ECLI:NL:RBLIM:2024:9074

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
11273911 AZ VERZ 24-65
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtsgeldig ontslag op staande voet na bedreigingen en chantage door werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 21 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, aangeduid als [verweerster]. De werknemer was ontslagen op staande voet op 9 juli 2024, na herhaaldelijke bedreigingen en chantage richting de werkgever, [naam eigenaar]. De werknemer had via WhatsApp dreigende berichten gestuurd waarin hij onder andere aangaf dat hij bij de werkgever voor de deur zou verschijnen als zijn salaris niet op tijd werd betaald. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat de werknemer zich schuldig had gemaakt aan ernstig verwijtbaar handelen. De rechter stelde vast dat de werknemer niet alleen zelf bedreigingen had geuit, maar ook zijn partner had laten bijdragen aan de intimidatie. De kantonrechter wees de verzoeken van de werknemer om een verklaring voor recht dat het ontslag onterecht was, alsook de verzoeken om schadevergoeding en transitievergoeding af. Wel werd de werkgever veroordeeld om de loonspecificaties over een bepaalde periode te verstrekken en om de niet opgenomen verlofuren en vakantietoeslag te betalen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer / rekestnummer: 11273911 \ AZ VERZ 24-65
Beschikking van 21 november 2024
in de zaak van
[verzoeker],
te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. F.G.H.J. Niemarkt,
tegen
[verweerster],
te [vestigingsplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerster] ,
gemachtigde: mr. M. Rahnama’i.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift
- het verweerschrift, met een tegenverzoek
- de mondelinge behandeling van 7 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren [geboortedatum] 1977, was in dienst bij [verweerster] als Allround schoonmaker met een loon van € 2.000,00 per maand, exclusief vakantietoeslag. De heer [naam eigenaar] is eigenaar van [verweerster] .
2.2.
Op 8 juli 2024 heeft [verzoeker] diverse berichten via WhatsApp ingesproken en aan [naam eigenaar] verzonden. [verzoeker] heeft onder meer het volgende ingesproken:
(…)
[naam eigenaar] , ich brauche das Geld heute. Heute brauche ich das. Heute. Okay? Bis zu 5
Uhr warte ich. Wenn es nicht drauf ist, komme ich bei dir vor der Tür.
(…)
Ich sage dir auch eins, ne. Ist das Geld bis 17 Uhr nicht drauf, wird deine Frau die Fotos sehen, ok? Ich schwöre dir auf alles, was mir heilig ist. Wenn du jetzt spielen willst mit mir, spielen wir, ok? Aber glaub mir eins, [naam eigenaar] . Du wirst das Ding verlieren, ok? Du wirst es verlieren. Ich hab die Schnauze so voll von euch, Alter. Seh zu, dass mein scheiß Geld heute drauf kommt. Ansonsten fliegen die Fotos heute noch bei deiner Frau drauf. Das garantiere ich dir, Kollege. Ich hab die Schnauze voll, du hast mein Gesinn kaputt gemacht und ich mache dein Gesinn kaputt.
(…)
[naam eigenaar] , übertreib es nicht, Alter, ich sag’s dir. Übertreib es nicht. Alter, ich werde alles in den Weg lehnen, dass ich dich zerstöre.
(…)
2.3.
Verder heeft de partner van [verzoeker] ook een aantal berichten ingesproken. Onder ander heeft zij [naam eigenaar] uitgemaakt voor “vieze, gore, smerige hond”.
2.4.
Op 9 juli 2024 is [verzoeker] op staande voet ontslagen. In een WhatsAppbericht van die datum is daarvoor de volgende reden gegeven:
“De reden voor dit ontslag op staande voet is gelegen in de bedreigingen, chantages en dreigende wijze van communiceren richting mij in de periode van 8 juli tot en met heden.”
2.5.
Bij brief van 31 juli 2024 heeft [verzoeker] geprotesteerd tegen dit ontslag en [verweerster] verzocht dit in te trekken en hem weer toe te laten tot het werk. [verweerster] heeft daarop niet gereageerd.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter, na vermindering van eis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
om een verklaring voor recht dat het ontslag niet voldoet aan de wettelijke eisen en onregelmatig heeft plaatsgevonden,
[verweerster] te veroordelen om loonspecificaties te verstrekken over de periode van 4 maart 2024 tot en met 15 juli 2024 alsmede eventueel op basis van deze procedure na te betalen bedragen, op straffe van een dwangsom;
[verweerster] te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding van € 3.500,- bruto;
[verweerster] te veroordelen tot betaling van niet opgenomen verlofuren van
€ 1.000,- bruto;
[verweerster] te veroordelen tot betaling van 8% vakantiegeld over de periode
4 maart 2024 tot en met 31 augustus 2024, zijnde een bedrag van € 960,- bruto;
[verweerster] te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging over de bedragen genoemd onder d en e;
[verweerster] te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding van € 355,-;
[verweerster] te veroordelen tot betaling van de eigen bijdrage van € 165,- netto;
[verweerster] te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de gevorderde bedragen;
[verweerster] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[verzoeker] stelt dat hij aanvankelijk werkzaam was voor een uitzendbureau, FlexxOffice Uitzenden. [verzoeker] stelt dat hij op 4 of 5 maart in dienst is getreden bij [verweerster] . Daarnaast stelt [verzoeker] nog voor FlexxOffice te hebben gewerkt. De door [verweerster] overgelegde kopie van een arbeidsovereenkomst is van [naam bv] [verzoeker] stelt dat hij niet bij deze B.V. in dienst is. Hij is in dienst bij [verweerster] . Hij heeft echter geen schriftelijke arbeidsovereenkomst en heeft ook nooit loonstroken gekregen.
[naam eigenaar] heeft tegen de partner van [verzoeker] gezegd dat hij tijdens een reis ‘gekke dingen met dames’ heeft gedaan. [verzoeker] stelt dat de daadwerkelijke reden waarom hij is ontslagen, is dat [verzoeker] weet dat [naam eigenaar] zijn vrouw tijdens een reis heeft bedrogen. [naam eigenaar] heeft tegen [verzoeker] gezegd dat hij geen geld meer kreeg. [verzoeker] beroept zich er op dat de woorden die hij heeft gebruikt richting [naam eigenaar] passend zijn binnen het milieu waarin partijen zich bevinden. Volgens [verzoeker] is maar de helft van de gesprekken overgelegd. Volgens [verzoeker] is geen sprake van een dringende reden.
[verzoeker] heeft tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat hij inmiddels een nieuwe baan heeft gevonden en dat hij daarom het aanvankelijke verzoek om een billijke vergoeding niet handhaaft.
3.3.
[verweerster] verzoekt de kantonrechter [verzoeker] in zijn vordering niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel deze af te wijzen, althans te bepalen dat het bedrag van de vordering van [verzoeker] dient te worden verrekend met dat van de tegenvordering van [verweerster] . Verder verzoekt [verweerster] de kantonrechter om [verzoeker] te veroordelen tot betaling van € 5.906,62, bestaande uit teveel betaalde voorschotten op het loon, geld dat door [verzoeker] is geleend van [naam eigenaar] en de gefixeerde schadevergoeding. [verweerster] verzoekt de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk te ontbinden en tot slot verzoekt [verweerster] om [verzoeker] te veroordelen in de proces- en nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.4.
[verweerster] heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat [naam bv] eigenlijk de werkgever is van [verzoeker] . De door [verweerster] overgelegde arbeidsovereenkomst staat ook op naam van [naam bv] en deze is aan [verzoeker] verzonden om te ondertekenen, maar [verzoeker] heeft deze nooit geretourneerd. [verweerster] wil de discussie daarover echter niet voeren en erkent daarom dat [verzoeker] in dienst is bij [verweerster] .
Volgens [naam eigenaar] is het ontslag op staande voet rechtsgeldig en zijn de verlofuren en vakantiegeld reeds voldaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ter zitting is besproken - mede omdat de kantonrechter dat aspect naar aanleiding van de discussie van partijen over de vraag wie de werkgever is, heeft opgebracht - dat het ontslag mogelijk aan een (formeel) gebrek lijdt. De opzegging van 9 juli 2024 is immers gedaan door [naam eigenaar] pro se (voor zichzelf). Partijen zijn het echter over eens dat [verzoeker] in dienst is getreden bij [verweerster] . [verzoeker] heeft zijn verzoek gericht tegen [verweerster] desgevraagd uitdrukkelijk gehandhaafd. De kantonrechter zal daarom het mogelijke formele gebrek en de mogelijke gevolgen daarvan niet verder beoordelen.
4.2.
De kantonrechter stelt vast dat [verzoeker] de rechtsgeldigheid van het ontslag op staande voet enkel aanvecht op inhoudelijke gronden. [verzoeker] betwist niet dat onverwijld is opgezegd onder onverwijlde mededeling van de door [naam eigenaar] gestelde dringende reden. De te beantwoorden vraag is of sprake is van een dringende reden.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de door [verweerster] op 9 juli 2024 medegedeelde redenen te beschouwen zijn als een dringende redenen in de zin van artikel 7:677 BW. Door meerdere malen te dreigen om het gezin van [naam eigenaar] ‘kapot’ te maken, door te dreigen langs te komen op het thuisadres van [naam eigenaar] , door [naam eigenaar] op 8 juli 2024 voortdurend berichten te sturen waarin deze boodschap kracht werd bijgezet en daadwerkelijk langs te gaan bij [naam eigenaar] thuis, is voldaan aan deze kwalificatie. Ook heeft [verzoeker] [naam eigenaar] proberen te chanteren door te dreigen bepaalde foto’s aan de vrouw van [naam eigenaar] te zullen sturen als hij niet met geld over de brug kwam. De partner van [verzoeker] heeft daar nog een schepje bovenop gedaan, o.a. door [naam eigenaar] uit maken voor een ‘vieze, gore, smerige hond’ en hem andere verwensingen toe te bijten. [verzoeker] heeft geen afstand genomen van dit door zijn partner ingesproken bericht, zodat dit hem kan worden aangerekend. De stelling van [verzoeker] dat de door hem gebruikte bewoordingen moeten worden gerelativeerd gelet op het milieu waarin partijen opereren is niet onderbouwd en kan ook niet worden gevolgd. Nu [verzoeker] van mening was dat [verweerster] hem nog geld verschuldigd was, had hij andere wegen moeten bewandelen. De stelling dat [verweerster] slechts een deel van de WhatsAppberichten heeft overgelegd leidt niet tot een ander oordeel. [verzoeker] heeft geen berichten van [naam eigenaar] overgelegd. De ongepaste omschrijvingen (‘kont dildo’ en ‘bedankt voor de seks’) bij de overschrijvingen in maart 2024 door [verweerster] aan [verzoeker] doen in dat verband niet ter zake.
4.4.
Het op 9 juli 2024 gegeven ontslag op staande voet is dus rechtsgeldig. Het gevolg daarvan is dat de arbeidsovereenkomst op 9 juli 2024 ten einde is gekomen. De door [verzoeker] verzochte verklaring voor recht, de gefixeerde schadevergoeding en transitievergoeding zullen worden afgewezen. Dit laatste omdat de arbeidsovereenkomst ten einde is gekomen door ernstig verwijtbaar handelen door [verzoeker] .
4.5.
Voor de beoordeling van de verzoeken van [verzoeker] om correcte loonstroken vanaf
4 maart 2024, vakantiegeld en verlofuren is de datum van indiensttreding van belang. De kantonrechter is van oordeel dat de stelling van [verzoeker] dat hij sinds 4 maart 2024 in dienst is, in voldoende mate steun vindt in de gedingstukken. Glaswassing heeft in de maanden maart en april 2024 diverse betalingen aan [verzoeker] verricht. Op 12 april 2024 is een betaling van € 300,- gedaan onder de omschrijving ‘voorschot’. [verweerster] stelt onder randnummer 5 van haar verweerschrift dat de betalingen in april, op deze betaling na, niet zien op het dienstverband met [verzoeker] . Dan staat dus vast dat [verweerster] in elk geval erkent dat [verzoeker] in april 2024 in dienst was bij haar. Onder randnummers 31 en 76 heeft [verweerster] het over een vordering op [verzoeker] van € 5.906,62, bestaande uit de gefixeerde schadevergoeding en teveel betaalde voorschotten op het loon. Voor zover [verweerster] betoogt dat niet alle betalingen gedaan in maart en april zien op loon, heeft zij onvoldoende onderbouwd waar deze dan wel op zien. Dat [verzoeker] in diezelfde periode ook voor [naam bv] heeft gewerkt via FlexxOffice Uitzenden betekent niet dat [verzoeker] dus niet voor [verweerster] kan hebben gewerkt. Voor zover er dan nog twijfel bestaat over de kwalificatie van de rechtsbetrekking waarin partijen in maart en april tot elkaar stonden, komt dit voor rekening van [verweerster] op wie als werkgever de administratieplicht rust.
4.6.
[verweerster] zal dan ook worden veroordeeld om binnen vijf dagen na deze beschikking de loonspecificaties over de maanden maart en april 2024 te verstrekken aan [verzoeker] op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag met een maximum van € 2.500,-.
4.7.
[verweerster] stelt dat zij de niet opgenomen verlofuren en de vakantietoeslag over de periode na 1 mei 2024 heeft voldaan. [verzoeker] heeft dit niet weersproken. Hieruit volgt dat [verweerster] enkel nog tot betaling van de opgebouwde, maar niet opgenomen verlofuren en vakantietoeslag over de periode van 4 maart 2024 tot 1 mei 2024 is gehouden, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente. Omdat onduidelijk is wat de overeengekomen arbeidsomvang vóór 1 mei 2024 is, geen der partijen op dit punt een voldoende gespecificeerd bewijsaanbod heeft gedaan, kan de kantonrechter het verschuldigde bedrag niet berekenen. [verzoeker] stelt in die periode immers voor [verweerster] , maar ook voor Flexoffice Uitzenden te hebben gewerkt. Verder heeft [verweerster] een beroep gedaan op verrekening. [verweerster] stelt een vordering te hebben op [verzoeker] bestaande uit voorschotten op loon en een lening. Over deze vordering heeft [verweerster] te weinig gesteld. [verweerster] stelt immers dat er voor 1 mei 2024 geen dienstbetrekking bestond en nadere informatie over de gestelde lening heeft [verweerster] niet gegeven. In zoverre heeft [verweerster] dan ook geen vordering op [verzoeker] - althans deze is in rechte niet komen vast te staan - omdat zij niet aan de stelplicht heeft voldaan. Wel is [verzoeker] de gefixeerde schadevergoeding verschuldigd aan [verweerster] als bedoeld in artikel 7:677 lid 2 BW. Deze vergoeding heeft [verweerster] berekend op € 2.160,- bruto (verweer randnummer 76). De kantonrechter zal het tegenverzoek van [verweerster] in zoverre toewijzen. [verweerster] is gerechtigd het bedrag dat zij aan [verzoeker] is verschuldigd te verrekenen met de gefixeerde schadevergoeding.
4.8.
De kantonrechter ziet in de uitkomst van deze zaak aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin dan iedere partij te eigen kosten dient te dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [verweerster] om binnen vijf dagen na deze beschikking aan [verzoeker] deugdelijke loonspecificaties te verstrekken over de periode van 4 maart 2024 tot 1 mei 2024 op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag(deel) dat [verweerster] daarmee na deze termijn in gebreke blijft, met een maximum van € 2.500,-;
5.2.
veroordeelt [verweerster] tot betaling van een bedrag overeenkomend met de niet opgenomen maar wel opgebouwde verlofuren en de vakantietoeslag over de periode van
4 maart 2024 tot 1 mei 2024, te vermeerderen met de wettelijke verhoging overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:625 BW en de wettelijke rente vanaf de dag van verzuim tot die van betaling;
5.3.
veroordeelt [verzoeker] om aan [verweerster] binnen zeven dagen na deze beschikking € 2.160,- bruto te betalen dan wel te verrekenen met het bedrag of de bedragen voortvloeiend onder 5.1 en 5.2 die zij nog aan [verzoeker] verschuldigd is;
5.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
compenseert de proceskosten in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2024.
BM