedreiging op de door Servatius gestelde manier heeft plaatsgevonden. Hoewel de kantonrechter van oordeel is dat ook het beledigen van een medewerker van Servatius naar en ontoelaatbaar is, kan ook dit niet leiden tot de conclusie dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst die de toewijzing van een ontruiming in kort geding rechtvaardigt. [gedaagde] heeft – met stukken van zorgverleners onderbouwd – aangevoerd dat hij een stoornis heeft in de impulscontrole en een verstandelijke beperking, die zich uiten in snel boos worden en schelden. [gedaagde] heeft daarvoor een behandeling gevolgd en staat nog steeds onder begeleiding. Dat is geen vrijbrief voor het door hem vertoonde gedrag, maar kan dat gedrag wel verklaren en in een ander perspectief zetten.
3.11.
Gelet op het voorgaande acht de kantonrechter het, zonder verder feitenonderzoek, niet aannemelijk dat de ontruiming in een bodemprocedure zal worden toegewezen zodat de primair gevorderde en daarop vooruitlopende ontruiming in deze procedure zal worden afgewezen.
3.12.
Voor wat betreft de subsidiaire vorderingen van Servatius is de kantonrechter van oordeel dat ook daarvoor geldt dat eerst moet komen vast te staan dat de geluidsoverlast afkomstig is van [gedaagde] en/of van zijn honden. Uit de verklaringen van [gedaagde] ter zitting begrijpt de kantonrechter dat [gedaagde] één van de honden wil herplaatsen maar dat hij hierbij op praktische problemen is gestuit omdat de betreffende hond een gezondheidsprobleem heeft. De kantonrechter leidt hieruit af dat [gedaagde] , voor zover mogelijk, zijn medewerking aan het verwijderen van deze hond zal verlenen. De subsidiaire vordering ten aanzien van de elektrische apparaten is naar het oordeel van de kantonrechter te ruim geformuleerd zodat deze alleen al om die reden niet toewijsbaar is. Het kan immers niet van [gedaagde] verwacht worden dat hij na 22.00 uur helemaal geen elektrische apparaten meer aanzet. Ook de subsidiaire vorderingen van Servatius zullen worden afgewezen.
3.13.
Servatius wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van [gedaagde] betalen. Deze proceskosten van [gedaagde] worden begroot op € 50,00 verletkosten.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen van Servatius af,
4.2.
veroordeelt Servatius in de proceskosten van € 50,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Servatius niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2024.
LC