ECLI:NL:RBLIM:2024:912

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
28 februari 2024
Zaaknummer
03.866111.19 ont.
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering wegens verbeurdverklaring van witwasvoordeel

Op 27 februari 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een verdachte, geboren in Marokko in 1989. De rechtbank behandelde de vordering van de officier van justitie, die strekte tot het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte, geschat op € 21.385,56. De zaak werd inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 29 en 30 januari 2024, waarbij zowel de verdachte als zijn raadsman, mr. A.A.T.X. Vonken, aanwezig waren. De officier van justitie had aanvankelijk een hoger bedrag van € 203.100,00 gevorderd, maar dit bedrag werd tijdens de zitting aangepast.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen, onder verwijzing naar het standpunt van de officier dat in de strafzaak verbeurdverklaring van het bedrag dat de verdachte door witwassen heeft verkregen, is gevorderd. De verdediging steunde de afwijzing van de vordering. De rechtbank oordeelde dat de vordering niet kon worden toegewezen, gezien de omstandigheden van de strafzaak en de reeds gevorderde verbeurdverklaring.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. De griffiers waren mr. M.K. Klompe en mr. M.L.L. Ruijters. Mr. Van de Winkel was niet in de gelegenheid om de uitspraak mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.866111.19 (ontnemingsvordering)
Tegenspraak
Uitspraak van de meervoudige kamer d.d. 27 februari 2024 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1989,
wonende te [adres] ,
hierna te noemen [verdachte] .
[verdachte] wordt bijgestaan door mr. A.A.T.X. Vonken, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 29 en 30 januari 2024. [verdachte] en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is vervolgens op 13 februari 2024 gesloten.
De behandeling van de ontnemingsvordering heeft gelijktijdig plaatsgehad met de behandeling van de strafzaak met parketnummer 03.866111.19. Op 27 februari 2024 heeft de rechtbank eerst vonnis gewezen in de strafzaak. Vervolgens is de onderhavige uitspraak gewezen.

2.De vordering van de officier van justitie

De schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan [verdachte] opleggen van de verplichting tot betaling aan de staat van dat geschatte voordeel. De officier van justitie heeft dit bedrag geschat op € 203.100,00.
Volgens de officier van justitie zou [verdachte] dit voordeel hebben verkregen door middel van of uit de baten van de feiten waarvoor [verdachte] is veroordeeld.
Op de terechtzitting van 29 en 30 januari 2024 heeft de officier van justitie bij voordracht van de zaak de vordering gewijzigd in die zin dat het geschatte bedrag is vastgesteld op een bedrag van € 21.385,56.

3.De beoordeling

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting van 29 en 30 januari 2024 bij requisitoir op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen. Dit gelet op het feit dat in de strafzaak de verbeurdverklaring is gevorderd van het bedrag dat [verdachte] heeft verworven door witwassen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering afwijzen gelet op het ter terechtzitting ingenomen standpunt van de officier van justitie.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst de vordering van de officier van justitie, strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van [verdachte] , af.
Deze uitspraak is gewezen door mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. S.A.M.C. van de Winkel en mr. G.H. Hermanides, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.K. Klompe en mr. M.L.L. Ruijters, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 februari 2024.
Buiten staat
Mr. Van de Winkel is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.