Uitspraak
1.[gedaagde sub 1] ,
2.
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 1] met producties 1 tot en met 4
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
2.De feiten
“Het gehuurde is uitsluitend bestemd om door huurder en de leden van zijn huishouden als woonruimte te worden gebruikt”.
“Huurder zal het gehuurde gedurende de huurtijd feitelijk bewonen en de woonruimte voor hemzelf en de leden van zijn huishouden gebruiken. Huurder zal in het gehuurde zijn exclusieve hoofdverblijf hebben. Indien huurder het gehuurde niet feitelijk bewoont dan wel het gehuurde zonder toestemming van verhuurster geheel of gedeeltelijk onderverhuurd, in huur heeft afgestaan of aan derden in gebruik heeft gegeven, rust de bewijslast dat huurder onafgebroken het hoofdverblijf in het gehuurde heeft behouden op huurder”.
“Het is huurder uitsluitend met voorafgaande schriftelijke toestemming van verhuurster toegestaan het gehuurde geheel of gedeeltelijk onder te verhuren of aan derden in gebruik te geven (…)”.
3.Het geschil
- ontbinding van de huurovereenkomst tussen Woonpunt en [gedaagde sub 1] ;
- veroordeling van [gedaagde sub 1] tot ontruiming van het gehuurde binnen 14 dagen na betekening van het vonnis;
- veroordeling van [gedaagde sub 1] tot betaling van € 1.416,33 aan huurachterstand tot en met mei 2024 en een bedrag van € 582,40 per maand vanaf 1 juni 2024 tot het moment van algehele ontruiming;
- de (voortgezette) onderhuurovereenkomst tussen Woonpunt en [gedaagde sub 2] te beëindigen met ingang van 31 mei 2024, althans een door de kantonrechter te bepalen datum;
- veroordeling van [gedaagde sub 2] tot ontruiming van het gehuurde binnen 14 dagen na betekening van het vonnis;
- hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen.
4.De beoordeling
“(…) voor de huurprijs van € 350,00 euro, dit is het bedrag dat ik moet betalen, na het krijgen van de huurtoeslag. Iedere maand contant, op de 20e van de maand”De kantonrechter acht het daarnaast van belang dat een kopie van de identiteitskaart van [gedaagde sub 1] aan de huurovereenkomst is gehecht, waarvoor [gedaagde sub 1] geen afdoende verklaring heeft gegeven. Daarnaast heeft [gedaagde sub 2] aan [gedaagde sub 1] op 21 augustus 2023 (één dag na aanvang van de onderhuurovereenkomst) via Whatsapp een bericht gestuurd:
“hey hey alles goed? Ik heb geld voor je, hoe laat zullen we afspreken (…).”Ook hieruit volgt dat partijen ook daadwerkelijk uitvoering hebben gegeven aan de gesloten (onder)huurovereenkomst. Dat [gedaagde sub 1] betwist dat zij de betreffende overeenkomst heeft opgesteld en ondertekend, doet daar niet aan af. De kantonrechter gaat er dan ook van uit dat [gedaagde sub 1] vanaf 20 augustus 2023 geen hoofdverblijf meer heeft in het gehuurde, alsook de woning in strijd met de huurovereenkomst heeft onderverhuurd aan [gedaagde sub 2] , en zodoende dus tekortgeschoten is in de nakoming van de huurovereenkomst.
“(…) Ik maak uiteraard een voorbehoud, mocht Woonpunt om welke reden dan ook, nu of op een ander moment, alsnog besluiten om deze kwestie aan de rechter voor te leggen dan is dat altijd mogelijk.”(productie 1 bij conclusie van antwoord van [gedaagde sub 2] ). Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat – al zou rauwelijks zijn gedagvaard – niet valt in te zien hoe [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] daardoor in hun belangen zijn geschaad.