ECLI:NL:RBLIM:2024:8949

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
03.305046.20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens Pgb-fraude door middel van valse en vervalste facturen

Op 11 december 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan Pgb-fraude over een periode van vijf jaar. De verdachte heeft valse en vervalste facturen ingediend bij een verzekeringsmaatschappij, waardoor hij onterecht een bedrag van € 38.527,36 heeft verkregen. Tijdens de zitting op 27 november 2024 zijn de standpunten van de officier van justitie en de verdachte besproken. De verdachte voerde aan dat de dagvaarding nietig was en dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege vermeende vormverzuimen. De rechtbank verwierp deze verweren en oordeelde dat de dagvaarding geldig was en de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging.

De rechtbank achtte beide feiten wettig en overtuigend bewezen, waarbij de verdachte verantwoordelijk werd gehouden voor het indienen van onjuiste declaraties en het valselijk opmaken van Pgb-declaratieformulieren. De rechtbank hield rekening met de bijzondere persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn zorg voor zijn moeder en zieke partner, en de overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaren, en werden er bijzondere voorwaarden aan de straf verbonden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en inzage in zijn financiële situatie.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.305046.20
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 november 2024. De officier van justitie en de verdachte hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er feitelijk op neer dat de verdachte:
Feit 1:tussen 1 januari 2025 en 31 augustus 2019 [verzekeringsmaatschappij] heeft opgelicht voor een bedrag van € 38.527,36 door onjuiste declaraties in te dienen;
Feit 2:tussen 1 januari 2015 en 31 augustus 2019 zes Pgb-declaratieformulieren valselijk heeft opgemaakt.

3.De voorvragen

3.1
Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging. Daartoe is aangevoerd dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, te weten schending van het pressieverbod, nu de verdachte tijdens het verhoor onder ongeoorloofde psychische druk heeft gestaan, die is ontstaan door de onrechtmatige aanhouding. Bovendien is sprake van een inbreuk op de verslagleggingsplicht aangezien het telefoongesprek tussen de verdachte en de politie op 28 mei 2020 niet is geverbaliseerd.
Ter terechtzitting heeft de verdachte aanvullend aangevoerd dat de dagvaarding nietig is omdat het onderzoek ter terechtzitting 5 minuten na 09:00 uur, zijnde het op de dagvaarding vermelde tijdstip, eerst is aangevangen. Tevens is de tenlastelegging niet duidelijk genoeg omschreven, aangezien daarin het woord ‘telkens’ wordt gebezigd en niet valt op te maken waar dat betrekking op heeft.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de preliminaire verweren van de verdachte dienen te worden gepasseerd.
Het in de tenlastelegging gebezigde ‘telkens’ ziet toe op de meerdere keren dat de verdachte handelingen heeft verricht waarmee tot uitdrukking wordt gebracht dat het niet om één handeling gaat.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het voor de verdachte duidelijk moet zijn waar de tenlastelegging op ziet. Het verwijt is voldoende concreet omschreven. Voorts vindt de stelling dat de dagvaarding nietig is omdat het tijdstip dat daarop staat vermeld is verstreken geen steun in het recht. De verweren die strekken tot nietigverklaring van de dagvaarding worden derhalve verworpen.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de officier van justitie overweegt de rechtbank dat daartoe geen rechtens te respecteren feiten en omstandigheden naar voren zijn gebracht. Van enig vormverzuim dat dit rechtsgevolg zou rechtvaardigen is niet gebleken. De rechtbank zal dat verweer eveneens verwerpen.
De dagvaarding is aldus geldig en de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen. Daartoe heeft zij naar voren gebracht dat de verdachte facturen zodanig heeft aangepast dat hogere bedragen aan zorg dan daadwerkelijk was geleverd werden gedeclareerd bij [verzekeringsmaatschappij] . Daarvoor is louter de verdachte verantwoordelijk en niet [verzekeringsmaatschappij] . Het bedrag dat de verdachte daarmee onrechtmatig heeft verkregen dient gelijk te worden gesteld aan het in de bij SKGZ gevoerde procedure aannemelijk gemaakte bedrag van € 37.205,-.
De officier van justitie heeft verder naar voren gebracht dat het onderzoek deugdelijk is verlopen en op juiste wijze is vastgelegd, reden geen bewijsuitsluiting dient te volgen. De verdachte is niet aangehouden om hem onder druk te zetten, maar om aan hem een advocaat te kunnen toewijzen voor bijstand. Daartoe is de politie overgegaan als gevolg van het overleg dat zij hebben gevoerd met het openbaar ministerie, nadat de verdachte stukken aan de politie had overgelegd waaruit bleek dat hij diende te worden aangemerkt als een kwetsbare verdachte. Door zo te handelen heeft de politie zijn belangen niet tekortgedaan, integendeel juist. Het telefoongesprek dat met hem is gevoerd was geen onderdeel van het strafrechtelijk onderzoek, maar slechts een uitnodiging voor verhoor, en is dan ook niet vastgelegd.
4.2
Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft aangevoerd dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, te weten schending van het pressieverbod omdat hij tijdens het verhoor onder ongeoorloofde psychische druk heeft gestaan, die is ontstaan door de onrechtmatige aanhouding. Bovendien is sprake van een inbreuk op de verslagleggingsplicht, aangezien het telefoongesprek tussen de verdachte en de politie op 28 mei 2020 niet is geverbaliseerd. Deze vormverzuimen dienen te leiden tot bewijsuitsluiting van de verklaring die de verdachte op 5 juni 2020 heeft afgelegd.
Verder is door de verdachte aangevoerd dat het in de tenlastelegging genoemde bedrag onjuist is. Op dat standpunt heeft ook [verzekeringsmaatschappij] zich in de procedure bij SKGZ gesteld. Bovendien is het zo dat [verzekeringsmaatschappij] is tekortgeschoten in de van hem te verlangen voorzichtigheid omdat gedurende een periode van vijf jaar geen enkel onderzoek is verricht naar de betrouwbaarheid van de ingediende declaraties. Indien [verzekeringsmaatschappij] de in het maatschappelijk verkeer gebruikelijke voorzorgsmaatregelen had genomen, was het niet de dupe geworden van het oplichtingsmiddel. Van oplichting kan dus geen sprake zijn.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
De rechtbank volstaat ten aanzien van de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
De rechtbank acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
  • de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 november 2024;
  • het proces-verbaal van aangifte door [naam 1] van 20 maart 2020, alsmede het in bijlage gevoegde schrijven van [naam 2] van 18 juli 2019
- afbeeldingen van declaratieformulieren en facturen [3] ;
- het proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [naam 3] van 6 augustus 2020 [4] .
Bewijsoverwegingen
Rechtmatigheid onderzoek en bewijsmiddelen
De rechtbank overweegt dat het verweer van de verdachte, inhoudende dat zijn aanhouding onrechtmatig zou zijn geweest omdat hem vooraf was medegedeeld dat hij niet zou worden aangehouden, dient te worden verworpen. Hoewel aan de verdachte aanvankelijk is medegedeeld dat hij niet zou worden aangehouden, is hij nadien alsnog aangehouden met het oog op de toewijzing van een van overheidswege betaalde advocaat ter waarborging van zijn recht op rechtsbijstand. De rechtbank heeft er begrip voor dat deze gang van zaken voor de verdachte ongewenst is geweest, maar ziet niet in hoe deze gang van zaken de verdachte in zijn belangen heeft geschaad. Integendeel, door deze aanhouding is juist gewaarborgd dat de verdachte werd bijgestaan door een advocaat tijdens het verhoor. Dat de verdachte de aanhouding en het verhoor als onprettig heeft ervaren en zich zorgen maakte om zijn familieleden neemt de rechtbank zonder meer aan, maar de rechtbank volgt de verdachte niet in zijn stelling dat er enige ongeoorloofde pressie op de verdachte is uitgeoefend om een bekennende verklaring te verkrijgen.
Voorts is de rechtbank niet gebleken van enig ander vormverzuim (waardoor de verdachte in zijn belangen is geschaad als bedoeld in artikel 359a Wetboek van Strafvordering) dat zou moeten leiden tot uitsluiting van bewijs. Het verweer van de verdachte wordt derhalve verworpen.
Causaal verband
De stelling van de verdachte dat van oplichting geen sprake kan zijn bij het ontbreken van voorzichtigheid aan de zijde van [verzekeringsmaatschappij] , vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in het recht. Het zou immers te ver voeren om van [verzekeringsmaatschappij] te verwachten dat naar iedere declaratie dusdanig grondig onderzoek wordt gedaan dat valsheid in geschrift, voor zover al mogelijk, aan het licht komt.
Fraudebedrag
Evenals de verdachte is de rechtbank van oordeel dat het bedrag waarvoor [verzekeringsmaatschappij] is opgelicht op grond van het dossier niet eenduidig is vast te stellen. Dat er geldbedragen onrechtmatig zijn verkregen is echter komen vast te staan en kan derhalve ook bewezen worden verklaard.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1
in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 augustus 2019 te Echt met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen [verzekeringsmaatschappij] heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, door met voornoemd oogmerk, listiglijk en in strijd met de waarheid op facturen van [bemiddelingsbureau] telkens in strijd met de waarheid meer uren aan geleverde zorg voor [naam 4] (in het kader van een Persoonsgebonden Budget) op te nemen dan dat er in werkelijkheid aan uren zorg was geleverd/verleend en vervolgens op de Pgb verpleging en verzorging declaratieformulieren formele zorgverlener telkens onjuiste, te hoge, aantal uren geleverde zorg te declareren en in te dienen en aldus voor te wenden dat [bemiddelingsbureau] voor de totaal gefactureerde geldbedragen aan zorg heeft verleend aan die [naam 4] waardoor [verzekeringsmaatschappij] telkens is bewogen tot het uitkeren van geldbedragen (in het kader van het Persoonsgebonden Budget van die [naam 4] );
Feit 2
in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 augustus 2019 te Echt, meermalen, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten 6 Pgb verpleging en verzorging declaratieformulier(en) formele zorgverlener (Bijlage 2, bladzijde 22, 29, 37, 43, 49, en 53) valselijk heeft opgemaakt door in strijd met de waarheid telkens meer uren geleverde zorg te declareren dan dat er in werkelijkheid aan uren zorg was geleverd/verleend, zulks telkens met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
oplichting, meermalen gepleegd
Feit 2
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
7.2
Het standpunt van de verdachte
De verdachte verzoekt primair hem schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel en subsidiair om de gevorderde straf te verminderen. Door de verdachte is daartoe aangevoerd dat hij gelet op zijn gezinssituatie niet in staat is om een taakstraf uit te voeren of een onvoorwaardelijke gevangenisstraf te ondergaan. Bovendien doet hij er alles aan om het gefraudeerde bedrag terug te betalen, inclusief een schadevergoeding, en is hij opgenomen in frauderegisters waardoor hij op tal van gebieden belemmeringen ondervindt. Ook de gestelde vormverzuimen en de overschrijding van de redelijke termijn dienen te worden meegewogen in de beoordeling van beide verzoeken.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich over een lange periode van vijf jaar schuldig gemaakt aan zorgfraude. Dit is een ernstig strafbaar feit waarmee het vertrouwen van het zorgsysteem in de verzekerden wordt misbruikt. Zorgfraude raakt niet alleen de directe benadeelde, maar ook de samenleving als geheel, die afhankelijk is van een goed functionerend en eerlijk zorgstelsel. In dit geval bedraagt het fraudebedrag tussen de €35.000,- en €38.000,-, wat een substantieel bedrag is.
Daarnaast weegt de rechtbank mee dat de verdachte ten behoeve van de oplichting facturen heeft vervalst dan wel valselijk heeft opgemaakt. Zorgverzekeraars moeten erop kunnen vertrouwen dat ingediende declaraties en documenten correct en authentiek zijn. Door dit vertrouwen bewust te schenden, heeft de verdachte niet alleen [verzekeringsmaatschappij] maar ook het zorgsysteem als geheel schade toegebracht. Dit maakt het handelen van de verdachte des te ernstiger.
De landelijke oriëntatiepunten schrijven voor een fraudebedrag van € 10.000,- tot € 70.000,- een taakstraf en/of een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee tot vijf maanden voor. De rechtbank houdt hier in beginsel rekening mee, maar weegt daarnaast specifieke omstandigheden mee die in dit geval van toepassing zijn.
Vormverzuimen
De rechtbank is niet gebleken van enig vormverzuim dat strafvermindering tot gevolg heeft.
Redelijke termijn
De rechtbank constateert dat de redelijke termijn voor de behandeling van deze zaak fors is overschreden. Deze overschrijding is niet te wijten aan de verdachte. Volgens vaste rechtspraak dient deze overschrijding in strafmatigende zin te worden meegewogen.
Persoonlijke omstandigheden
De verdachte verkeert in een bijzondere persoonlijke situatie. Hij draagt zorg voor zijn moeder, heeft een ernstig zieke partner en twee jonge kinderen. Deze verantwoordelijkheden brengen - naast het feit dat hij kostwinner is - een zware belasting met zich mee, wat de rechtbank in het voordeel van de verdachte meeweegt.
Houding na ontdekking van de fraude
De rechtbank hecht daarnaast waarde aan de open houding van de verdachte na ontdekking van de fraude. De verdachte heeft zijn medewerking verleend aan het onderzoek van [verzekeringsmaatschappij] en een terugbetalingsregeling getroffen waarbij hij zich heeft verplicht tot betaling van een redelijk hoge maandelijkse aflossing. Dit toont een bereidheid om verantwoordelijkheid te nemen voor zijn handelen. Op niet al te lange termijn zal de volledige verschuldigde som daarmee zijn terugbetaald.
Straf
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend. De rechtbank zal daarom de verdachte veroordelen tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren.
De rechtbank benadrukt dat met enkel een terugbetalingsregeling - de schadeloosstelling van [verzekeringsmaatschappij] - niet kan worden volstaan. Het strafwaardige karakter van het handelen van de verdachte vraagt om een straf, die tot uitdrukking komt in de gekozen strafmodaliteit en de hoogte daarvan. Hiermee wordt recht gedaan aan de ernst van de feiten en wordt tevens een signaal afgegeven dat dergelijke gedragingen niet zonder strafrechtelijke gevolgen blijven.
Bijzondere voorwaarden
De rechtbank zal aan de voorwaardelijke straf bijzondere voorwaarden verbinden. De verdachte zal zich gedurende de proeftijd moeten melden bij de reclassering en inzage geven in zijn financiële situatie. Deze voorwaarden dienen er met name toe herhaling van strafbare feiten te voorkomen. Dit acht de rechtbank van groot belang, aangezien de verdachte in de nabije toekomst naar verwachting met moeilijke uitdagingen geconfronteerd zal worden die mogelijk een zware wissel op hem zullen trekken.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55, 57, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
I.
meldplicht
de veroordeelde meldt zich binnen twee dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland (telefoonnummer 088 804 15 02). De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
II.
inzage financiën
de veroordeelde wordt verplicht inzage te geven in zijn financiën.
- geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P.J. van de Pasch, voorzitter, mr. drs. J.M.A. van Atteveld en mr. G.H. Hermanides, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H.R.G. van Kerkhof, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 11 december 2024.
Mr. drs. J.M.A. van Atteveld is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Feit 1
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 augustus 2019 te Echt, gemeente Echt-Susteren, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[verzekeringsmaatschappij] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een of meer geldbedrag(en) (van in totaal €38.527,36), door met voornoemd oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk en in strijd met de waarheid op facturen van [bemiddelingsbureau] (telkens) in strijd met de waarheid meer uren aan geleverde zorg voor [naam 4] (in het kader van een Persoonsgebonden Budget) op te nemen dan dat er in werkelijkheid aan uren zorg was geleverd/verleend en/of (vervolgens) op de Pgb verpleging en verzorging declaratieformulieren formele zorgverlener (telkens) (dit) onjuiste, te hoge, aantal uren geleverde zorg te declareren en in te dienen en/of (aldus) voor te wenden dat [bemiddelingsbureau] voor de totaal gefactureerde geldbedragen aan zorg heeft verleend aan die [naam 4]
waardoor [verzekeringsmaatschappij] (telkens) is bewogen tot het uitkeren van een of meer (verschillende) geldbedrag(en) (in het kader van het Persoonsgebonden Budget van die [naam 4] );
Feit 2
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 augustus 2019 te Echt, gemeente Echt-Susteren, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten 6, althans een of meer, Pgb verpleging en verzorging declaratieformulier(en) formele zorgverlener (Bijlage 2, bladzijde 22, 29, 37, 43, 49, en 53) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door in strijd met de waarheid (telkens) meer uren geleverde zorg te declareren dan dat er in werkelijkheid aan uren zorg was geleverd/verleend zulks (telkens) met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2020049008, gesloten op 6 augustus 2020, digitaal doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 217.
2.Dossierpagina’s 7 t/m11.
3.Dossierpagina’s 22 t/m 124.
4.Dossierpagina’s 128 en 129.