Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
toepassing schuldsaneringsregeling
1.Het verloop van de procedure
2.De beoordeling
3.De beslissing
[verzoeker] ,
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft verzoeker op 17 september 2024 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De mondelinge behandeling vond plaats op 12 november 2024, waarna de rechtbank op 26 november 2024 uitspraak deed. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoekschrift voldoet aan de eisen van de Faillissementswet en dat verzoeker voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij voldoet aan de voorwaarden voor toelating tot de schuldsaneringsregeling. Verzoeker heeft een betaalde baan van 40 uur per week en staat sinds 1 april 2021 onder beschermingsbewind. Hij heeft € 30.066,00 gereserveerd voor zijn schuldeisers in het kader van een buitengerechtelijke schuldregeling. De rechtbank heeft het verzoek om de termijn van de schuldsaneringsregeling te verkorten toegewezen, met de opmerking dat indien het spaarbedrag niet op korte termijn op de boedelrekening wordt gestort, dit kan leiden tot een verlenging van de regeling of zelfs een voortijdige beëindiging zonder schone lei. De rechtbank heeft de resterende termijn van de schuldsaneringsregeling vastgesteld op zes maanden, te rekenen vanaf de datum van de eerste aflossing, die is bepaald op 26 november 2023. De regels van de schuldsanering zijn met verzoeker besproken en een ondertekend exemplaar is aan het vonnis gehecht. De rechtbank benoemt mr. P. Hoekstra tot rechter-commissaris en A.T.M. Brekelmans als bewindvoerder. Tevens is bepaald dat alle gelegde bijzondere beslagen op het loon en/of de uitkering van de schuldenaar met onmiddellijke ingang komen te vervallen.