ECLI:NL:RBLIM:2024:9127

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 november 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
ROE 24 / 4443
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake sluiting woning op grond van de Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 22 november 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft de sluiting van de woning van verzoeker, die door de burgemeester van de gemeente Landgraaf was opgelegd voor een periode van drie maanden, op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De sluiting volgde op de ontdekking van een aanzienlijke hoeveelheid hennep en hasjiesj in de woning van verzoeker, die op 4 september 2024 door de politie was aangetroffen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 14 november 2024 is verzoeker verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de burgemeester zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft beoordeeld of de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten en of deze sluiting noodzakelijk en evenredig was. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester bevoegd was tot sluiting, gezien de ernst van de overtreding en de omstandigheden in de woonwijk. Verzoeker voerde aan dat hij niet op de hoogte was van de drugs in zijn woning, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat hij, als hoofdhuurder, verantwoordelijk was voor wat er in zijn woning gebeurde.

De voorzieningenrechter heeft ook de financiële en medische omstandigheden van verzoeker in overweging genomen, maar oordeelde dat deze omstandigheden niet voldoende waren om de sluiting van de woning onterecht te achten. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de conclusie dat de nadelige gevolgen van de sluiting niet onevenredig waren in verhouding tot de doelen die met het besluit werden gediend. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/4443
uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 november 2024 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. R.D. Maessen),
en

de burgemeester van de gemeente Landgraaf, verweerder

(gemachtigde: mr. L.M.E. Embregts).

Procesverloop

Bij besluit van 14 oktober 2024 (het primaire besluit) heeft verweerder de woning van verzoeker te [plaatsnaam] gesloten voor de duur van 3 maanden per 23 oktober 2024 op grond van artikel 13b van de Opiumwet.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter tevens verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 november 2024. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Inleiding.
1. In artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat, indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld, dan wel voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt vast dat aan de in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb geformuleerde formele vereisten is voldaan. Ook de vereiste onverwijlde spoed acht de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk gemaakt.
Was verweerder bevoegd de woning te sluiten ?
2. Ingevolge artikel 13b van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
Op grond van het Damoclesbeleid van de gemeente Landgraaf wordt bij een eerste constatering van een handelshoeveelheid softdrugs in en woning, de woning gesloten voor een periode van 3 maanden.
3. Op 4 september 2024 heeft de politie in de woning van verzoeker in een klein kamertje op de eerste verzieping (slaapkamer van dochter) een aanzienlijke hoeveelheid hennep en hasjiesj in een, met een hangslot afgesloten, kunststof kist/box aangetroffen.
4. Gelet op de in de woning van verzoeker aangetroffen (grote) hoeveelheid hennep en hasjiesj is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder bevoegd was de woning te sluiten, hetgeen door verzoeker ook niet wordt betwist.
Was de sluiting van de woning noodzakelijk ?
5. Ingevolge vaste jurisprudentie [1] dient aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. In verband met de ernst en omvang van de overtreding is mede van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. Uitgangspunt is dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, hetgeen op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Als blijkt dat de aangetroffen drugs niet in of vanuit de woning werden verhandeld, kan echter in mindere mate sprake zijn van een ‘loop’ naar de woning, wat de noodzaak om te sluiten gelet op het beoogde herstellende karakter van de maatregel minder groot kan maken.
6. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt niet dat er sprake is geweest van een “loop” naar de woning. De voorzieningenrechter stelt echter vast dat er in de woning (naast een handelshoeveelheid softdrugs) handelsatributen zijn aangetroffen (weegschaal, gripzakjes) en verweerder heeft -onweersproken- aangevoerd dat er sprake is van een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk in [plaatsnaam] (er zijn de afgelopen jaren in de nabijheid van de woning onder andere meerdere hennepplantages en harddrugs aangetroffen). Ook acht de rechtbank het van belang dat de woning is gelegen op korte afstand van de Duitse grens. Het is een feit van algemene bekendheid dat in de grensstreek mede als gevolg van drugstoerisme veel illegale drugshandel vanuit woningen voorkomt.
7. Op grond van het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester een sluiting van de woning noodzakelijk mocht achten.
Was de sluiting van de woning evenredig (bijzondere omstandigheden) ?
8. Met betrekking tot de verwijtbaarheid overweegt de voorzieningenrechter dat op grond van vaste jurisprudentie de vraag of de rechthebbende een verwijt van de overtreding kan worden gemaakt aan de orde kan komen in het kader van de beoordeling van de evenredigheid van de sluiting. Het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding kan afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden maken dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Zo kan bijvoorbeeld de betrokkene geen verwijt van de overtreding worden gemaakt, als hij niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs in zijn woning. Voorts wordt op grond van de jurisprudentie [2] van de hoofdbewoner (verzoeker) verlangd dat hij toezicht houdt op wat er in de woning gebeurt.
9. Verzoeker voert aan dat hij niet wist en ook niet kon weten dat er in de afgesloten kist in de woning drugs zaten. Verzoeker en zijn partner beschikten niet over een sleutel van deze kist. Hierbij is ook van belang dat de hennep, volgens verzoeker, zich zeer kort in de woning bevond.
10. Blijkens de bestuurlijke rapportage van 5 september 2024 heeft verzoeker de politie meegenomen naar de 1ste verdieping van de woning en aldaar een klein kamertje getoond (slaapkamer van dochter). Op dit kamertje bevond zich een weegschaal alsmede een kunststof kist/box. Verzoeker deelde mee dat dit van zijn dochter was. De politie rook een lichte hennepgeur. Aan de randen/naden van de kunststof kist/box werd de geur van hennep sterker.
11. Dit betekent, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, dat verzoeker toegang had tot de slaapkamer van zijn dochter en dat hij bij het betreden van deze kamer de hennepgeur had kunnen ruiken. Gelet hierop en gelet op het feit dat hij geacht wordt toezicht te houden op de gehele woning, is de voorzieningenrechter van oordeel dat niet kan worden gezegd dat verzoeker geen enkel verwijt van de overtreding zou kunnen worden gemaakt.
12. Over de financiële omstandigheden van verzoeker overweegt de voorzieningenrechter dat de door verzoeker overgelegde stukken betrekking hebben op zijn inkomsten. Hieruit kan, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, niet worden afgeleid dat verzoeker niet in staat zou zijn om tijdelijk elders vervangend verblijf te bekostigen. Hierbij is ook van belang dat verzoeker ter zitting weliswaar heeft verklaard dat híj binnenkort onder bewind zal worden gesteld, maar dat hij deze stelling niet heeft kunnen onderbouwen, anders dan dat hij volgende week daarover een afspraak zal maken.
13. Over de medische omstandigheden van verzoeker (en zijn familie) overweegt de voorzieningenrechter dat verzoeker weliswaar medische stukken heeft overgelegd met betrekking tot hun medische problematiek (o.a. hartfalen bij verzoeker en depressieve klachten bij zijn dochter), maar dat hieruit niet blijkt van gebondenheid aan de woning. Niet is gebleken dat zij niet zouden kunnen worden behandeld vanuit een andere locatie/woning.
14. Met betrekking tot de huisdieren van verzoeker overweegt de voorzieningenrechter dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze dieren niet (tijdelijk) elders opgevangen zouden kunnen worden.
15. De voorzieningenrechter is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de nadelige gevolgen van de sluiting niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Conclusie.
16. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder de woning van verzoeker mocht sluiten voor de duur van 3 maanden op grond van de Opiumwet. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.J. Rutten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.W. Seylhouwer, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 november 2024.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 22 november 2024.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld: ECLI:NL:RVS:2019:2912.
2.Bijvoorbeeld: ECLI:NLrvs:2022:3078.