Uitspraak
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 27 november 2024
- de spreekaantekeningen van [gedaagde] .
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter op 11 december 2024 uitspraak gedaan in een kort geding over de schorsing van een concurrentiebeding. De eiseres, die van 7 augustus 1989 tot 1 oktober 2024 bij de gedaagde, een accountants- en adviesbureau, heeft gewerkt, heeft het concurrentiebeding betwist. Dit beding verbiedt haar om binnen drie jaar na het einde van haar dienstverband werkzaamheden te verrichten voor cliënten van de werkgever. Eiseres heeft haar dienstverband per 1 oktober 2024 opgezegd en is in dienst getreden bij een administratiekantoor. De gedaagde heeft eiseres aangesproken op het concurrentiebeding, wat heeft geleid tot deze procedure.
Eiseres vordert in deze procedure een gedeeltelijke schorsing van het concurrentiebeding, omdat zij van mening is dat het beding niet meer geldig is door functiewijzigingen en dat het beding zwaarder is gaan drukken door de groei van de gedaagde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het concurrentiebeding nog steeds van kracht is, maar heeft ook gekeken naar de belangen van beide partijen. Eiseres heeft een andere baan gevonden en de kantonrechter oordeelt dat de kans dat klanten van de gedaagde door haar toedoen naar een ander kantoor zullen gaan, klein is.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat er onvoldoende belang is vanuit de gedaagde bij handhaving van het beding, en heeft de primaire vordering van eiseres toegewezen. De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn begroot op € 1.071,97. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.