ECLI:NL:RBLIM:2024:8910

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
ROE 23/632
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling inzageverzoek op grond van de Wet politiegegevens door de Rechtbank Limburg

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, gedateerd 4 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de korpschef van de politie inzake een informatieverzoek op grond van de Wet politiegegevens (Wpg) beoordeeld. Eiser had op 12 januari 2023 een verzoek ingediend om inzage in zijn persoonsgegevens, die door de politie waren verwerkt. De korpschef weigerde dit verzoek bij besluit van 26 januari 2023, en na een nieuw besluit op 18 april 2023, waarbij het verzoek deels werd ingewilligd, bleef eiser het niet eens met de afwijzing van bepaalde gegevens. De rechtbank oordeelt dat het beroep tegen het besluit van 26 januari 2023 niet-ontvankelijk is, maar het beroep tegen het bestreden besluit van 18 april 2023 gegrond is. De rechtbank concludeert dat de korpschef onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de weigeringsgronden van de Wpg van toepassing zijn en dat er geen adequate belangenafweging heeft plaatsgevonden. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de korpschef op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het griffierecht van €184,00 aan eiser moet worden vergoed en de korpschef wordt veroordeeld tot betaling van €1.750,00 aan proceskosten aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/632
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 december 2024
in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S. Sabir),
en

de Korpschef van de politie, de korpschef

(gemachtigde: drs. A. Krommendijk).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de korpschef op het informatieverzoek van eiser.
1.1.
Bij besluit van 26 januari 2023 heeft de korpschef het informatieverzoek geweigerd. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
1.2.
Op 18 april 2023 heeft de korpschef een nieuw besluit (het bestreden besluit) genomen, waarbij het informatieverzoek van eiser deels is ingewilligd en deels is afgewezen.
1.3.
Bij besluit van 17 mei 2023 heeft de korpschef het besluit van 26 januari 2023 ingetrokken.
1.4.
Het beroep van eiser wordt op grond van artikel 6:19, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 18 april 2023.
1.5.
De korpschef heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 4 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de korpschef

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser ondervindt hinder en beperkingen bij het reizen naar het buitenland. Zo wordt hij regelmatig ondervraagd voordat hij toegang krijgt. Ook wordt eiser anders bejegend direct na het inscannen van zijn paspoort bij een douanecontrole. Eiser heeft bij brief van 12 januari 2023 een informatieverzoek ingediend bij de korpschef. Hij heeft op grond van artikel 25 van de Wet politiegegevens (Wpg) gevraagd om inzage in zijn persoonsgegevens, die zijn verwerkt. Hij verzoekt specifiek om inzage in:
  • welke persoonsgegevens van hem zijn verwerkt c.q. opgeslagen en gedeeld;
  • op basis van welke grondslag die persoonsgegevens zijn opgeslagen en gedeeld;
  • van welke instantie(s) en welke perso(o)n(en) de verwerkte gegevens afkomstig zijn;
  • waarom de persoonsgegevens zijn verwerkt, opgeslagen en gedeeld;
  • wanneer de persoonsgegevens zijn verwerkt, opgeslagen en gedeeld;
  • hoe de persoonsgegevens zijn verwerkt, opgeslagen en gedeeld;
  • met welke andere instantie(s) / derden de persoonsgegevens zijn gedeeld;
  • of er tussentijds persoonsgegevens zijn verwijderd. Zo ja: waarom, wanneer, hoe, en zijn alle derden op de hoogte gebracht van deze verwijdering;
  • gedurende welke periode zullen de persoonlijke gegevens zijn opgeslagen en worden gedeeld;
  • wanneer zijn de persoonsgegevens voor het laatst geactualiseerd, en waarom en door wie;
En zo ja; wat hield deze actualisering in?
2.1.
Verder verzoekt eiser of de korpschef op enig moment heeft geconstateerd dat de verwerking van de persoonsgegevens van eiser op enig moment op enigerlei wijze onrechtmatig is geweest en op welke wijze hij bezwaar kan maken tegen de opslag en tegen verdere verwerking van zijn persoonsgegevens.
2.2.
Bij besluit van 26 januari 2023 heeft de korpschef het recht op inzage op grond van artikel 27, eerste lid, onder b, van de Wpg geweigerd.
2.3.
Eiser kan zich hier niet in vinden en heeft beroep ingesteld. Eiser voert – kort samengevat – het volgende aan. Volgens eiser is ten onrechte besloten om geen inzage te geven dan wel informatie c.q. inlichtingen te geven over de verwerking /verstrekking van zijn gegevens. Het verzoek is geweigerd op grond van artikel 27 van de Wpg, maar een motivering hiervoor ontbreekt. De korpschef benoemt dat het belang van eiser om kennis te mogen nemen is afgewogen tegen het belang om dat niet toe te staan, wat erin heeft geresulteerd dat de kennisgeving is geweigerd. Onduidelijk is welke belangenafweging hier heeft plaatsgevonden. Het niet verstrekken van gegevens is volgens eiser in strijd met het recht op bewegingsvrijheid (artikel 2 van het Vierde Protocol van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden; EVRM), het recht op privéleven (artikel 8 van het EVRM) en het recht op (toegang tot) een daadwerkelijk rechtsmiddel en een eerlijk proces (artikel 6 van het EVRM). Volgens eiser heeft de korpschef, door het niet verstrekken in strijd gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, meer specifiek het legalisatiesbeginsel, zorgvuldigheidsbeginsel, motiveringsbeginsel en vertrouwensbeginsel.
2.4.
Op 18 april 2023 heeft de korpschef een nieuw besluit genomen, waarbij het informatieverzoek van eiser deels is ingewilligd en deels is afgewezen. De korpschef heeft inzage geweigerd in een deel van de verzochte politiegegevens. Volgens de korpschef is het noodzakelijk en evenredig om enige informatie te onthouden in het kader van het vermijden van nadelige gevolgen voor voorkoming, opsporing, het onderzoek en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, ter bescherming van de openbare veiligheid en ter bescherming van de rechten en vrijheden van derden (artikel 27, eerste lid, aanhef en onder b, c en d, van de Wpg). Met betrekking tot politiegegevens waarvoor die noodzakelijkheid niet bestaat of waarvan het onthouden geen evenredige maatregel is gebleken, heeft de korpschef geen bezwaar tegen inzage en wordt eiser in de gelegenheid gesteld om deze gegevens in te zien. Deze inzage heeft ook plaatsgevonden op 9 mei 2023 en 8 juni 2023.
2.5.
Eiser heeft vervolgens bericht dat hij zich niet in dit besluit kan vinden en het beroep wenst voort te zetten.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het besluit van de korpschef op het informatieverzoek van eiser. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep tegen het besluit van 26 januari 2023 niet-ontvankelijk en tegen het besluit van 18 april 2023 gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het beroep tegen het besluit van 26 januari 2023
4. De korpschef heeft het besluit van 26 januari 2023 ingetrokken; dit besluit is met het bestreden besluit geheel vervangen. Het beroep dat eiser heeft ingesteld, heeft op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb van rechtswege mede betrekking op het bestreden besluit. Gesteld noch gebleken is dat eiser een belang heeft bij een oordeel over de rechtmatigheid van het besluit van 26 januari 2023. Het beroep, voor zover gericht tegen dit besluit, is daarom niet-ontvankelijk.
Het beroep tegen het bestreden besluit
5. De korpschef heeft het verzoek van eiser gedeeltelijk geweigerd op grond van artikel 27, eerste lid, aanhef en onder b, c en d, van de Wpg. Deze bepaling luidt, voor zover van belang:
1. Een verzoek als bedoeld in de artikelen 25, eerste lid, en 28, eerste en tweede lid, wordt afgewezen voor zover dit een noodzakelijke en evenredige maatregel is:
(…)
b. ter vermijding van nadelige gevolgen voor de voorkoming, de opsporing, het onderzoek en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen;
c. ter bescherming van de openbare veiligheid;
d. ter bescherming van de rechten en vrijheden van derden.
5.1.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] (de Afdeling) volgt dat een recht op kennisneming van politiegegevens geen absoluut recht is. Uit artikel 27, eerste lid, van de Wpg volgt immers dat een verzoek om kennisneming van politiegegevens wordt afgewezen voor zover dit een noodzakelijke en evenredige maatregel is vanwege de in die bepaling vermelde belangen. Aan een eventuele weigering moet sinds een wetswijziging sinds 1 januari 2019 een belangenafweging ten grondslag liggen. [2]
5.2.
De rechtbank stelt vast dat eiser na het bestreden besluit op 9 mei 2023 en 8 juni 2023 zijn registraties heeft ingezien, voor zover deze niet zijn geweigerd op grond van artikel 27, eerste lid, aanhef en onder b, c en d, van de Wpg.
5.3.
Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser heeft tijdens de zitting onder meer aangevoerd dat de korpschef de inzage in geweigerde registraties met daarin politiegegevens van eiser onvoldoende heeft gemotiveerd. Bovendien zijn volgens eiser de stukken niet compleet en moeten er meer mutaties zijn. Ook heeft hij geen inzage gekregen in signaleringen. Eiser meent verder dat er teveel informatie is zwart gelakt en dat had niet gemogen zonder deugdelijke motivering waarom dat gebeurt.
5.4.
De rechtbank is van oordeel dat in het algemeen niet kan worden volstaan met het benoemen van de weigeringsgronden uit de Wpg, zoals de korpschef heeft gedaan in het bestreden besluit. Het had op de weg van de korpschef gelegen om per weigeringsgrond aan te geven waarom deze grond in het geval van eiser moet worden toegepast. De korpschef heeft dus in het besluit onvoldoende gemotiveerd waarom de weigeringsgronden aan de inzage in de weg staat. Daarnaast constateert de rechtbank dat, ondanks dat duidelijk is vermeld welke belangen het geven van inzage belemmert, in het bestreden besluit niet een uitdrukkelijke afweging van deze belangen tegen de persoonlijke belangen van eiser is gemaakt. In het bestreden besluit is dan ook niet, althans onvoldoende, gemotiveerd dat er sprake is van een noodzakelijke en evenredige maatregel ter bescherming van de in artikel 27, eerste lid, aanhef en onder b, c en d, van de Wpg genoemde belangen. [3] Het beroep van eiser is – gelet op het voorgaande – reeds hierom gegrond.
5.5.
De rechtbank merkt tot slot nog op dat het voor haar in deze zaak hoe dan ook niet mogelijk was om de besluitvorming van de korpschef (of de afwijzingsgronden van de Wpg terecht zijn toegepast) te beoordelen, omdat de korpschef heeft nagelaten de (gedeeltelijk onleesbare) stukken die voor eiser ter inzage hebben gelegen in afschrift aan de rechtbank te verstrekken (al dan niet met een beroep op geheimhouding op grond van artikel 8:29 van de Awb) en een versie van deze stukken, waarin geen tekst onleesbaar is gemaakt. De rechtbank geeft de korpschef mee dit wel te doen, in voorkomend geval het nieuw te nemen besluit weer een (gedeeltelijke) weigering zou bevatten en opnieuw tot een beroep bij deze rechtbank zou leiden.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep tegen het besluit van 26 januari 2023 is niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang. Het beroep tegen het bestreden besluit is gegrond. Dit besluit wordt vernietigd. De korpschef dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt voor het nemen van het nieuwe besluit een termijn van acht weken vast.
6.1.
De rechtbank ziet, gelet op de geconstateerde gebreken in het besluit van 26 januari 2023 en het bestreden besluit, aanleiding om te bepalen dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
6.2.
De rechtbank ziet daarnaast ook aanleiding om de korpschef in de door eiser gemaakte proceskosten in verband met het beroep tegen het bestreden besluit te veroordelen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,00 ( 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 26 januari 2023 niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dit besluit;
  • draagt de korpschef op een nieuw besluit te nemen met in achtneming van deze uitspraak;
  • stelt de korpschef een termijn voor het nemen van en nieuw besluit en bepaalt dat de korpschef dat besluit moet nemen binnen acht weken;
  • bepaalt dat de korpschef het griffierecht van € 184,00 aan eiser moet vergoeden;
  • veroordeelt de korpschef tot betaling van € 1.750,00 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.C.A. Wilschut, rechter, in aanwezigheid van mr. D.H.J. Laeven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 december 2024
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 4 december 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Wet politiegegevens

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet Politiegegevens

Artikel 1. (definities)

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a.
politiegegeven:elk persoonsgegeven dat wordt verwerkt in het kader van de uitvoering van de politietaak, bedoeld in de artikelen 3 en 4 van de Politiewet 2012, met uitzondering van:
– de uitvoering van wettelijke voorschriften anders dan de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften;
– de bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000 opgedragen taken, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, onder 1° en artikel 4, eerste lid, onderdeel f, van de Politiewet 2012;
b.
persoonsgegeven:alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon;
c.
verwerken van politiegegevens:elke bewerking of elk geheel van bewerkingen met betrekking tot politiegegevens of een geheel van politiegegevens, al dan niet uitgevoerd op geautomatiseerde wijze, zoals het verzamelen, vastleggen, ordenen, structureren, opslaan, bijwerken of wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiden of op andere wijze ter beschikking stellen, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, afschermen of vernietigen van politiegegevens;
d.
verstrekken van politiegegevens:het bekend maken of ter beschikking stellen van politiegegevens;
e.
ter beschikking stellen van politiegegevens:het verstrekken van politiegegevens aan personen die overeenkomstig deze wet zijn geautoriseerd voor het verwerken van politiegegevens;
f.
verwerkingsverantwoordelijke:dit is bij:
1°. de politie: de korpschef, bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012;
2°. de rijksrecherche: het College van procureurs-generaal;
3°. de Koninklijke marechaussee: Onze Minister van Defensie;
4°. een gemeenschappelijke verwerking van politiegegevens met het oog op een gemeenschappelijk doel door twee of meer organisaties als bedoeld in dit onderdeel: de verwerkingsverantwoordelijke die door de betrokken verwerkingsverantwoordelijken is belast met de feitelijke zorg voor de verwerking en het treffen van de maatregelen, bedoeld in de artikelen 4 en 4a;
g.
betrokkene:degene op wie een politiegegeven betrekking heeft;
h.
Autoriteit persoonsgegevens:de autoriteit, bedoeld in artikel 6 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming;
i.
verwerker:de natuurlijke persoon of rechtspersoon, overheidsinstantie, dienst of enig ander orgaan die of dat ten behoeve van de verwerkingsverantwoordelijke politiegegevens verwerkt. Indien een verwerker in strijd met het bij of krachtens deze wet bepaalde de doeleinden en middelen van de verwerking bepaalt, wordt die verwerker met betrekking tot die verwerking als verwerkingsverantwoordelijke aangemerkt;
j.
Onze Ministers:Onze Ministers van Veiligheid en Justitie en van Defensie gezamenlijk;
k.
ambtenaar van politie:de ambtenaar, bedoeld in artikel 2 van de Politiewet 2012, alsmede de ambtenaar van de Koninklijke marechaussee voor zover werkzaam ter uitvoering van de politietaak, bedoeld in onderdeel a, en indien artikel 46 wordt toegepast, de ambtenaar, werkzaam bij de in dat artikel genoemde dienst en de ambtenaar, bedoeld in artikel 142, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering;
l.
bevoegde autoriteit:iedere overheidsinstantie die bevoegd is voor de taken, bedoeld in onderdeel a, of ieder ander orgaan dat of iedere andere entiteit die is gemachtigd openbaar gezag en openbare bevoegdheden uit te oefenen met het oog op de taken, bedoeld in onderdeel a;
m.
gerelateerde gegevens:de politiegegevens die bij de vergelijking van gegevens, bedoeld in de artikelen 8, tweede lid, 11, eerste en tweede lid, 12, vierde lid en 24, eerste en tweede lid, overeenkomen en de erbij behorende gegevens alsmede de politiegegevens waarmee bij het in combinatie met elkaar verwerken van politiegegevens, bedoeld in de artikelen 8, derde lid, en 11, vierde lid, verband blijkt te bestaan;
n.
afschermen:het markeren van opgeslagen politiegegevens met als doel de verwerking ervan in de toekomst te beperken;
o.
bestand:elk gestructureerd geheel van politiegegevens dat volgens bepaalde criteria toegankelijk is, ongeacht of dit geheel van gegevens gecentraliseerd of gedecentraliseerd is, dan wel verspreid op een functioneel of geografisch bepaalde wijze;
p.
ontvanger:de natuurlijke persoon aan wie of de rechtspersoon of overheidsinstantie waaraan politiegegevens worden verstrekt;
q.
inbreuk op de beveiliging:een inbreuk op de beveiliging met de vernietiging, het verlies, de wijziging, de bekendmaking of de ter beschikkingstelling van of de ongeoorloofde toegang tot doorgezonden, opgeslagen of anderszins verwerkte politiegegevens tot gevolg;
r.
genetische gegevens:persoonsgegevens met betrekking tot de overgeërfde of verworven genetische kenmerken van een natuurlijke persoon die unieke informatie verschaffen over de fysiologie of de gezondheid van die persoon en die met name voortkomen uit een analyse van een biologisch monster van die persoon;
s.
biometrische gegevens:persoonsgegevens die het resultaat zijn van een specifieke technische verwerking met betrekking tot de fysieke, fysiologische, of gedragskenmerken van een natuurlijke persoon op grond waarvan de eenduidige identificatie van die persoon mogelijk is of bevestigd wordt, zoals afbeeldingen van het gezicht of dactyloscopische gegevens;
t.
gegevens over gezondheid:persoonsgegevens met betrekking tot de fysieke of mentale gezondheid van een natuurlijke persoon, waaronder gegevens over verleende gezondheidsdiensten, waarmee informatie over zijn gezondheid wordt gegeven;
u.
profilering:elke vorm van geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens waarbij aan de hand van die gegevens bepaalde persoonlijke aspecten van een natuurlijke persoon worden geëvalueerd, met de bedoeling met name aspecten betreffende zijn beroepsprestaties, economische situatie, gezondheid, persoonlijke voorkeuren, interesses, betrouwbaarheid, gedrag, locatie of verplaatsingen te analyseren of te voorspellen;
v.
derde land:ieder land of gebied dat geen lidstaat is of daarvan geen onderdeel uitmaakt;
w.
internationale organisatie:een organisatie en de daaronder ressorterende internationaalpubliekrechtelijke organen of andere organen die zijn opgericht bij of op grond van een overeenkomst tussen twee of meer landen;
x.
richtlijn:Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van het Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad;
y.
lidstaat:lidstaat van de Europese Unie die de richtlijn heeft geïmplementeerd.

Artikel 25. (recht op inzage)

1. De betrokkene heeft het recht om op diens schriftelijke verzoek van de verwerkingsverantwoordelijke binnen zes weken uitsluitsel te verkrijgen over de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om die persoonsgegevens in te zien en om informatie te verkrijgen over:
a. de doelen en de rechtsgrond van de verwerking;
b. de betrokken categorieën van politiegegevens;
c. de vraag of de deze persoon betreffende politiegegevens gedurende een periode van vier jaar voorafgaande aan het verzoek zijn verstrekt en over de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de gegevens zijn verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d. de voorziene periode van opslag of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
e. het recht te verzoeken om rectificatie, vernietiging of afscherming van de verwerking van hem betreffende politiegegevens;
f. het recht een klacht in te dienen bij de Autoriteit persoonsgegevens, en de contactgegevens van die autoriteit;
g. de herkomst, voor zover beschikbaar, van de verwerking van hem betreffende politiegegevens.
2. De verwerkingsverantwoordelijke kan zijn beslissing voor ten hoogste vier weken verdagen, dan wel voor ten hoogste zes weken indien blijkt dat bij verschillende regionale eenheden of bij de landelijke eenheid van de politie politiegegevens over de verzoeker worden verwerkt. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 27. (uitzonderingen)

1. Een verzoek als bedoeld in de artikelen 25, eerste lid, en 28, eerste en tweede lid, wordt afgewezen voor zover dit een noodzakelijke en evenredige maatregel is:
a. ter vermijding van belemmering van de gerechtelijke onderzoeken of procedures;
b. ter vermijding van nadelige gevolgen voor de voorkoming, de opsporing, het onderzoek en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen;
c. ter bescherming van de openbare veiligheid;
d. ter bescherming van de rechten en vrijheden van derden;
e. ter bescherming van de nationale veiligheid;
f. ingeval van een kennelijk ongegrond of buitensporig verzoek, als bedoeld in artikel 24a, vierde lid.
2. Een gehele of gedeeltelijke afwijzing van een verzoek als bedoeld in het eerste lid is schriftelijk en bevat de redenen voor de afwijzing.
3. Een verzoek als bedoeld in de artikelen 25, eerste lid, en 28, eerste lid, wordt afgewezen als het verzoek de gegevens betreft, die worden verwerkt bij of krachtens artikel 12.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3139, of van 17 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3350.
2.Wijziging van artikel 27 van de Wpg bij Wet van 17 oktober 2018 (Stb. 2018, 401).
3.Zie in dit verband ook de uitspraak van de Afdeling van 3 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1735.