ECLI:NL:RBLIM:2024:9167

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
03.216079.24; 03.047486.24 (ttz.gev.); 03.167786.23 (ttz.gev.); 03.342051.24 (ttz.gev.) & 03.139738.22 (tul)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging, bedreiging, rijden met ongeldig verklaard rijbewijs, verboden wapenbezit, belediging en brandstichting

Op 4 december 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte Mohamed, geboren in 1997, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod voor de wijk De Heeg in Maastricht. De zaak omvatte onder andere belaging, bedreiging met brandstichting, rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs, verboden wapenbezit en belediging. De verdachte heeft gedurende een periode van drie maanden het slachtoffer gestalkt en bedreigd door benzine over haar heen te gooien en te dreigen haar in brand te steken. Daarnaast heeft hij een motorvoertuig bestuurd terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard en heeft hij een mes gedragen. De rechtbank achtte alle tenlastegelegde feiten bewezen, met uitzondering van de brandstichting, waarvoor de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in haar overwegingen meegenomen. De benadeelde partij, het slachtoffer, heeft een schadevergoeding van € 2.260,00 toegewezen gekregen, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf gelast, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan soortgelijke strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummers : 03.216079.24; 03.047486.24 (ttz.gev.); 03.167786.23 (ttz.gev.); 03.342051.24 (ttz.gev.) & 03.139738.22 (tul)
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 december 2024
in de strafzaak tegen
Mohamed [verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1997,
thans gedetineerd in [adres PI] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M.J. Rubberg, advocaat kantoorhoudende te Echt.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 november 2024. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partij is op de zitting gehoord J.I.J. Valken, medewerkster van slachtofferhulp Nederland. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Onder parketnummer 03.216079.24
Feit 1:[slachtoffer] heeft gestalkt (belaagd) door gedurende een periode van 3 maanden contact te zoeken met haar en haar familie;
Feit 2:[slachtoffer] heeft bedreigd door benzine over haar heen te gieten en te zeggen: ”Ik steek je in brand”;
Onder parketnummer 03.167786.23
Feit 1:een motorvoertuig heeft bestuurd terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard;
Feit 2:een wapen van de categorie IV onder 7 (een mes) heeft gedragen terwijl redelijkerwijs kon worden aangenomen dat dit bestemd was om te dreigen;
Onder parketnummer 03.047486.24
Opzettelijk brand heeft gesticht in drie auto’s (
primair), dan wel deze auto’s heeft vernield (
subsidiair);
Onder parketnummer 03.047486.24
[slachtoffer] heeft beledigd door haar in het gezicht te spugen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten, met dien verstande dat onder parketnummer 03.047486.24 geen brandstichting maar alleen vernieling bewezen kan worden verklaard. Hij brengt naar voren dat niet is vast te stellen dat in alle tenlastegelegde auto’s andere goederen aanwezig waren die gemeen gevaar liepen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich voor het dragen van het mes, de brandstichting aan de Ford Puma, de belaging en de belediging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Het staat niet vast dat in de andere twee auto’s goederen lagen, dus brandstichting kan dan niet bewezen worden verklaard. De tenlastelegging laat niet toe dat bij die andere twee auto’s dan alsnog vernieling bewezen wordt verklaard. Voor het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs (parketnummer 03.167786.23, feit 1) heeft de verdediging vrijspraak bepleit, omdat het besluit tot ongeldigverklaring ontbreekt. Voor de bedreiging (parketnummer 03.216079.24, feit 2) heeft de verdediging eveneens vrijspraak bepleit, omdat het bewijs dat zich in het dossier bevindt niet overtuigend is.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht alle (primair) tenlastegelegde feiten bewezen en overweegt daartoe als volgt.
T.a.v. parketnummer 03.216079.24 [1]
Omdat de verdachte de onder feit 1 ten laste gelegde stalking heeft bekend en namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank overeenkomstig artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering met de opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het onder feit 1 tenlastegelegde bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juli 2024; [2]
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 20 november 2024.
Voor de onder feit 2 tenlastegelegde bedreiging overweegt de rechtbank als volgt.
In het proces-verbaal van aanvullend verhoor van [slachtoffer] d.d. 3 juli 2024 staat – zakelijk weergegeven – het volgende vermeld: [3]
In 2022, ongeveer 2 jaar geleden, ontmoette ik [verdachte] . We kregen al vrij snel nadat we elkaar ontmoetten een relatie. Eind 2022 ging het al vrij snel mis. Rond 10 mei 2023 heeft hij benzine over mijngezicht gegooid en wilde mij in vuur en vlam zetten. Ik was bij mijn vriendin die woonachtig is op het [adres 1] . [verdachte] is naar deze woning gegaan en bleef op de deur kloppen. Hij wilde me zien maar ik wilde dat niet. Mijn vriendin maakte de deur open, [verdachte] zei tegen haar: “Waar is mijn vriendin”. Ik liep naar de deur want ik wilde niet dat zij met hem te maken kreeg. Ik zag dat hij een flesje in zijn handen had en de vloeistof van het flesje in mijn gezicht gooide. Ik voelde dat mijn gezicht hierna brandde en ik rook de lucht van benzine. Mijn vriendin, [naam vriendin] , was van dit voorval getuige.
In het proces-verbaal van verhoor getuige [naam vriendin] d.d. 5 juli 2024 staat – zakelijk weergegeven – het volgende vermeld: [4]
U vraagt mij wat ik kan vertellen van het voorval dat heeft plaatsgevonden in mei
2023 tussen [slachtoffer] en [verdachte] . [slachtoffer] was bij mij thuis [ [adres 1] te Roermond]. […] Ik maakte de deur open en zag [verdachte] staan. Hij begon meteen tegen [slachtoffer] te schreeuwen. [verdachte] had een colaflesje vast gevuld met benzine. Ik weet dat [verdachte] dit vaker bij zich heeft en mensen hiermee dreigt om ze te overgieten met benzine. [verdachte] gooide de benzine in haar gezicht en over haar lichaam. De benzine kwam zelfs in haar ogen. Ik hoorde dat [verdachte] riep: "Ik steek je in brand". [verdachte] liep daarna weg.
In het proces-verbaal van verhoor getuige [naam moeder slachtoffer] d.d. 3 juli 2024 staat – zakelijk weergegeven – het volgende vermeld: [5]
Ik ben de moeder van [slachtoffer] . Ik ben getuige geweest van een aantal voorvallen
tussen [verdachte] en [slachtoffer] . [verdachte] heeft, vorig jaar 2023, ook al eens benzine in het gezicht gegooid van mijn dochter. Ik was er toen niet zelf bij, maar [slachtoffer] belde mij meteen na het voorval. Zij stelt mij altijd op de hoogte als er iets voorvalt tussen hun twee.
Bewijsoverweging
Anders dan de verdediging is de rechtbank door deze getuigenverklaringen wel overtuigd. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte het slachtoffer heeft bedreigd.
T.a.v. parketnummer 03.167786.23 [6]
Voor het onder feit 1 tenlastegelegde ‘rijden terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard’ overweegt de rechtbank als volgt.
In het proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 9 februari 2023 staat – zakelijk weergegeven – het volgende vermeld: [7]
Op donderdag 9 februari 2023, omstreeks 20.15 uur, werden wij door het Operationeel Centrum verzocht te gaan naar de Terbaansweg te Roermond, vanwege een ongeval tussen een personenauto en een fietser. Aldaar aangekomen zagen we een blauwe Suzuki Swift. Volgens omstanders zat de bestuurder nog steeds achter het stuur. Dit was de ons ambtshalve bekende [verdachte] . […] Mij, verbalisant [naam verbalisant] , was ambtshalve bekend dat het rijbewijs, categorie -B, van [verdachte] ongeldig is verklaard. Ik keek in het politiesysteem genaamd BVI-IB of deze ongeldigheid nog altijd van toepassing was en zag dat uit de RDW-gegevens bleek dat het rijbewijs, categorie -B, van [verdachte] nog altijd ongeldig was.
Deze uitdraai is als bijlage toegevoegd aan het dossier. Daaruit blijkt dat het rijbewijs ongeldig is vanaf 1 juni 2022 en ingeleverd is op 5 oktober 2022. [8]
In het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 februari 2023 staat – zakelijk weergegeven – het volgende vermeld: [9]
V: naar aanleiding van een ongeval is de politie gisteren bij jou uitgekomen. Twee getuigen verklaren dat jij gereden hebt.
P: Wist je dat je het motorrijtuig waarmee je reed niet mocht besturen?
V: Dat weet ik.
P: Wist je dat je rijbewijs ongeldig is verklaard?
V: Dat weet ik ook.
De verdachte heeft ter terechtzitting van 20 november 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik was op 9 februari 2023 de bestuurder van de auto, de blauwe Suzuki in Roermond.
Bewijsoverweging
Anders dan de verdediging acht de rechtbank deze bewijsmiddelen voldoende om het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
Omdat de verdachte het hem onder feit 2 ten laste gelegde dragen van een mes heeft bekend en namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank overeenkomstig artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering met de opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het onder feit 2 tenlastegelegde bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 februari 2023; [10]
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 20 november 2024.
T.a.v. parketnummer 03.047486.24 [11]
Voor de tenlastegelegde brandstichting overweegt de rechtbank als volgt.
In het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2024 staat – zakelijk weergegeven – het volgende vermeld: [12]
Op vrijdag 19 januari 2024 kregen wij de opdracht om te gaan naar Op de Geer te Sittard, meer specifiek de parkeerplaats van de Penitentiaire Inrichting Geerhorst.
Om 18.39 uur, kwamen wij ter plaatse. Wij zagen drie voertuigen in brand staan. De brand woedde bij alle voertuigen aan de voorzijde, ofwel de bumpers. De brandweer kwam op hetzelfde moment ter plaatse om de branden te bestrijden. De voertuigen die in brand stonden waren voorzien van de Nederlandse kentekens [kenteken nummer 3] [Ford Puma], [kenteken nummer 2] [Toyota Yaris] en [kenteken nummer 1] . [Renault Clio].
De verdachte heeft ter terechtzitting van 20 november 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik heb op 19 januari 2024 die auto’s bij de P.I. in Sittard in brand gestoken.
Bewijsoverweging
Voor een bewezenverklaring van brandstichting is vereist dat gemeen gevaar voor goederen te duchten was. In de tenlastelegging is dit gevaar toegespitst op de goederen die zich in de voertuigen bevonden.
Het is een feit van algemene bekendheid dat er altijd wel enig goed in een auto aanwezig is, anders dan de bestanddelen van de auto zelf. Hiermee was er gemeen gevaar voor goederen te duchten op het moment dat de verdachte de auto’s in brand stak. Daarmee kan de brandstichting voor alle drie de tenlastegelegde auto’s naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen.
T.a.v. parketnummer 03.342051.24 [13]
Voor de tenlastegelegde belediging overweegt de rechtbank als volgt.
In het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer] d.d. 9 juli 2024 staat – zakelijk weergegeven – het volgende vermeld: [14]
Ik doe aangifte en klacht van belediging. Op dinsdag 9 juli 2024 omstreeks 14:40 uur was ik samen met een vriendin, [naam vriendin] , op de step in Roermond.
Ik hoorde achter ons een auto rijden. Ik zag dat deze auto ons inhaalde. Ik zag dat de bijrijder het raampje omlaag deed en ik zag en voelde dat deze bijrijder mij zomaar in het gezicht spuugde. Hij raakt mij vol in de linkerkant van mijn gezicht. Ik hoorde gelijk mijn vriendin roepen: [verdachte] . Ik weet dat dit de tweede naam is van [verdachte] . Op dat moment zag ik ook dat het [verdachte] was die mij bespuugde.
In het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam vriendin] d.d. 9 juli 2024 staat – zakelijk weergegeven – het volgende vermeld: [15]
“"Op dinsdag 9 juli 2024 omstreeks 14.45 uur, was ik samen op de step met [slachtoffer] onderweg naar het huis van mijn moeder. Mijn moeder woont aan de [adres 2] in Roermond.
Op enig moment zagen wij dat er een personenauto voorbij reed. […] Ik zag dat het raampje aan de bijrijderszijde omlaag ging. Ik zag direct dat dit [verdachte] was. […]
Ik zag dat [verdachte] zijn hoofd naar achter bewoog en een korte beweging met zijn hoofd naar voren maakte. Ik zag dat hij op dit moment zijn hoofd nog achter het raam had van de personenauto. Ik zag dat er spuug uit de mond van [verdachte] kwam. Ik zag dat deze spuug op het gezicht van [slachtoffer] terecht kwam. Ik weet zeker dat dit een doelbewuste actie was omdat hij kracht bij zette bij het bespugen van [slachtoffer] .
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
03-216079-24
feit 1:
in de periode van 1 mei 2024 tot en met 14 juli 2024 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door voornoemde [slachtoffer] meermaals te bellen en berichten te sturen en door contact op te nemen met de moeder van voornoemde [slachtoffer] met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen;
feit 2:
op of omstreeks 10 mei 2023 te Roermond, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door benzine over die [slachtoffer] te gooien en dreigend de woorden toe te voegen: "ik steek je brand", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
03-167786-23
feit 1:
op 9 februari 2023 te Roermond terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een categorie (B) van motorrijtuigen ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, Terbaansweg, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie heeft bestuurd;
feit 2:
op 9 februari 2023 te Roermond een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een mes, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen, heeft gedragen;
03-047486-24 feit 1 primair:
op 19 januari 2024 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen opzettelijk brand heeft gesticht door een brandbare stof over voertuigen te weten een:
- Renault Clio ( [kenteken nummer 1] ) en
- Toyota Yaris ( [kenteken nummer 2] ) en
- Ford Puma ( [kenteken nummer 3] )
te gieten en die brandbare stof in aanraking te brengen met open vuur, ten gevolge waarvan deze voertuigen, zijn verbrand terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de zich in voornoemde voertuigen bevindende goederen, te duchten was;
03-342051-24:
op 9 juli 2024 te Roermond, opzettelijk [slachtoffer] , in haar tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door in het gezicht van voornoemde [slachtoffer] te spugen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
03-216079-24
feit 1:
belaging
feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
03-167786-23
feit 1:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994
feit 2:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
03-047486-24 feit 1 primair:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd
03-342051-24:
eenvoudige belediging
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en de maatregelen

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd dat aan de verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Als bijzondere voorwaarden, verbonden aan de proeftijd, heeft de officier van justitie een contactverbod met [slachtoffer] en een locatieverbod voor de wijk De Heeg in Maastricht gevorderd. Daarnaast heeft hij gevorderd dat dit locatie- en contactverbod ook wordt opgelegd als vrijheidsbeperkende maatregel, bedoeld in artikel 38v Wetboek van Strafrecht, voor een periode van vijf jaar en met twee weken hechtenis per overtreding. Daarbij heeft de officier van justitie van beide locatie- en contactverboden de directe uitvoerbaarheid gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat aan de verdachte een taakstraf en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden die de officier van justitie heeft gevorderd èn de voorwaarden die op dit moment al gelden vanuit een eerdere veroordeling. Een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan 170 dagen acht de verdediging onwenselijk, omdat de verdachte bij vonnis 154 dagen in voorarrest heeft doorgebracht en binnenkort vader wordt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft meerdere strafbare feiten gepleegd. Hij heeft, in opdracht van een ander, drie auto’s van personeelsleden van de penitentiaire inrichting in brand gestoken. Alle drie de auto’s zijn hierdoor onherstelbaar beschadigd. Dit lijkt een boodschap om de mensen af te schrikken die zich nu juist inzetten voor een veilige samenleving.
Voorts heeft de verdachte voor een periode van 3 maanden zijn ex-partner belaagd (gestalkt). Het slachtoffer heeft op meerdere momenten duidelijk gemaakt geen contact meer te willen met de verdachte, zoals onder meer duidelijk wordt in de opgenomen telefoongesprekken. De verdachte bleef echter contact zoeken, ook vanuit de penitentiaire inrichting. Ook betrok hij de moeder van het slachtoffer hierin, door haar beelden te sturen dat hij het slachtoffer thuis stond op te wachten. Ook dreigde hij meerdere malen naar het kind van het slachtoffer te gaan. Dit heeft een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer.
Bovendien heeft de verdachte tijdens de voorafgaande relatie het slachtoffer bedreigd door benzine over haar heen te gieten en daarbij te zeggen: ”Ik steek je in brand”. Hierdoor werd de vrees van het slachtoffer voor haarzelf en later ook haar kind reëel. Zelfs op het moment dat de verdachte in voorarrest zat voor deze belaging (stalking) en onder voorwaarde vrijkwam, zocht hij het slachtoffer weer op en spuugde haar in het gezicht. Hij bekent dat hij in haar richting heeft gespuugd, maar zegt tegelijkertijd dat hij haar in haar waarde heeft gelaten. Hij zegt ook dat iedereen moet snappen dat hij nooit zou doen waar hij mee dreigt, maar het slachtoffer heeft juist ook verklaard over eerder fysiek geweld.
De verdachte heeft ook gereden in een motorvoertuig terwijl hij wist dat zijn rijbewijs hiervoor ongeldig was verklaard. Op dat moment had hij een mes bij zich, om zich naar eigen zeggen zo nodig te kunnen verdedigen. Uit dit alles blijkt dat de verdachte zijn eigen regels en waarden hanteert en zich weinig aantrekt van wat andere mensen zeggen of denken.
De straf
Alles overwegend veroordeelt de rechtbank de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Aan de proeftijd worden een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod voor de wijk ‘De Heeg’ te Maastricht als bijzondere voorwaarden gekoppeld.
De door de officier van justitie gevorderde dadelijke uitvoerbaarheid is alleen mogelijk indien er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Aan dit criterium wordt in deze zaak niet voldaan.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.
Gelet op deze straf zal de rechtbank geen afzonderlijke straf meer opleggen voor de bewezenverklaarde overtreding (het dragen van een mes).
De maatregel
Daarnaast veroordeelt de rechtbank de verdachte voor een periode van vijf jaar tot een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod voor de wijk ‘De Heeg’ te Maastricht, in de vorm van een maatregel als bedoeld in artikel 38v Wetboek van Strafrecht.
Omdat er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich jegens het slachtoffer belastend gedraagt – dit heeft hij immers ook tijdens de geschorste voorlopige hechtenis gedaan – zal de rechtbank de directe uitvoerbaarheid de maatregel gelasten.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert schadevergoeding tot een bedrag van
€ 2.260,00 aan immateriële schade, ter zake van de tenlastegelegde belaging (stalking) en bedreiging (03.216079.24) en belediging (03.342051.24).
De benadeelde heeft verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot het naar billijkheid vaststellen van het bedrag voor de immateriële schade op € 2.000,00.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair bepleit dat, gebaseerd op de bepleite vrijspraak voor de bedreiging en het ontbreken van voldoende onderbouwing voor het psychische letsel, de benadeelde niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat het bedrag naar billijkheid moet worden vastgesteld op € 750,00.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat aantasting in de persoon op andere wijze (als bedoeld in artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek) kan worden aangenomen. Dit is het gevolg van de doodsbedreiging, de maandenlange belaging (stalking) en de belediging, die de rechtbank in samenhang beschouwt. Uit de onderbouwing van de vordering blijkt dat het slachtoffer na de bedreiging niet meer alleen naar buiten durfde, een gevoel wat door de belaging van de verdachte alleen maar is versterkt. Het slachtoffer is daardoor constant op haar hoede en bang achtervolgd te worden. Over de hoogte van de vordering overweegt de rechtbank dat naar billijkheid het gehele gevorderde bedrag van € 2.260,00 voor toewijzing in aanmerking komt.
De rechtbank ziet verder aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, evenals de betaling van de wettelijke rente berekend vanaf 14 juli 2024.

8.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg van 19 september 2022 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de vordering.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich wat betreft het oordeel over de tenuitvoerlegging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Omdat gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan (soortgelijke) strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, is de rechtbank van oordeel dat de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke straf op zijn plaats is. Daarom zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie toewijzen en de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf gelasten.

9.Het beslag

De in beslag genomen telefoon met als omschrijving ‘kaart op achterkant telefoon bevestigd, barst in achterzijde’ behoort aan de verdachte toe. Omdat met behulp van deze telefoon de bewezenverklaarde belaging is gepleegd, wordt deze telefoon verbeurdverklaard.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 38v, 38w, 57, 62, 63, 157, 266, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Rechterlijk pardon
- bepaalt dat aan de verdachte voor de onder feit 2 van parketnummer 03.167786.23 bewezenverklaarde overtreding geen straf of maatregel wordt opgelegd
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de overige feiten tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
dat de veroordeelde gedurende de proeftijd geen contact zal opnemen, zoeken of hebben – in welke vorm dan ook, ook niet via derden – met [slachtoffer] , geboren op 30 december 2003;
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in de wijk ‘De Heeg’ te Maastricht. Dit is het gebied dat wordt omsloten door de A2, de Rijksweg, de Oeslingerbaan en de Köbbesweg;
Maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht
  • legt op de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, te weten een contact- en locatieverbod, voor een periode van 5 jaren;
  • het contactverbod houdt in dat veroordeelde gedurende 5 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op 30 december 2003;
  • het gebiedsverbod houdt in dat veroordeelde gedurende 5 jaren zich niet zal ophouden in de wijk 'De Heeg' te Maastricht. Dit is het gebied dat wordt omsloten door de A2, de Rijksweg, de Oeslingerbaan en de Köbbesweg;
  • bepaalt de duur van de vervangende hechtenis die ten hoogste ten uitvoer wordt gelegd voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan op 2 weken, met een maximum van 6 maanden, en met dien verstande dat de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolgde de maatregel niet opheft;
  • beveelt dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van € 2.260,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van € 2.260,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 32 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling
- beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Limburg van 19 september 2022, gewezen onder parketnummer 03-139738-22, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen goed onder parketnummer 03-216079-24, te weten: 1 stuk gsm, beschreven als ‘kaart op achterkant telefoon bevestigd, barst in achterzijde’.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Feuth, voorzitter, mr. M.J.A.G. van Baal en mr. N.P.J. van de Pasch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.V. Haring, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 4 december 2024.
Buiten staat
Mr. N.P.J. van de Pasch is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. 03-216079-24 feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2024 tot en met 14 juli 2024 te Sittard en/of Grave, gemeente Sittard-Geleen en/of Land van Cuijk, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door voornoemde [slachtoffer] meermaals te bellen en/of berichten te sturen en/of door contact op te nemen met de moeder van voornoemde [slachtoffer] met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
T.a.v. 03-216079-24 feit 2:
hij op of omstreeks 10 mei 2023 te Roermond, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of zware mishandeling, en/of brandstichting, door benzine over die [slachtoffer] te gooien en dreigend de woorden toe te voegen: "ik steekje brand", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
T.a.v. 03-167786-23 feit 1:
hij op of omstreeks 9 februari 2023 te Roermond terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten alle categorieën, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, Terbaansweg, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
T.a.v. 03-167786-23 feit 2:
hij op of omstreeks 9 februari 2023 te Roermond een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een mes zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen;
T.a.v. 03-047486-24 feit 1 primair:
hij op of omstreeks 19 januari 2024 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen opzettelijk brand heeft gesticht door een brandbare stof over een of meerdere voertuig(en) te weten een:
- Renault Clio ( [kenteken nummer 1] ) en/of
- Toyota Yaris ( [kenteken nummer 2] ) en/of
- Ford Puma ( [kenteken nummer 3] )
Te gieten en die brandbare stof in aanraking te brengen met open vuur, ten gevolge waarvan dit/deze voertuig(en), geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de/het zich in voornoemd(e) voertuig(en) bevindend(e) goed(eren), te duchten was;
T.a.v. 03-342051-24 feit 1:
hij op of omstreeks 9 juli 2024 te Roermond, althans in Nederland, opzettelijk
[slachtoffer] , in haar tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd,
door in het gezicht van voornoemde [slachtoffer] te spugen;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2330-2024104062, gesloten d.d. 26 september 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 305.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juli 2024, pagina’s 40 tot en met 42.
3.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever d.d. 3 juli 2024, pagina’s 19 tot en met 24.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 5 juli 2024, pagina’s 29 en 30.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 5 juli 2024, pagina’s 64 t/m 66.
6.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, basisteam Roermond, proces-verbaalnummer PL2330-2023021892, gesloten d.d. 2 maart 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 37.
7.Proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 9 februari 2024, pagina’s 10 tot en met 12.
8.Proces-verbaal artikel 9 Wegenverkeerswet 1994 d.d. 10 februari 2023, pagina’s 5 tot en met 9.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 februari 2024, pagina’s 35 tot en met 37.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 februari 2024, pagina’s 26 en 27.
11.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van districtsrecherche Zuid-West-Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2024010115, gesloten d.d. 11 april 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 182.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2024, pagina’s 14 tot en met 16.
13.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2330-2024104062, gesloten d.d. 26 september 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 305.
14.Proces-verbaal aangifte d.d. 9 juli 2024, pagina’s 68 tot en met 70 en de bijbehorende klacht, pagina 72.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 9 juli 2024, pagina’s 74 en 75.