ECLI:NL:RBLIM:2024:8902

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 augustus 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
C/03/325519 / HA RK 23-209
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid rechtbank bij arbitrageovereenkomst en voorlopig deskundigenbericht in geschil tussen Bungalowpark De Stille Wille Meijel B.V. en [verweerder]

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 23 augustus 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure tussen Bungalowpark De Stille Wille Meijel B.V. en een verwerende partij. De Stille Wille, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.J. Heynen, heeft verzocht om een voorlopig deskundigenbericht met betrekking tot de waarde van aanwezige gebouwen en beplantingen op een perceel dat in ondererfpacht is gegeven aan de verwerende partij. De rechtbank heeft zich bevoegd verklaard om van het geschil kennis te nemen, ondanks de door de verwerende partij ingebrachte stelling dat er een arbitrageovereenkomst bestaat. De rechtbank oordeelt dat het verzoek tot een voorlopig deskundigenbericht niet in arbitrage kan worden verkregen, waardoor zij bevoegd is om dit verzoek te behandelen. De rechtbank heeft de heer J.M.Th. Lavrijsen benoemd als deskundige voor het onderzoek naar de waarde van de gebouwen en beplantingen. De Stille Wille heeft belang bij het verzoek, omdat zij overweegt om een bodemprocedure tot ontruiming in te stellen, waarbij de vergoeding aan de verwerende partij een cruciaal aspect is. De rechtbank heeft de kosten van de deskundige vastgesteld en de verplichtingen van partijen ten aanzien van het onderzoek uiteengezet.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer / rekestnummer: C/03/325519 / HA RK 23-209
Beschikking van 23 augustus 2024
in de zaak van
BUNGALOWPARK DE STILLE WILLE MEIJEL B.V.,
gevestigd te Meijel,
verzoekende partij,
hierna te noemen: De Stille Wille,
advocaat: mr. H.J. Heynen te Venlo,
tegen
[verweerder],
wonende te [plaatsnaam] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerder] ,
advocaat: mr. H.J.M. Goossens te Asten.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift,
- het verweerschrift,
- de mondelinge behandeling op 6 maart 2024,
- de spreekaantekeningen van De Stille Wille,
- de brief van De Stille Wille van 20 maart 2024,
- de reactie van [verweerder] bij brief van 20 maart 2024,
- de correspondentie tussen de griffier en partijen over de te benoemen deskundige en diens kostenbegroting.

2.De feiten

2.1.
De Stille Wille exploiteert Bungalowpark te Meijel en heeft meerdere percelen grond in (onder)erfpacht gegeven al dan niet in combinatie met een afhankelijk opstalrecht.
2.2.
Op de overeenkomsten van (onder)erfpacht zijn de “
Algemene Bepalingen voor de vestiging van zakelijke rechten van erfpacht en opstal en de exploitatie door Bungalowpark De Stille Wille Meijel B.V.” van toepassing (productie 1 bij verzoekschrift). In artikel 20 van de algemene bepalingen, alsook in artikel 20.a. van de akte van levering staat vermeld (productie 1 bij verzoekschrift):

Alle geschillen, welke mochten ontstaan naar aanleiding van de erfpachtovereenkomst en deze Algemene Bepalingen, danwel van nadere overeenkomsten die daarvan het gevolg mochten zijn, een en ander behoudens de bouw, casu quo aannemingsovereenkomsten, worden – voor zover voor arbitrage vatbaar – op verzoek van de meest gerede partij, beslecht overeenkomstig het reglement van het Nederlands Arbitrage Instituut, gevestigd te Rotterdam. De uitspraak in alle geschillen zal worden gegeven in de vorm en met recht van een scheidsrechtelijk vonnis, tenzij partijen nader overeenkomen, dat de uitspraak zal worden gegeven in de vorm en met kracht van een bindend advies.”
2.3.
Bij akte van 21 december 2012 is het perceel gelegen op Bungalowpark Stille Wille aan [adres 1] , kadastraal bekend Meijel, [sectie] [nummer] , ter plaatse van het park bekend als [adres 2] te Meijel, in ondererfpacht aan [verweerder] gegeven voor bepaalde tijd vanaf 31 januari 1997 tot en met per 31 december 2021.
2.4.
Tussen partijen staat ter discussie of het recht van ondererfpacht per 31 december 2021 is geëindigd.
2.5.
Bij arrest van 7 maart 2023 in een procedure tussen De Stille Wille en een aantal erfpachters heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, kort gezegd, het oordeel van de rechtbank dat De Stille Wille niet gehouden is het bestaande recht van erfpacht onder dezelfde voorwaarden te verlengen bekrachtigd.
2.6.
Het aanbod van De Stille Wille om het recht van ondererfpacht te verlengen tegen nieuwe voorwaarden heeft [verweerder] niet geaccepteerd. Wel woont [verweerder] tot op heden nog steeds op het perceel op het Bungalowpark en worden daarvoor kosten in rekening gebracht.

3.Het verzoek

3.1.
Het verzoek strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht zal bevelen. De Stille Wille stelt – samengevat – dat het recht van ondererfpacht is geëindigd en dat [verweerder] volgens de akte van levering aanspraak kan maken op vergoeding van de waarde van de aanwezige gebouwen, werken en beplanting die door hem of een rechtsvoorganger zijn aangebracht (artikel 5:99 lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)). Artikel 5:100 BW bepaalt dat geen ontruiming kan worden gevorderd als deze vergoeding nog niet is betaald. Partijen komen onderling niet tot overeenstemming over de waarde en kunnen samen geen deskundige aanwijzen. Reden dat De Stille Wille dit verzoek heeft ingediend. Als [verweerder] ook na vaststelling van de waarde bij voorlopig deskundigenbericht niet wil meewerken aan afwikkeling van het recht van ondererfpacht, zal een bodemprocedure tot ontruiming onder gelijktijdige betaling aan [verweerder] van de vastgestelde vergoeding (waarop in mindering zal strekken de betalingsachterstand van [verweerder] ) worden gestart.
3.2.
De Stille Wille wenst de heer [makelaar] , NVM Makelaar verbonden aan [makelaarskantoor] te [plaatsnaam] te benoemen, omdat deze makelaar al meerdere taxaties voor De Stille Wille heeft uitgevoerd. De aan deze deskundige te stellen vraag betreft:
1) Wat is de waarde in de zin van artikel 5:99 lid 1 BW van de nog aanwezige gebouwen, werken en beplantingen die door [verweerder] of een rechtsvoorganger van [verweerder] zijn aangebracht of die [verweerder] van de eigenaar tegen vergoeding van de waarde heeft overgenomen op het perceel aan [adres 3] te Meijel, gemeente Peel en Maas, ter plaatse bekend als [adres 2] te Meijel (kadastraal Meijel, [sectie] [nummer] )?
3.3.
[verweerder] voert aan dat de rechtbank niet bevoegd is om van het onderhavige geschil kennis te nemen, omdat partijen een arbitrageovereenkomst hebben gesloten (artikel 20a van de algemene bepalingen) en het geschil voortvloeit uit de erfpachtovereenkomst. Artikel 1022b Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) bepaalt dat een arbitragebeding niet belet een voorlopig deskundigenbericht te verzoeken bij de gewone rechter, maar dat is hier uitgesloten omdat het beding ziet op “alle geschillen”. De uitzondering van artikel 1022c Rv geldt niet, omdat eenzelfde beslissing ook in arbitrage kan worden verkregen. Voor zover de rechtbank wel bevoegd zou zijn, voert [verweerder] aan dat De Stille Wille geen belang heeft bij dit verzoek omdat het recht van (onder)erfpacht nog niet is geëindigd waardoor het recht op waardevergoeding ook nog niet kan worden beoordeeld. Bovendien is De Stille Wille verplicht om aan [verweerder] een nieuw redelijk aanbod te doen.

4.De beoordeling

Is de rechtbank bevoegd?
4.1.
Het meest verstrekkende verweer van [verweerder] is dat de rechtbank niet bevoegd is. Ten aanzien van die vraag zijn de volgende wetsartikelen van belang:
- Artikel 1022 Rv:
De rechter, bij wie een geschil aanhangig is gemaakt waarover een overeenkomst tot arbitrage is gesloten, verklaart zich onbevoegd, indien een partij zich voor alle weren op het bestaan van deze overeenkomst beroept, tenzij de overeenkomst ongeldig is.
- Artikel 1022b Rv:
Een overeenkomst tot arbitrage belet niet dat een partij de gewone rechter verzoekt een (…) een voorlopig deskundigenbericht, (…) te bevelen.
- Artikel 1022c Rv:
Indien in de gevallen, genoemd in de artikelen 1022a en 1022b, een partij zich voor alle weren beroept op het bestaan van een overeenkomst tot arbitrage, verklaart de rechter zich uitsluitend bevoegd, indien de gevraagde beslissing niet of niet tijdig in arbitrage kan worden gekregen.
4.2.
Dat in de arbitrageovereenkomst is bepaald dat het beding “alle geschillen” betreft, belet niet dat De Stille Wille de rechtbank op grond van artikel 1022b Rv kan verzoeken een voorlopig deskundigenbericht te bevelen. De rechtbank verklaart zich op grond van artikel 1022c Rv uitsluitend bevoegd als de gevraagde beslissing, hier een eenzijdig verzoek tot een voorlopig deskundigenbericht, niet of niet tijdig in arbitrage kan worden verkregen.
4.3.
Tijdens de mondelinge behandeling van 6 maart 2024 hebben partijen afgesproken dat zij gezamenlijk navraag zouden doen bij het Nederlands Arbitrage Instituut (NAI) over de mogelijkheden tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht, mede gelet op de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 november 2018 (ECLI:NL:RBAMS:2018:8507), waarin onder meer is overwogen:

2.6. Bij e-mailbericht van 29 maart 2018 heeft het NAI naar aanleiding van een vraag van (de advocaat van) (…) over de mogelijkheden tot het houden van een (voorlopig) deskundigenonderzoek partijen als volgt geïnformeerd:
In het NAI Arbitragereglement van 13 november 2001 (en het NAI Arbitragereglement van 1 januari 2015) is niets geregeld met betrekking tot een voorlopig deskundigenbericht. Indien iets niet is bepaald in het arbitragereglement is het aan de partijen gezamenlijk om bijzondere afspraken nader overeen te komen. Wanneer partijen wensen dat de administrateur van het NAI een deskundige benoemt, voorafgaand aan een (eventuele) benoeming van het scheidsgerecht, dienen partijen dit derhalve nader overeen te komen.
Wanneer de wens bestaat om een voorlopig deskundigenbericht binnen de reeds aanhangige procedure te verkrijgen gaat het om een aanvulling van de reeds tussen partijen bestaande arbitrageovereenkomst. Ik ga ervan uit dat het dan de bedoeling is dat de arbitrage wordt aangehouden totdat de deskundige zijn bericht heeft gegeven.
Ook is het mogelijk om een afzonderlijke procedure te starten waarin alleen om de benoeming van de deskundige voor een voorlopig deskundigenbericht wordt verzocht.”.
4.4.
Bij brief van 8 maart 2024 heeft mr. Heynen, mede namens mr. Goossens, aan het NAI de vraag voorgelegd of het, gelet op de laatste zin van het hiervoor aangehaalde citaat uit de e-mail van het NAI van 29 maart 2018, mogelijk is om
louterter benoeming van een deskundige een procedure te starten bij het NAI en zo ja, of dan bepaalde randvoorwaarden noodzakelijk zijn voor het starten van die procedure of niet.
4.5.
Bij e-mail van 12 maart 2024 heeft het NAI geantwoord:

U vraagt in de brief die wij bij uw onderstaande e-mail ontvingen of het “louter mogelijk is ter benoeming van een deskundige een procedure bij het NAI te starten”. Het antwoord op die vraag is: ja, dat is mogelijk. Het zou dan, mits partijen zulks zijn overeengekomen, een ad hoc benoeming bindend adviseur kunnen zijn welke adviseur een niet bindend advies uitbrengt.”.
4.6.
Op 18 maart 2024 heeft mr. Heynen de volgende reactie aan het NAI gestuurd:

Heb ik [uw] email goed begrepen wanneer ik daaruit afleid dat partijen een procedure kunnen starten tot benoeming van een deskundige, mits zij het er over eens zijn dat er een deskundige benoemd moet worden. Of moet ik de mail anders lezen?
Hoe zit het als partijen het er niet over eens zijn dat een deskundige zou moeten worden benoemd, dus dat een van de partijen dat wil en de andere partij (om juridische redenen) niet? Heeft de NAI dan een procedure beschikbaar wanneer partijen in de oorspronkelijke overeenkomst reeds arbitrage zijn overeengekomen?”.
4.7.
Hierop heeft het NAI op 19 maart 2024 geantwoord:

Indien partijen gezamenlijk wensen dat een deskundige wordt benoemd, zal zulks onder het reglement van de ad hoc benoeming bindend adviseur kunnen vallen.
Volledigheidshalve wens ik daaraan toe te voegen dat het immer aan arbiter/bindend adviseur is om een arbitrage/bindend advies overeenkomst tussen partijen te beoordelen en niet aan het NAI.”.
4.8.
De Stille Wille stelt dat een dergelijke afzonderlijke overeenkomst tussen partijen hier niet voorligt en dat [verweerder] niet zal meewerken aan de benoeming van een deskundige omdat hij in deze procedure ook inhoudelijk verweer heeft gevoerd. Nu er geen afzonderlijke afspraak is gemaakt en het reglement van het NAI een eenzijdig te starten procedure strekkende tot een voorlopig deskundigenbericht niet kent, is het bepaalde in artikel 1022b Rv onverkort van toepassing en is de rechtbank in deze zaak bevoegd.
4.9.
[verweerder] is van mening dat uit de laatste e-mail van het NAI niet blijkt dat een ingang krachtens een reeds gesloten arbitrageovereenkomst niet mogelijk is. Er is aangegeven dat een dergelijk verzoek in de vorm van een bindend advies kan als partijen dat gezamenlijk wensen. Dit is slechts één mogelijkheid die het NAI noemt. Dat de gevraagde beslissing niet (tijdig) in arbitrage kan worden verkregen, is niet door De Stille Wille aangetoond. Daarom dient de rechtbank zich onbevoegd te verklaren.
4.10.
De rechtbank overweegt dat uit de reacties van het NAI volgt dat het reglement van het NAI niet voorziet in een mogelijkheid om, in het kader van de bestaande arbitrageovereenkomst tussen partijen, op basis van een eenzijdig verzoek een voorlopig deskundigenbericht te verkrijgen. Die mogelijkheid bestaat wel indien partijen een nieuwe overeenkomst sluiten waarin zij de afspraak tot het benoemen van een deskundige vastleggen, welk verzoek in het reglement van het NAI valt onder de ad hoc benoeming bindend adviseur. Een dergelijke nieuwe overeenkomst ter benoeming van een bindend adviseur ligt hier niet voor en partijen zijn ook niet gehouden een dergelijke nadere overeenkomst aan te gaan.
4.11.
Gelet op het voorgaande kan de gevraagde beslissing niet in arbitrage worden gekregen en zal de rechtbank zich bevoegd verklaren om van dit geschil kennis te nemen.
Heeft De Stille Wille belang bij haar verzoek?
4.12.
Bij het beoordelen van een verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht dient op grond van vaste rechtspraak (zie bijv. HR 19 december 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL8610) het volgende tot uitgangspunt:
Een voorlopig deskundigenonderzoek kan ertoe dienen een partij de mogelijkheid te verschaffen aan de hand van het uit te brengen deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen omtrent de voor de beslissing van het geschil relevante feiten en omstandigheden en aldus beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is de procedure te beginnen of voort te zetten (vgl. HR 6 februari 1998, nr. 8986,
NJ1999, 478). Aan de rechter die heeft te oordelen over het verzoek een dergelijk onderzoek te gelasten, komt geen discretionaire bevoegdheid toe. Hij dient het onderzoek in beginsel te gelasten, mits het daartoe strekkende verzoek terzake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Dit is echter anders indien de rechter op grond van in zijn beslissing te vermelden feiten en omstandigheden van oordeel is dat het verzoek in strijd is met een goede procesorde, dat van de bevoegdheid toepassing van dit middel te verlangen, misbruik wordt gemaakt - bijvoorbeeld omdat verzoeker wegens onevenredigheid van de over en weer betrokken belangen in redelijkheid niet tot het uitoefenen van die bevoegdheid kan worden toegelaten - , of dat het verzoek moet afstuiten op een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar. Voorts bestaat geen bevoegdheid tot het verzoeken van een voorlopig deskundigenbericht indien verzoeker bij toewijzing daarvan onvoldoende belang heeft.
4.13.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek kan worden toegewezen. De Stille Wille heeft belang bij haar verzoek, nu zij overweegt om in een bodemprocedure haar vorderingen tot ontruiming in te stellen, onder gelijktijdige betaling aan [verweerder] van de door de te benoemen deskundige vast te stellen vergoeding, waarbij op die vergoeding in mindering zal strekken de betalingsachterstand van [verweerder] . Aangezien geen ontruiming kan worden gevorderd indien deze vergoeding nog niet is betaald en niet gebleken is dat partijen onderling tot overeenstemming komen ten aanzien van de hoogte van de vergoeding, heeft De Stille Wille belang bij dit verzoek. De vragen of het recht van (onder)erfpacht tussen partijen is geëindigd, of De Stille Wille verplicht is een nieuw redelijk aanbod te doen aan [verweerder] en of de vorderingen van De Stille Wille in een eventuele bodemprocedure kans van slagen hebben, zijn voor de beoordeling van het verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht niet relevant.
De persoon van de deskundige
4.14.
De Stille Wille wenst bij voorkeur dat de heer [makelaar] , NVM Makelaar verbonden aan [makelaarskantoor] te [plaatsnaam] , tot deskundige wordt benoemd, nu deze al vaker taxaties voor De Stille Wille heeft uitgevoerd en goed bekend is met de lokale situatie.
4.15.
[verweerder] heeft bezwaar tegen benoeming van die persoon, nu deze de vaste taxateur van is De Stille Wille
4.16.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank een andere deskundige aangezocht, uiteindelijk de heer J.M.Th. Lavrijsen, verbonden aan Lavrijsen Makelaardij en Lavrijsen Vastgoed Advisering. Partijen hebben geen bezwaar tegen de persoon van de deskundige en diens kostenbegroting.
4.17.
De rechtbank zal de heer J.M.Th. Lavrijsen hierna tot deskundige benoemen.
4.18.
Artikel 195 Rv bepaalt dat het voorschot op de kosten van de deskundige in beginsel door de verzoekende partij moet worden gedeponeerd. Dit voorschot zal daarom door De Stille Wille moeten worden betaald.
Het onderzoek
4.19.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
4.20.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart zich bevoegd om van dit geschil kennis te nemen,
5.2.
beveelt een voorlopig deskundigenonderzoek ter beantwoording van de volgende vragen:
1)
Wat is de waarde in de zin van artikel 5:99 lid 1 BW van de nog aanwezige gebouwen, werken en beplantingen die door [verweerder] of een rechtsvoorganger van [verweerder] zijn aangebracht of die [verweerder] van de eigenaar tegen vergoeding van de waarde heeft overgenomen op het perceel aan [adres 3] te Meijel, gemeente Peel en Maas, ter plaatse bekend als [adres 2] te Meijel (kadastraal Meijel, [sectie] [nummer] )?
2)
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
5.3.
benoemt als deskundige:
de heer J.M.Th. Lavrijsen
verbonden aan Lavrijsen Makelaardij en Lavrijsen Vastgoed Advisering
correspondentieadres: Wegekker 11, 5541 DZ Reusel
e-mail: [e-mailadres]
telefoon: [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2]
het voorschot
5.4.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van (€ 2.325,- exclusief btw =) € 2813,25 inclusief btw,
5.5.
bepaalt dat de deskundige bij het definitieve rapport een specificatie dient te voegen van de daadwerkelijke tijdsbesteding en de in dat kader gemaakte kosten,
5.6.
bepaalt dat De Stille Wille het voorschot dient te voldoen,
5.7.
voor het voldoen van de voorschotten zal het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak te Utrecht op korte termijn nota’s verzenden, welke nota’s uiterlijk vier weken na deze uitspraak dient te zijn voldaan,
het onderzoek
5.8.
bepaalt dat De Stille Wille haar procesdossier in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen,
5.9.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
5.10.
wijst de deskundige er op dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie en reeds eerder per e-mail toegestuurd),
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
  • de deskundige partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid dient te bieden dit onderzoek bij te wonen en dat indien slechts één partij, althans niet alle partijen, bij het onderzoek ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundige dit onderzoek niet mogen uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,
5.11.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
5.12.
bepaalt dat de deskundige een concept van het rapport aan (de advocaten van) partijen moeten toezenden, zodat zij in de gelegenheid zijn op- of aanmerkingen te maken,
5.13.
bepaalt dat partijen vier weken (peremptoir) de gelegenheid hebben tot het maken van op- en aanmerkingen en dat de deskundige, indien (een van) partijen na vier weken niet heeft gereageerd op het conceptrapport, ervan kan uitgaan dat ingestemd wordt met de conceptrapportage. De gemaakte op- en aanmerkingen dan wel het eventueel niet reageren door (een van) partijen dienen in het definitieve rapport te worden vermeld,
5.14.
draagt de deskundige op om uiterlijk vier maanden nadat zijdens de griffier bericht is ontvangen dat een aanvang kan worden gemaakt met de werkzaamheden, een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
5.15.
wijst de deskundige er op dat uit het rapport moet blijken op welke stukken het rapport is gebaseerd.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.A.J. van Lierop en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2024.
JC