ECLI:NL:RBLIM:2024:903

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
03.866110.19; 03.184981.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor hennepteelt, diefstal van elektriciteit en meineed met inachtneming van overschrijding van redelijke termijn

Op 27 februari 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het telen en verwerken van hennep, diefstal van elektriciteit en meineed. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van 4 jaren en 6 maanden. Daarnaast is de verdachte voor het afleggen van een valse verklaring bij de rechter-commissaris veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, ook hier was sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met 7 maanden.

De zaak werd inhoudelijk behandeld op de zittingen van 29 en 30 januari 2024, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie heeft gerekwireerd op basis van de overgelegde bewijsstukken, en de verdediging heeft vrijspraak bepleit voor enkele feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen hennep heeft geteeld en elektriciteit heeft gestolen, en dat hij opzettelijk een valse verklaring heeft afgelegd. De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig gewogen en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.

De rechtbank heeft in haar oordeel ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen, zoals zijn verbeterde levensomstandigheden en het feit dat hij een groot deel van zijn schulden heeft afgelost. De rechtbank heeft de straffen gematigd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn en de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.866110.19; 03.184981.21 (ttz. gev.)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 februari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. G.A.R. Di Antonio, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 29 en 30 januari 2024. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is vervolgens op 13 februari 2024 gesloten.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaak tegen medeverdachte [medeverdachte 1] met parketnummer 03.866111.19, medeverdachte [medeverdachte 2] met parketnummer 03.866116.19, medeverdachte [medeverdachte 3] met parketnummer 03.866120.19, medeverdachte [medeverdachte 4] met parketnummer 03.866114.19, medeverdachte [medeverdachte 5] met parketnummer 03.866117.19 en medeverdachte [medeverdachte 6] met parketnummer 03.866119.19.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Parketnummer 03.866110.19:
Feit 1:in de periode van 17 maart 2017 tot en met 15 september 2017 samen met anderen een (groot) aantal hennepplanten heeft geteeld, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad;
Feit 2:zich op 16 september 2017 samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van stoffen, voorwerpen en/of ruimten, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat deze bestemd waren voor beroeps-, bedrijfsmatige dan wel grootschalige illegale hennepteelt;
Feit 3:in de periode van 17 maart 2017 tot en met 16 september 2017 elektriciteit heeft gestolen door middel van braak en/of verbreking;
Feit 4:in de periode van 17 maart 2017 tot en met 16 september 2017 opzettelijk een meterkast heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar heeft gemaakt, een stoornis in de gang en/of in de werking van die meterkast heeft veroorzaakt, en/of een ten opzichte van die meterkast genomen veiligheidsmaatregel heeft verijdeld, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen er/of levensgevaar voor een ander te duchten is geweest;
Parketnummer 03.184981.21:
Op 30 juni 2021 meineed heeft gepleegd door ten overstaan van een rechter een valse verklaring af te leggen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd overeenkomstig het overgelegde requisitoir en het bewijsmiddelenoverzicht. Zij acht - met uitzondering van feit 4 van parketnummer 03.866110.19 – alle feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
Parketnummer 03.866110.19:
De officier van justitie is op basis van de door haar aangevoerde bewijsmiddelen van mening dat de verdachte samen met [medeverdachte 1] hennep heeft geteeld en voorbereidingshandelingen voor het telen van grootschalige hennepteelt heeft verricht. De officier van justitie is op basis van de eigen verklaring van de verdachte van oordeel dat hij de elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij heeft aangelegd en op die manier stroom heeft gestolen. Voor feit 4 dient vrijspraak te volgen nu daarvoor te weinig bewijs in het dossier zit.
Parketnummer 03-184981-21:
Mede op grond van de bewijsmiddelen die zijn aangevoerd voor feit 1 van parketnummer 03.866110.19 is de officier van justitie van mening dat de verdachte op 30 juni 2021 meineed heeft gepleegd ten overstaan van de rechter-commissaris.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van parketnummer 03.866110.19:De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 1 en feit 3 gerefereerd. Met betrekking tot feit 1 is evenwel opgemerkt dat met het tappen van de telefoon van de verdachte een inbreuk is gemaakt op de privacy van verdachte. Er waren minder ingrijpende opsporingsmiddelen voorhanden. Deze schending van artikel 8 van het EVRM levert een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) op hetgeen tot uitdrukking dient te komen in de op te leggen straf. Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging vrijspraak bepleit nu niet kan worden vastgesteld dat de verdachte met de aangetroffen voorwerpen voorbereidingshandelingen verrichtte. Een deel van de jerrycans en zakken potgrond was immers leeg en van de andere voorwerpen is onduidelijk of die nog enige inhoud hadden. Ook het medeplegen kan niet bewezen worden. Subsidiair is partiële vrijspraak bepleit voor de aangetroffen goederen op de [adres 3] te Kerkrade, omdat de doorzoeking plaatsvond ná de tenlastegelegde pleegdatum. Ten aanzien van feit 4 is vrijspraak bepleit omdat de enkele verbreking van de zegel van de elektriciteitsmeter nog geen schending van artikel 161bis van het Wetboek van Strafrecht (Sr) oplevert.
Ten aanzien van parketnummer 03-184981-21:
De verdediging is van mening dat niet kan worden bewezen dat de verdachte opzettelijk een valse verklaring heeft afgelegd tegenover de rechter-commissaris, ook niet in voorwaardelijke zin. De verdachte heeft in zijn tweede verhoor bij de Koninklijke Marechausse (hierna ook: KMAR) en bij de rechter-commissaris herhaaldelijk aangegeven dat het zijn hennepplantage was en dat hij die alleen heeft opgezet en onderhouden. Dat is ook de waarheid. De verdediging twijfelt voorts aan de manier waarop het tweede verhoor van de verdachte bij de KMAR is verlopen en geverbaliseerd. Ten slotte kan de verdachte zich niet herinneren wat hij in dat tweede verhoor heeft verklaard, gelet op zijn persoonlijke omstandigheden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Vormverzuim (feit 2 van parketnummer 03.866110.19)
De raadsman heeft aangevoerd dat het afluisteren van de telefoon van de verdachte een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv heeft opgeleverd. De rechtbank is anders dan de raadsman van oordeel dat het tappen van de telefoongesprekken van de verdachte rechtmatig is gebeurd en overweegt als volgt.
Gelet op het wettelijke systeem van toedeling van de bevoegdheid tot het bevelen van opnemen van telecommunicatie met een technisch hulpmiddel, staat het in eerste instantie ter beoordeling van de officier van justitie om te bezien of aan de vereisten van artikel 126m, eerste lid Sv is voldaan. De rechter-commissaris dient vervolgens bij de beantwoording van de vraag of een machtiging kan worden verstrekt, te toetsen of aan de wettelijke voorwaarden is voldaan. Uiteindelijk staat de rechtmatigheid van de toepassing van de bevoegdheid ter beoordeling van de zittingsrechter. De zittingsrechter kan de beslissing van de rechter-commissaris tot verlening van de machtiging slechts marginaal toetsen.
De rechtbank is van oordeel dat de rechter-commissaris bij de verlening van de machtiging als bedoeld in artikel 126m lid 5 Sv in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat is voldaan aan de wettelijke vereisten. De machtiging is aangevraagd en verleend op grond van het proces-verbaal verdenking tegen de verdachte en dient bezien te worden in het licht van het lopende onderzoek tegen [medeverdachte 1] , waarop de redelijke verdenking kon worden gebaseerd dat er op het adres van de verdachte een hennepkwekerij aanwezig was. Gelet hierop heeft de rechter-commissaris in redelijkheid kunnen besluiten tot het verlenen van een machtiging en heeft het afluisteren van de telefoongesprekken van de verdachte rechtmatig plaatsgevonden. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Bewijsmiddelen
Ter bevordering van de leesbaarheid van dit vonnis, mede gelet op de omvang van de bewijsmiddelen, heeft de rechtbank de bewijsmiddelen opgenomen in bijlage II.
Bewijsoverweging meineed (parketnummer 03.184981.21)
Op grond van de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat de verdachte zich op 30 juni 2021 ten overstaan van de rechter-commissaris schuldig heeft gemaakt aan meineed door als getuige onder ede opzettelijk in strijd met de waarheid een verklaring af te leggen. Deze verklaring houdt in dat de verdachte de hennepplantage alleen zou hebben opgezet en onderhouden en dat niemand hem hierbij heeft geholpen en dat zijn tweede verklaring bij de KMAR niet de waarheid was. De rechtbank stelt echter vast dat de verklaring van 30 juni 2021 niet juist kan zijn, nu deze onomstotelijk wordt weersproken door de getuigenverklaring van [naam 2] bij de rechter-commissaris waaruit blijkt dat zij hennep aan het knippen was in een woning waar [medeverdachte 1] ook bij aanwezig was. Verder bevinden zich in het dossier diverse tapgesprekken tussen de verdachte en [medeverdachte 1] waarin er in versluierde taal gecommuniceerd werd. Over deze gesprekken in versluierde taal werd door de verdachte bij de KMAR de concrete verklaring afgelegd dat deze gesprekken gingen over de hennepkwekerij.
De verdediging heeft aangevoerd twijfels te hebben over de wijze waarop het tweede verhoor bij de KMAR van de verdachte is verlopen en geverbaliseerd. De rechtbank is echter van oordeel dat, ondanks dat dit deel van het verhoor, anders dan de rest van het verhoor, niet in een vraag-antwoord stijl is opgenomen in het proces-verbaal, de door de verdachte afgelegde verklaring dusdanig duidelijk en concreet is dat er geen reden is om aan te nemen dat het verhoor bij de KMAR op een onjuiste wijze zou zijn verlopen. Evenmin kan de wijze van verbaliseren leiden tot de conclusie dat deze inhoudelijk onjuist is.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het onder parketnummer 03.184981.21 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Ten aanzien van feit 1: hennepkwekerij (van parketnummer 03.866110.19)
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen het medeplegen van het telen van hennep door [verdachte] aan de [adres 2] te Heerlen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
[verdachte] heeft bekend dat hij hennep heeft geteeld in zijn woning. Hierover heeft hij een drietal verklaringen afgelegd, tweemaal bij de KMAR en eenmaal bij de rechter-commissaris. Zoals hierboven reeds overwogen gaat de rechtbank uit van de juistheid van de tweede door [verdachte] bij de KMAR afgelegde verklaring, inhoudende dat [medeverdachte 1] hulp bij en advies over het opzetten en onderhouden van de hennepkwekerij heeft gegeven aan [verdachte] en een bijdrage heeft geleverd aan het verzorgen en telen van de hennepplanten. Deze betrokkenheid van [medeverdachte 1] vindt tevens bevestiging in de overige bewijsmiddelen.
Partiële vrijspraak
De rechtbank zal [verdachte] vrijspreken van het telen van een
grootaantal hennepplanten, nu uit het dossier blijkt dat de hennepplantage zich bevond in een ruimte van 3 bij 3 meter. Het aantal gekweekte planten volgt niet uit het dossier. De rechtbank acht de ruimte waarin de hennepkwekerij zich bevond echter niet van een dusdanige grootte dat hier een groot aantal hennepplanten geteeld kon worden.
Ten aanzien van feit 2: voorbereidingshandelingen(van parketnummer 03.866110.19)
Bij de beoordeling van het bewijs wordt door de rechtbank het volgende vooropgesteld.
In artikel 11a van de Opiumwet is strafbaar gesteld het verrichten van bepaalde handelingen ter voorbereiding of vergemakkelijking van illegale hennepteelt. Dat is slechts strafbaar, indien de verdachte weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat de stoffen of voorwerpen, waar hij die handelingen mee pleegt, zijn bestemd tot het plegen van een van de in artikel 11, derde of vijfde lid van de Opiumwet, strafbaar gestelde feiten. Artikel 11, derde lid van de Opiumwet ziet op het telen van hennep in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Artikel 11, vijfde lid van de Opiumwet heeft betrekking op het telen van een grote hoeveelheid hennep. In artikel 1 lid 2 van het Opiumwetbesluit is bepaald dat een grote hoeveelheid in de zin van artikel 11, vijfde lid van de Opiumwet, betreft 500 gram hennep, 200 hennepplanten of 500 eenheden van een ander middel als bedoeld in de bij de wet behorende lijst II. Aldus richt artikel 11a van de Opiumwet zich niet op de bestrijding van alle hennepteelt, maar nadrukkelijk op de bestrijding van professionele/bedrijfsmatige teelt (artikel 11, derde lid van de Opiumwet) of grootschalige teelt (artikel 11, vijfde lid van de Opiumwet).
In de woning van [verdachte] zijn op 16 september 2017 goederen aangetroffen die plegen te worden gebruikt in hennepkwekerijen, zoals onder meer armaturen, aangesloten assimilatielampen, koolstoffilters, hygro-/thermometers, knipbenodigdheden en metalen ventilatoren.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat sprake was van het voorhanden hebben van goederen voor grootschalige hennepteelt gelet op de aard en hoeveelheid van deze goederen. Het is gelet hierop volstrekt niet aannemelijk dat de voorwerpen en ruimten worden gebruikt in een kleinschalige hennepkwekerij, gericht op teelt van enkele hennepplanten voor eigen gebruik. Dat het anders zou liggen, hebben [verdachte] en [medeverdachte 1] niet aannemelijk gemaakt.
Uit het bewijs blijkt dat [verdachte] en [medeverdachte 1] een hennepkwekerij exploiteerden in de woning van [verdachte] . Gelet op de aard en hoeveelheid van de aangetroffen goederen in samenhang bezien met het reeds exploiteren van een bestaande hennepkwekerij staat het naar het oordeel van de rechtbank eveneens vast dat [verdachte] en [medeverdachte 1] wisten dat deze goederen en ruimten bestemd waren voor grootschalige hennepteelt.
Medeplegen
De raadsman heeft betoogd dat [verdachte] dient te worden vrijgesproken van het medeplegen van dit feit. De rechtbank verwerpt dit verweer, nu zij uitgaat van de verklaring van [verdachte] dat hij de hennepkwekerij samen met [medeverdachte 1] exploiteerde. Hieruit blijkt dat [medeverdachte 1] zich onder andere bezighield met de opbouw van een hennepkwekerij in de woning van [verdachte] . Bovendien had hij toegang tot de woning en had [medeverdachte 1] - volgens de eigen verklaring van [verdachte] - de beschikking over een sleutel van de woning. Ook blijkt uit de bewijsmiddelen dat hij in de woning is geweest. Hierdoor staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] de ruimte en aangetroffen goederen samen met [verdachte] voorhanden heeft gehad.
Partiële vrijspraak
De raadsman van [verdachte] heeft aangevoerd dat [verdachte] dient te worden vrijgesproken van het tweede tenlastegelegde feit nu een deel van de jerrycans en zakken potgrond leeg waren en van de andere voorwerpen onduidelijk is of daarin nog enige inhoud zat. Nu uit het dossier blijkt dat een deel van de aangetroffen jerrycans en zakken leeg waren en voor het overige over de inhoud niets vermeld staat, zal de rechtbank [verdachte] hiervan partieel vrijspreken. Een groot deel van de aangetroffen goederen kan echter opnieuw/meermaals gebruikt worden, zoals de aangetroffen armaturen, assimilatielampen en ventilatoren. De rechtbank zal [verdachte] daarom wel veroordelen voor het voorhanden hebben van deze goederen.
De rechtbank zal [verdachte] vrijspreken van het onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op de goederen aangetroffen in het tuinhuisje/de schuur van de woning aan de [adres 2] te Heerlen en het onderdeel ‘zeven, althans een of meer jerrycan(s) groeimiddel (o.a. van het merk Cana coco en/of Hesi Fosfor)’. Uit het dossier blijkt namelijk niet of deze aangetroffen jerrycan(s) leeg of (deels) gevuld waren. Voorzover de verpakkingen leeg waren, konden deze ook niet gebruikt worden voor toekomstige kweken.
De rechtbank zal [verdachte] voorts vrijspreken voor het onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op de aangetroffen goederen in de [adres 3] in Kerkrade. Deze goederen zijn namelijk pas aangetroffen tijdens de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 1] op 12 maart 2018. Laatstgenoemde datum ligt dusdanig ver van de tenlastegelegde datum af, te weten 16 september 2017, dat deze datum niet meer te kwalificeren valt als
omstreeks16 september 2017.
Eendaadse samenloop
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, bij een bewezenverklaring, er sprake is van eendaadse samenloop tussen de feiten 1 en 2. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van eendaadse samenloop tussen deze feiten. Feit 1 ziet immers op het telen en voorhanden hebben van een eerdere hennepkwekerij, terwijl feit 2 ziet op het voorhanden hebben van goederen bestemd voor een nieuwe kweek of kwekerij. Er kan alleen hierom al niet gesproken worden over een ‘samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex’ als bedoeld in artikel 55 Sr.
Ten aanzien van feit 3: diefstal van elektriciteit(van parketnummer 03.866110.19)
De rechtbank acht het derde tenlastegelegde feit eveneens wettig en overtuigend bewezen.
Omdat de verdachte dit feit heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd bij de KMAR op 17 september 2017; [1]
- de aangifte van [naam 1] namens Enexis Netbeheer B.V. op 27 september 2017. [2]
Vrijspraak ten aanzien van feit 5: opzettelijke vernieling elektriciteitswerk(van parketnummer 03.866110.19)
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het vierde tenlastegelegde feit, de opzettelijke vernieling van een elektriciteitswerk. Uit het dossier volgt immers niet dat het elektriciteitswerk is vernield, beschadigd of onbruikbaar is gemaakt, maar louter dat de zegel is verbroken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Parketnummer 03.866110.19
feit 1
in de periode van 17 maart 2017 tot en met 15 september 2017 in Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft geteeld en verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan de [adres 2] ) een aantal hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a vijfde lid van die wet;
feit 2
op 16 september 2017 te Heerlen tezamen en in vereniging met een ander, voorwerpen heeft voorhanden gehad, dan wel ruimten voorhanden heeft gehad, te weten een kweekruimte (in een slaapkamer op de eerste verdieping van een woning gelegen aan de [adres 2] te Heerlen) met daarin diverse (hennep gerelateerde) goederen, waaronder:
- meerdere (plastic) potten gevuld met aarde en
- acht armaturen en
- acht aangesloten assimilatielampen en
- een koolstoffilter en
- twee metalen ventilatoren en
- twee water-, beluchting- en dompelpompen en
op de zolderetage van een woning (gelegen aan de [adres 2] te Heerlen) diverse (hennep gerelateerde) goederen waaronder:
- een schakelbord en
- acht transformatoren en
- twee koolstoffilters en
- een slakkenhuis en
- twee hydro ph/ec en thermometers en
- zes knipbenodigdheden
waarvan hij en zijn mededader wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
feit 3
in de periode van 17 maart 2017 tot en met 16 september 2017 te Heerlen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in de woning (gelegen aan de [adres 2] ) heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan ENEXIS netbeheer, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
Parketnummer 03-184981-21
op 30 juni 2021 te Roermond, bij de rechter-commissaris (tijdens een verhoor van verdachte als getuige in de strafzaak tegen [medeverdachte 1] ), zijnde een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert mondeling en persoonlijk opzettelijk de volgende valse verklaring onder ede heeft afgelegd: " U houdt mij wederom voor of ik de plantage alleen heb opgezet en onderhouden of met hulp van [medeverdachte 1] en u wijst mij erop dat ik onder ede sta. Ik zeg u weer dat ik het helemaal alleen heb opgezet en onderhouden. Mijn tweede verklaring bij de Kmar was niet de waarheid. Niemand heeft mij geholpen bij de hennepplantage."
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1
opzettelijk handelen in strijd met een artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
medeplegen van voorwerpen en ruimten voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
feit 3
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
Parketnummer 03-184981-21
in de gevallen, waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert, mondeling, persoonlijk opzettelijk een valse verklaring onder ede afleggen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte voor de feiten 1 tot en met 3 van parketnummer 03.866110.19 een taakstraf van 160 uren op te leggen. De officier van justitie heeft hierbij rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en het feit dat de verdachte door deze strafzaak al die tijd niet tot een schuldsanering kon worden toegelaten. Met betrekking tot de zaak met parketnummer 03.184981.21, de meineed, heeft de officier van justitie gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden op te leggen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft met betrekking tot feit 1 van parketnummer 03.866110.19 strafvermindering bepleit en aangevoerd dat een volledig voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 60 uren dient te worden opgelegd gelet op de overschrijding van de redelijke termijn. Voor de zaak met parketnummer 03.184981.21 heeft de verdediging verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gelet op de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft inmiddels een groot deel van zijn schulden afgelost en heeft zijn leven gebeterd. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou deze positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte doorkruisen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan het opzettelijk telen van hennep en de elektriciteit daarvoor gestolen. Daarnaast heeft hij voorbereidingshandelingen getroffen voor toekomstige hennepteelt. Met zijn handelen heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de handel in en verspreiding van softdrugs. Hennepteelt zorgt voor overlast voor de omwonenden. De handel in en het gebruik van verdovende middelen gaat bovendien vaak gepaard met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, waardoor de samenleving schade wordt berokkend. De rechtbank rekent het verdachte ook aan dat hij zich bij zijn handelen kennelijk slechts heeft laten leiden door zijn eigen financiële gewin en geen oog heeft gehad voor de schadelijke gevolgen die de door hem gepleegde delicten voor de samenleving hebben.
De verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan meineed, door hieromtrent opzettelijk onder ede een valse verklaring af te leggen bij de rechter-commissaris. Op de juistheid van onder ede afgelegde verklaringen moet kunnen worden vertrouwd, omdat anders de rechtsgang belemmerd wordt en de waarheidsvinding ondermijnd wordt, waarmee het algemeen belang direct en in ernstige mate is geraakt.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 5 januari 2024. Hieruit volgt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. Ook merkt de rechtbank op dat artikel 63 Sr van toepassing is.
Redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het eerste verhoor van de verdachte door de politie heeft niet steeds als zodanige handeling te gelden. Wel dienen de inverzekeringstelling van de verdachte en de betekening van de dagvaarding als een zodanige handeling te worden aangemerkt.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende. De redelijke termijn begon te lopen op de dag dat de verdachte werd aangehouden en in verzekering werd gesteld. Dit vond plaats op 16 september 2017. De zaak is voor het eerst op zitting geweest op 4 februari 2021. Vervolgens hebben verhoren in de zaken van medeverdachten bij de rechter-commissaris plaatsgevonden op 29 juni 2021, 30 juni 2021, 1 juli 2021, 12 november 2021 en 10 maart 2022. Sindsdien lag het onderzoek ter terechtzitting stil. De verdediging heeft geen aandeel gehad in de vertraging van het procesverloop.
Daarmee is de redelijke termijn in ernstige mate overschreden, te weten met 4 jaar en 6 maanden, in de zaak omtrent de hennepkwekerij en elektriciteitsdiefstal.
In de meineed zaak is de redelijke termijn eveneens overschreden. De redelijke termijn ving in dit geval aan op 30 juni 2021. De redelijke termijn is hiermee overschreden met 7 maanden.
De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijdingen matiging van de op te leggen straffen tot gevolg moeten hebben.
De strafoplegging
Met betrekking tot de hennepteelt, voorbereiding van de hennepteelt en de elektriciteitsdiefstal overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank acht, alles afwegende en gelet op de LOVS-oriëntatiepunten en wat in vergelijkbare gevallen doorgaans wordt opgelegd, in beginsel een aanzienlijke taakstraf passend, maar zal, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn een lagere taakstraf opleggen. Hierbij overweegt de rechtbank in het bijzonder dat de overschrijding van de redelijke termijn in het geval van de verdachte er onder meer toe heeft geleid dat hij al die tijd geen schuldhulpverlening kon krijgen en het leven van verdachte stagneerde.
In het voordeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte na deze strafbare feiten niet meer in aanraking met justitie is gekomen en zijn leven heeft gebeterd. Zo heeft hij reeds een groot deel van zijn schulden afgelost. Bovendien weegt de rechtbank mee dat niet vastgesteld kon worden hoe groot de hennepkwekerij was omdat de kweekruimte beperkt was tot 3x3 m.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 60 uren met aftrek van het voorarrest op zijn plaats is.
Met betrekking tot de meineed overweegt de rechtbank als volgt. In beginsel wordt hiervoor, gelet op de LOVS-oriëntatiepunten en wat in vergelijkbare gevallen doorgaans wordt opgelegd, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden opgelegd. De rechtbank weegt mee in het voordeel van de verdachte: zijn persoonlijke situatie waarin hij zich bevond ten tijde van het verhoor bij de rechter-commissaris en eveneens dat hij – als gevolg van zijn financiële situatie – toen geen bijstand van een raadsman had. Ook is gebleken dat hij in die periode behandeld werd voor zijn geestelijke problematiek. Gelet hierop en op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank aan de verdachte de gevorderde gevangenisstraf voor de duur van drie maanden geheel voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van 2 jaren.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 63, 207 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11 en 11a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder 4 van parketnummer 03.866110.19 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor parketnummer 03.184981.21 tot een gevangenisstraf van 3 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
  • veroordeelt de verdachte voor feiten 1, 2 en 3 van parketnummer 03.866110.19 tot een taakstraf voor de duur van 60 uren;
  • beveelt dat, indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 1 maand;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van twee uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. S.A.M.C. van de Winkel en mr. G.H. Hermanides, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.K. Klompe en mr. M.L.L. Ruijters, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 februari 2024.
Buiten staat
Mr. Van de Winkel is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Parketnummer 03.866110.19
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 maart 2017 tot en met 15 september 2017 in Heerlen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan de [adres 2] ) (telkens) een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a vijfde lid van die wet;
2. hij op of omstreeks 16 september 2017 te Heerlen en/of Kerkrade, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd en/of voorhanden gehad, dan wel vervoermiddelen, ruimten, gelden, andere betaalmiddelen en/of gegevens voorhanden heeft gehad, te weten een kweekruimte (in een slaapkamer op de eerste verdieping van een woning gelegen aan de [adres 2] te Heerlen) met daarin diverse (hennep gerelateerde) goederen, waaronder:
-een of meerdere (plastic) potten gevuld met aarde en/of
-acht, althans een of meer armatu(u)r(en) en/of
-acht, althans een of meer (aangesloten) assimilatielamp(en) en/of
-een koolstoffilter en/of
-twee, althans een of meer (metalen) ventilator(en) en/of
-twee, althans een of meer water-, beluchting- en dompelpomp(en) en/of
op de zolderetage van een woning (gelegen aan de [adres 2] te Heerlen) diverse (hennep gerelateerde) goederen waaronder:
-een schakelbord en/of
-acht, althans een of meer transformator(en) en/of
-twee, althans een of meer koolstoffilter(s) en/of
-een slakkenhuis en/of
-zeven, althans een of meer jerrycan(s) groeimiddel (o.a. van het merk Cana coco en/of Hesi Fosfor) en/of
-twee, althans een of meer hydro ph/ec en thermometer(s) en/of
-zes, althans een of meer knipbenodigdheden/voorwerpen en/of
in een tuinhuisje/schuur behorende bij een woning (gelegen aan de [adres 2] te Heerlen) met daarin diverse (hennep gerelateerde) goederen, waaronder
-negentig, althans een of meer treetje(s) stekpotje(s) a 60 stuks en/of
-acht, althans een of meer fles(sen)/flacon(s) groei- en bloeimiddel(en) en/of oplossings- en schoonmaakmiddel(en) (o.a. van het merk Aptus Plantcare enzym+ en/of Canna Rhizotomic en/of pil Adjuster en/of Bio Bou) en/of
-elf, althans een of meer jerrycan(s) groeimiddel en/of
-negenenvijftig, althans een (groot) aantal lege potgrondzakken (inhoudende cocos substrate) en/of in een woning (gelegen aan de [adres 3] te Kerkrade)
-(een) notitieboekje(s) met daarin (hennep gerelateerde) informatie/notities (o.a. een technische schema) en/of
-(een) kwitantie(s) en/of rekening(en) van de aankoop van (hennep gerelateerde) goederen, waaronder groei- en bloeimiddel(en) (o.a. Cana coco en/of Hesi Fosfor) en/of
-een (zwart gekleurde) flexibele buis en/of
-een of meer mondkapje(s) en/of
-een digitale weegschaal in een aluminium koffer,
waarvan hij en zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
3.
hij in of omstreeks de periode van 17 maart 2017 tot en met 16 september 2017 te Heerlen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de woning (gelegen aan de [adres 2] ) heeft weggenomen (een) hoeveelheid/heden elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehorende aan ENEXIS netbeheer, in elke geval aan een ander dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik
heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
4.
hij in of omstreeks de periode van 17 maart 2017 tot en met 16 september 2017 te Heerlen, opzettelijk een elektriciteitswerk (een zogenoemde elektriciteitsmeter voor de stroomvoorziening in een pand gelegen aan de Jozef lsraëlstraat 25) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar heeft gemaakt, een stoornis in de gang en/of in de werking van dat elektriciteitswerk heeft veroorzaakt, en/of een ten opzichte van dat elektriciteitswerk genomen veiligheidsmaatregel heeft verijdeld, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen er/of levensgevaar voor een ander te duchten is geweest, althans daardoor verhindering en/of bemoeilijking van de stroomlevering ten algemene mate is ontstaan, immers heeft verdachte in dat pand een of meer verzegelde deksel(s) van de hoofdaansluitkast verbroken en/of gedemonteerd ten behoeve van (een verzwaring van) de elektriciteitsvoorziening en/of een (illegale) elektriciteitsaansluiting aangebracht die (buiten de meter om) een in die woning aanwezige (ontmantelde) hennepkwekerij van elektriciteit voorzag;
Parketnummer 03-184981-21
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op 30 juni 2021 te Roermond, bij de Rechter-Commissaris (tijdens een verhoor van hem, verdachte, als getuige in de strafzaak tegen [medeverdachte 1] ), zijnde een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert mondeling en persoonlijk opzettelijk de volgende valse verklaring(en) onder ede heeft afgelegd: " U houdt mij wederom voor of ik de plantage alleen heb opgezet en onderhouden of met [medeverdachte 1] en u wijst mij erop dat ik onder ede sta. Ik zeg u weer dat ik het helemaal alleen heb opgezet en onderhouden. Mijn tweede verklaring bij de Kmar was niet de waarheid. Niemand heeft mij geholpen bij de hennepplantage. Ik kan het tweede verhoor niet meer plaatsen in mijn geheugen".
BIJLAGE II: bewijsmiddelenoverzicht
Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee, brigade recherche, proces-verbaalnummer 201802191000.27109047, onderzoek 27 KALDONEERA/27FCE170003, gesloten d.d. 21 juni 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 2171.
Verklaringen [verdachte]
Verdachte [verdachte]verklaarde op 17 september 2017 bij de Koninklijke Marechaussee – zakelijk weergegeven – als volgt: [3]
Ik ben ongeveer een half jaar geleden begonnen met de hennepkwekerij.
V: Heb jij de meterkast ook zelf aangepast?
A: Ja omdat ik ook eletrotechnische opleiding gedaan dus wist hoe dat moest.
Verdachte [verdachte]verklaarde op 24 januari 2018 bij de Koninklijke Marechaussee – zakelijk weergegeven – als volgt: [4]
[medeverdachte 1] heeft geholpen bij het advies van de plantage. Ik heb het wel met zijn advies opgezet. Met [medeverdachte 1] bedoel ik [medeverdachte 1] . Zijn rol is adviseren hoe ik het moest doen en hij heeft geholpen met de opbouw vandaar dat hij een sleutel van mijn huis had. Hij verzorgde de hennepplantage ook als ik doordeweeks op de kazerne was. Ik weet niet of hij degene is geweest die de oogst heeft opgehaald. Dit zou best kunnen, ik was niet thuis. Ik zou van [medeverdachte 1] een deel van de opbrengst krijgen als [medeverdachte 1] het zou verkopen. Ik zou via hem mijn centen krijgen. Als we het over de sportschool hadden had ik het over mijn woning met de witte vloer. Met het sporten werd het verzorgen van de hennepplantage bedoeld. In het gesprek bedoel ik met het tijdslot de tijdschakelaar die op de hennepplantage stond. De vuilniszakken waar ik met [medeverdachte 1] over spreek in het gesprek zijn bedoeld om het afval van de plantage op te ruimen. Ik ben in eerste instantie zelf met de plantage begonnen maar ik kwam ervaring te kort vandaar dat ik [medeverdachte 1] gevraagd heb.
Getuige [verdachte]verklaarde op 30 juni 2021 bij de rechter-commissaris als volgt: [5]
U houdt mij wederom voor of ik de plantage alleen heb opgezet en onderhouden of met hulp van [medeverdachte 1] en u wijst mij erop dat ik onder ede sta. Ik zeg u weer dat ik het helemaal alleen heb opgezet en onderhouden. Mijn tweede verklaring bij de Kmar was niet de waarheid. Niemand heeft mij geholpen bij de hennepplantage.
Verklaring [naam 2]
Getuige [naam 2]verklaarde op 30 juni 2021 bij de rechter-commissaris – zakelijk weergegeven – als volgt: [6]
Ik ben in de nacht van 14 op 15 september 2017 in een woning geweest en heb daar hennep geknipt en [medeverdachte 1] was er die nacht bij. [medeverdachte 1] heeft mij gevraagd om te komen knippen. [medeverdachte 1] heeft mij daarvoor benaderd. U vraagt mij of ik daarvoor betaald kreeg. Ja, ik ben er zeker voor betaald. [medeverdachte 1] heeft mij betaald.
Bakengegevens
Verbalisant [naam 3]relateert – zakelijk weergegeven – het volgende: [7]
Op vrijdag 25 augustus 2017 omstreeks 01:40 uur is er door het plaatsingsteam van de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten van de Koninklijke Marechaussee plaatsbepalingsapparatuur geplaatst op het voertuig in gebruik bij verdachte [medeverdachte 1] , zijnde een Nissan Micra voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken] .
Op donderdag 14 september 2017 omstreeks 22:37 uur bevond het voertuig zich op de [adres 4] te Heerlen. De [adres 4] is gelegen in de nabijheid van de [adres 2] , alwaar verdachte [verdachte] woont.
Op vrijdag 15 september 2017 omstreeks 05:04 uur bevond het voertuig zich op de Jozef Israëlsstraat te Heerlen, alwaar verdachte [verdachte] woont.
Tapgesprekken
In de periode van 23 augustus tot en met 19 september 2017 is het telefoonnummer [nummer] getapt. Er is onderzocht van wie dit telefoonnummer is. Het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie geeft op 6 juli 2017 aan: [8]
Vraag
Telefoonnummer [nummer]
Antwoord Telefoonnummer
Voorletters: [verdachte] Voorvoegsels: Achternaam: [verdachte]
Straat: [adres 2]
Land: Nederland
Datum gen.: 2017-07-06
Bijlagebij proces-verbaal van bevindingen NN- [verdachte] , inhoudende: [9]
Op 07 juli 2017 omstreeks 20:40 uur wordt [medeverdachte 1] gebeld door het telefoonnummer [nummer] ;
[medeverdachte 1] (SH) wordt gebeld door NN-MAN.
[medeverdachte 1] : [medeverdachte 1] NN: NN-MAN
[…]
[medeverdachte 1] : Okay, okay, maar eh....ik ga dadelijk sporten man dus eh..
NN: Ja, ja, ik dacht pas elf uur.
[medeverdachte 1] : Ja, dat kan ook dadelijk, dat is ook geen probleem.
NN: Ja, ja, eh.. kom maar wanneer je wilt man.
Bijlagebij proces-verbaal van bevindingen NN- [verdachte] , inhoudende: [10]
Op 07 juli 2017 omstreeks 23:05 uur belt [medeverdachte 1] uit naar het telefoonnummer [nummer] ; [medeverdachte 1] (SH) belt uit naar NN-MAN.
NN: Hé man.
[medeverdachte 1] : Hé euh ik ben....kom effe, maak effe open achter.
NN: Ja, ik kom eraan, moment.
Bijlagebij proces-verbaal van bevindingen NN- [verdachte] , inhoudende: [11]
Op 08 juli 2017 omstreeks 13:28 uur wordt [medeverdachte 1] gebeld door telefoonnummer [nummer] ; [medeverdachte 1] (SH) wordt gebeld door NN-MAN.
[medeverdachte 1] : Hé man.
NN: Hé man. Hey euh kun je zelf misschien langskomen? Ik heb geen vuilniszakken meer, man. En ik heb nog wat afval wat ik naar de grijze container moet brengen.
[medeverdachte 1] : Okay, is alles op dan?
NN: Euh, ja man.
[medeverdachte 1] : Ik euh.. en die blauwe? Kun je die ook niet meer gebruiken?
NN: Euh...had je die neergelegd?
[medeverdachte 1] : Ja, als het goed is liggen die blauwe daar ook.
NN: Okay, okay, ik ga zo kijken.
[medeverdachte 1] : Ja man, dank je wel hè.
NN: Ik heb nu nog twee en dan doe ik effe vullen.
Bijlagebij proces-verbaal van bevindingen NN- [verdachte] , inhoudende: [12]
Op 08 juli 2017 omstreeks 13:43 uur wordt [medeverdachte 1] gebeld door het telefoonnummer [nummer] ;
[medeverdachte 1] = [medeverdachte 1] NN= NN-MAN
[medeverdachte 1] = Jow
NN= Jow, hey die zijn ook op man dus...
[medeverdachte 1] = Oke dan kom ik je zo meteen andere brengen ja.
NN= Ja doe twee rollen.
[medeverdachte 1] = Ja is goed dan breng ik je die zo.
Aantreffen hennepkwekerij
Verbalisant [naam 4]relateert – zakelijk weergegeven – het volgende: [13]
Op 16 september 2017 te 17.25 uur zijn er leden van het onderzoekteam KALDOONERA het pand gelegen aan de [adres 2] te Heerlen binnengetreden ter doorzoeking en ter aanhouding.
Gedurende de zoeking is op de eerste verdieping in de logeerkamer een geoogste hennepplantage aangetroffen. De oppervlakte van deze kamer was 3m x 3m. De vloer was volledig bedekt met zwarte plastic potten. Deze potten waren gevuld met aarde.
Verder werd er op deze slaapkamer aangetroffen:
8 armaturen
8 aangesloten assimilatielampen
1 koolstoffilter
2 metalen ventilatoren
2 water, beluchting en dompelpomp
Op de zolder werd het volgende aangetroffen:
1 elektriciteit schakelbord
8 transformatoren
2 koolstoffilters
1 slakkenhuizen
2 hydro ph/ec en thermometer
6 knipbenodigdheden

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 17 september 2018, pg. 778.
2.Aangifte diefstal/verduistering [naam 1] namens Enexis Netbeheer B.V. d.d. 27 september 2017, pg. 1296-1297, 1300.
3.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 17 september 2018, p. 778
4.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 24 januari 2018, p. 787-789.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuigen bij de rechter-commissaris belast met behandeling van strafzaken d.d. 30 juni 2021, p. 2-3.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuigen bij de rechter-commissaris belast met behandeling van strafzaken d.d. 30 juni 2021, p. 7-8.
7.Het proces-verbaal van bevindingen [kenteken] en [adres 2] te Heerlen d.d. 20 september 2017, p. 1425 en 1432.
8.Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie d.d. 6 juli 2017, p. 751.
9.Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen NN- [verdachte] d.d. 18 augustus 2017, p. 1348.
10.Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen NN- [verdachte] d.d. 18 augustus 2017, p. 1349.
11.Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen NN- [verdachte] d.d. 18 augustus 2017, p. 1350.
12.Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen NN- [verdachte] d.d. 18 augustus 2017, p. 1351.
13.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam 4] d.d. 16 november 2017, p. 1282-1283