ECLI:NL:RBLIM:2024:9169

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
03/098805-22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek in een strafzaak tegen een bewindvoerder wegens verduistering en vervalsing

Op 9 december 2024 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een tussenvonnis uitgesproken in de strafzaak tegen een verdachte die als bewindvoerder heeft gefunctioneerd. De rechtbank heeft besloten het onderzoek ter terechtzitting te heropenen, omdat zij onvoldoende tijd heeft gehad om de beraadslaging en het formuleren van het vonnis af te ronden. De zaak betreft ernstige beschuldigingen van verduistering en het gebruik van valse geschriften door de verdachte in de hoedanigheid van bewindvoerder tussen 2013 en 2016. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk geldbedragen heeft verduisterd die toebehoorden aan personen onder zijn bewindvoering en dat hij valse documenten heeft gebruikt om deze handelingen te verdoezelen. De rechtbank heeft de zitting geschorst tot 18 december 2024, waar het onderzoek zal worden hervat en het vonnis zal worden uitgesproken. De verdachte is bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.P.H. Hameleers, en er zijn meerdere benadeelde partijen betrokken in deze zaak, waaronder slachtoffers die zich hebben gevoegd in het strafproces. De rechtbank heeft ook de vorderingen tot schadevergoeding behandeld en de nodige stappen ondernomen om de betrokken partijen op de hoogte te stellen van de voortgang van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/098805-22
Tegenspraak
Tussenvonnis van de meervoudige kamer van 9 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1986,
wonende te [adres] (Bondsrepubliek Duitsland).
De verdachte wordt bijgestaan door mr. L.P.H. Hameleers, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 november 2024. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Meerdere personen hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens een deel van de benadeelde partijen is op de zitting gehoord mevrouw Gorissen van Slachtofferhulp Nederland. De rechtbank heeft de vorderingen tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:in de hoedanigheid als bewindvoerder in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2016 opzettelijk een of meer geldbedragen van verschillende rechthebbenden heeft verduisterd;
Feit 2:zich in de periode van 1 januari 2014 tot en met 2 mei 2016 schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk gebruik maken van valse of vervalste geschriften als ware het echt en onvervalst.

3.De heropening van het onderzoek

De rechtbank constateert dat zij sedert de sluiting van het onderzoek ter terechtzitting op
25 november 2024 in de onderhavige zaak, die meer dan normale aandacht vergt, onvoldoende tijd heeft kunnen besteden aan de beraadslaging en het formuleren van het vonnis. Uit een oogpunt van een behoorlijke rechtspleging is het naar het oordeel van de rechtbank van belang dat het onderzoek ter terechtzitting wordt heropend opdat zij in de gelegenheid zal zijn de aangevangen beraadslaging te voltooien en haar beslissingen op de bij de wet voorgeschreven wijze in een schriftelijk vonnis neer te leggen.
Het onderzoek ter terechtzitting zal derhalve worden heropend en vervolgens worden geschorst tot de terechtzitting van woensdag 18 december 2024 te 13:30 uur waarna het onderzoek ter terechtzitting terstond zal worden gesloten en aansluitend het vonnis worden uitgesproken.

4.De beslissing

De rechtbank:
- heropent het onderzoek ter terechtzitting en beveelt dat het onderzoek zal worden hervat op 18 december 2024 om 13:30 uur;
  • beveelt de oproeping van de verdachte tegen de dag en het tijdstip waarop het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat en verstaat dat de raadsman afschrift van deze oproeping zal ontvangen, met dien verstande dat in deze hernieuwde oproep wordt meegedeeld dat de aanwezigheid van de verdachte niet vereist is;
  • beveelt dat de benadeelde partijen en de slachtoffers in kennis worden gesteld van de dag en het tijdstip waarop het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat.
Dit tussenvonnis is gewezen door mr. K. Mestrom, voorzitter, mr. D. Osmić en mr. W. Loof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.P. Huntjens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 9 december 2024.
Buiten staat
De voorzitter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2016 te Geleen en/of Susteren, in elk geval in Nederland,
telkens opzettelijk één of meer geldbedragen, (tot een totaal van) EUR 120.748,-, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan personen welke onder bewindvoering waren gesteld van verdachte en/of [naam bewindvoering 1] e.o. en/of [naam bewindvoering 2] , te weten personen van wie de namen zijn opgenomen in bijlagen 1.5 en 1.6 (p. 49 t/m 51 dossier),
in elk geval toebehoorde(n) aan een ander of anderen dan aan haar, en welk(e) geldbedragen verdachte telkens onder zich had in haar hoedanigheid van bewindvoerder, in elk geval telkens anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
T.a.v. feit 2:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 2 mei 2016 te Geleen, Susteren en/of Brunssum, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van en/of opzettelijk heeft afgeleverd en/of opzettelijk voorhanden heeft gehad een of meer valse en/of vervalste geschriften, te weten:
- een rekening en verantwoording aangaande het gevoerde bewind over de goederen van [slachtoffer 1] over de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 (pag. 283) en/of
- een rekening en verantwoording aangaande het gevoerde bewind over de goederen van [slachtoffer 2] over de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 (pag. 386) en/of over de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 (pag. 390) en/of
- een rekening en verantwoording aangaande het gevoerde bewind over de goederen van [slachtoffer 3] over de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 (pag. 431) en/of over de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015, (pag. 434);
zijnde een of meer geschriften dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
bestaande de valsheid/vervalsing hierin dat in strijd met de waarheid,
- in die rekening en verantwoording d.d. 25 januari 2016 aangaande het gevoerde bewind over de goederen van [slachtoffer 1] over de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 een girale overboeking en/of uitgave van €6.00,- op 10 november 2014 naar een bankrekening op naam gesteld van verdachte, [verdachte] , niet is opgenomen en/of een uitgave van €922,42 aan [naam bewindvoering 1] e.o. is opgenomen, en/of
- in die rekening en verantwoording aangaande het gevoerde bewind over de goederen van [slachtoffer 2] over de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 een of meerdere girale overboekingen en/of uitgave(n) naar een bankrekening op naam gesteld van verdachte, [verdachte] , niet is/zijn opgenomen, te weten
- van €140,- op 10 november 2014 en/of
- van €500,- op 14 november 2014 en/of
- van €300,- op 29 december 2014 en/of
- in die rekening en verantwoording aangaande het gevoerde bewind over de goederen van [slachtoffer 2] over de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 een girale overboeking en/of uitgave van €500,- op 18 september 2015 naar een bankrekening op naam gesteld van verdachte, [verdachte] , niet is opgenomen en/of
- in die rekening en verantwoording aangaande het gevoerde bewind over de goederen van [slachtoffer 3] over de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 een of meerdere girale overboekingen en/of uitgave(n) naar een bankrekening op naam gesteld van verdachte, [verdachte] , niet is/zijn opgenomen, te weten
- van €700,- op 4 augustus 2014 en/of
- van €700,- op 5 september 2014 en/of
- van €230,- op 10 november 2014 en/of
- van €130,- op 28 november 2014 en/of
- in die rekening en verantwoording aangaande het gevoerde bewind over de goederen van [slachtoffer 3] over de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 een of meerdere girale overboekingen en/of uitgave(n) naar een bankrekening op naam gesteld van verdachte, [verdachte] , niet is/zijn opgenomen, te weten
- van €1.500,- op 6 februari 2015 en/of
- van €500,- op 18 september 2015 en/of
en/of een uitgave van €1.337,04 aan [naam bewindvoering 1] e.o. is opgenomen,
bestaande dat gebruik maken hierin dat hij, verdachte, die valse rekening en verantwoording(en) heeft verstrekt en/of heeft doen toekomen aan de Rechtbank Limburg ten behoeve van de controle op en/of voortgang van de onderbewindstelling van die onder bewindvoering gestelde personen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ,
terwijl hij, verdachte, telkens wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit/die geschriften bestemd was/waren voor gebruik als ware het/die echt en onvervalst;