ECLI:NL:RBLIM:2024:8875

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
03.100847.24
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en bedreiging met TBS-maatregel

Op 2 december 2024 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 maart 2024 twee hulpverleners heeft aangevallen met een mes en een schroevendraaier. De zaak werd behandeld op de terechtzitting van 18 november 2024, waar de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de poging tot doodslag en bedreiging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte weliswaar met een mes en een ander scherp voorwerp in de richting van slachtoffer 1 heeft gestoken, maar dat er onvoldoende bewijs was voor opzet op de dood van dit slachtoffer. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van poging tot doodslag ten aanzien van slachtoffer 1, maar wel veroordeeld voor bedreiging. Voor slachtoffer 2, die meerdere steekwonden opliep, oordeelde de rechtbank dat de verdachte wel degelijk opzet had op de dood, en verklaarde de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen. Daarnaast werd de verdachte schuldig bevonden aan opzettelijke beschadiging van een gebouw, wat gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen met zich meebracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was, omdat hij handelde onder invloed van een geestelijke stoornis. De rechtbank legde een terbeschikkingstellingsmaatregel op met voorwaarden, en verklaarde de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toewijsbaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte moet worden behandeld in een forensische zorginstelling, en dat de maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.100847.24
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1985,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen te [adres 1] ,
thans gedetineerd in [P.I.] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M.F.M. Geeratz, advocaat, kantoorhoudende te Venlo.
1.
Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 18 november 2024. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Ter terechtzitting is hij bijgestaan door mevrouw [naam 7] (SHN). De benadeelde partij is op de zitting gehoord. Het slachtoffer [slachtoffer 2] heeft ter terechtzitting gebruik gemaakt van zijn spreekrecht.
2
De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:op 23 maart 2024 geprobeerd heeft om [slachtoffer 1] , met voorbedachte raad, van het leven te beroven, danwel geprobeerd heeft die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, danwel die [slachtoffer 1] bedreigd heeft met de dood;
Feit 2:op 23 maart 2024 geprobeerd heeft om [slachtoffer 2]
,met voorbedachte raad, van het leven te beroven, danwel geprobeerd heeft die [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, danwel die [slachtoffer 2] bedreigd heeft met de dood;
Feit 3:op 23 maart 2024 een gebouw opzettelijk heeft beschadigd, waardoor er gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen is ontstaan.
3
De beoordeling van het bewijs
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de meer subsidiaire ten laste gelegde bedreiging met de dood (feit 1), primaire ten laste gelegde poging tot doodslag (feit 2) en de vernieling van een gebouw waardoor er gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen is ontstaan (feit 3).
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging sluit zich aan bij het standpunt van de officier van justitie, met de kanttekening dat de vereiste opzet van de verdachte ten aanzien van feit 1 was gericht op het wegjagen van de mensen, en niet op het aanjagen van angst bij het slachtoffer.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelenoverzicht
Feiten 1 en 2
De aangifte van [slachtoffer 1] [2] vermeldt onder meer het volgende:
Vandaag 23 maart 2023 omstreeks 17.00 uur kregen wij een oproep van de huisartenpost van het [ziekenhuis] in [plaatsnaam] . Mijn collega [slachtoffer 2] en ik zijn beiden werkzaam als sociaal-psychiatrisch verpleegkundigen voor [instelling] . Wij zijn de voorwacht. Wij gaan af op meldingen van HAP en Politie en schatten de situatie in en overleggen dan met de achterwacht, een psychiater. Wij kregen het verzoek te gaan naar [adres 1] in [plaatsnaam] . De vader van [verdachte] had gebeld dat hij zich zorgen maakte over zijn zoon. De vader zei dat hij sinds dinsdag psychotisch was en tegen zichzelf aan het praten was in de spiegel. De vader van [verdachte] , die ook in deze woning woont was bang voor hem en was de woning uit gegaan. [verdachte] zou een verslaving hebben gehad door het gebruikt van hennep en was daar sinds 4 weken uit zichzelf mee gestopt. Is daarvoor bij Mondriaan geweest maar is daar volgens vader niet aangehaakt omdat hij de behandeling onzin vond. Wij zijn om 18.45 samen naar de woning van [verdachte] gegaan aan de [adres 1] te [plaatsnaam] . De vader van [verdachte] liep voorop. De vader van [verdachte] opende de deur van de woning met zijn sleutel. Wij liepen achter de vader van [verdachte] de hal van de woning in. Toen we in de hal waren zag ik dat een man ineens tevoorschijn kwam met twee voorwerpen in zijn handen. Hij had deze voorwerpen boven zijn hoofd en richtte de punten van deze voorwerpen in onze richting. Ik dacht dat een mes en een schroevendraaier of priem betrof. Ik zag de vader van [verdachte] niet meer. Ik zag dat [slachtoffer 2] even moest schakelen wat er aan de hand was. [slachtoffer 2] stond vooraan. Ik zei tegen [slachtoffer 2] , nog voordat hij gestoken had " [slachtoffer 2] we gaan". Ik zag dat de man met het mes stak in de richting van [slachtoffer 2] . Ik zag dat hij hem raakte in het bovenlichaam, borsthoogte. Ik trok aan [slachtoffer 2] om hem naar buiten te krijgen en zei tegen de man dat we naar buiten gingen en dat hij naar achteren moest. [slachtoffer 2] viel en verdraaide zijn knie. Achteraf blijkt deze ook gebroken te zijn. Ik zag dat de man opnieuw op [slachtoffer 2] instak en hem raakte op zijn linkerschouder. Ik heb [slachtoffer 2] verder de woning uitgetrokken en hem richting de nooduitgang getrokken die op een brandgang uitkomt. Ik opende de deur van de brandgang, trok [slachtoffer 2] daarin en zag dat de man weer terug kwam. Hij had weer dat mes en schroevendraaier of priem bij zich. Ik zag dat [slachtoffer 2] weer gestoken werd door de man. Deze keer in zijn been en enkels. Ik trok [slachtoffer 2] verder achter de deur van de brandgang en kan een kliko tussen mij en de man duwen. Ik moest deze kliko gebruiken omdat hij zijn agressie ook tegen mij keerde. Ik was bang dat hij ons zou doodsteken. Ik heb de kliko op een gegeven ogenblik opzij gezet en hen de deur van de nooduitgang dicht gedrukt. Zijn hand zat er toen tussen en heb deze deur enkele keren met kracht tegen zijn hand gedrukt zodat hij zijn aanval zou stoppen. Toen de deur eenmaal dicht was heb ik deze nog even dichtgehouden en gewacht dat hij terug in zijn woning was. Ik zag dat hij, op de gevel bij zijn woning, schilderijen aan het stukgooien was. Hij was aan het schreeuwen maar ik hoorde niet
wat hij riep. Hij was echt razend. Ik heb [slachtoffer 2] toen verder gesleept naar de straat want hij kon niet meer lopen en viel ook steeds weg. Toen de deur eenmaal dicht was heb ik deze nog even dichtgehouden en gewacht dat hij terug in zijn woning was. Ik zag dat hij, op de gevel bij zijn woning, schilderijen aan het stukgooien was. Hij was aan het schreeuwen maar ik hoorde niet wat hij riep. Hij was echt razend. Ik heb [slachtoffer 2] toen verder gesleept naar de straat want hij kon niet meer lopen en viel ook steeds weg. Toen we veilig waren heb ik tegen de zus van [verdachte] gezegd dat ze 112 moest bellen. Ik zag dat de wonden van [slachtoffer 2] aan het bloeden waren en heb hem eerste hulp verleend. Ik heb zelf geen verwondingen overgehouden aan dit voorval, maar heb dit wel te danken aan mijn optreden want anders had hij ons echt doodgestoken.
De aangifte van [slachtoffer 2] [3] vermeldt onder meer het volgende:
Op zaterdag 23 maart 2024 omstreeks 17:30 uur, kreeg ik samen met mijn collega [slachtoffer 1] een oproep van de huisartsenpost van het [ziekenhuis] in [plaatsnaam] . Wij zijn beiden sociaal-psychiatrisch-verpleegkundigen en werkzaam in de crisisdienst. [verdachte] heeft uiteindelijk toestemming gegeven om een gesprek aan te gaan met de crisisdienst. Hierop zijn wij samen naar de woning gelegen aan [adres 1] te [plaatsnaam] gegaan. Een appartementencomplex. Hun woning is op de begane grond. We kwamen aan omstreeks 18:45 uur. Vader en dochter stonden ons buiten op te wachten. Vader wilde ons de sleutel geven en ons zelf naar binnen laten gaan maar wij gaven aan dat het verstandiger zou zijn dat hij zelf voor ons uit de woning zou binnengaan. De zus van [verdachte] was hier ook bij aanwezig. Zij ging niet mee naar binnen. Toen wij in de hal kwamen raakte vader in gesprek met [verdachte] . [verdachte] was op dat moment nog uit het zicht voor ons. [verdachte] snauwde naar zijn vader dat hij weg moest gaan. Vader draaide zich om en liep langs ons naar buiten. Een seconde of twee later stond [verdachte] al voor mij. Ik zag dat hij in zijn rechterhand een mes vast had. Ik zag dat het mes een lemmet had van ik schat ongeveer 20 centimeter en een zwart handvat. Hij had het mes vast met de punt naar mij gericht en ik zag dat het mes twee snijvlakken had. Ik zag dat hij het mes boven zijn hoofd hield. Ik stond voor [verdachte] in de hal en zag het mes en zei tegen hem dat we de woning uit zouden gaan. Ik zag dat [verdachte] even aarzelde maar vervolgens toch naar mij begon te steken. Ik kon enkele steken afweren maar hij stak mij op mijn linker schouder. Doordat ik mij had omgedraaid heb ik mijn knie verdraaid en deze is nu gebroken. [slachtoffer 1] stond achter mij en heeft [verdachte] nogmaals aangeroepen dat [verdachte] naar achteren moest. Ik zag dat [verdachte] weer even aarzelde maar vervolgens opnieuw naar mij toe kwam en mij stak in mijn benen. Ik heb twee steekwonden in mijn linkerbeen, één op de enkel en één op de buitenkant van mijn kuit. Eén op het scheenbeen en één boven de knie van mijn rechterbeen. Ik heb verder geen andere voorwerpen of wapens in de handen van [verdachte] gezien. Toen we buiten de woning kwamen heeft [slachtoffer 1] me naar de nooduitgang gesleept. [slachtoffer 1] heeft [verdachte] nog klemgezet tussen deze deur om te voorkomen dat hij ons weer zou aanvallen. [verdachte] heeft ongeveer 2 minuten met zijn hand geklemd gezeten tussen de deur. Het zou me niet verbazen als hij een fractuur aan zijn pols heeft overgehouden. Dit was zijn rechterhand. Ik denk dat ik dood was geweest als ik alleen was geweest. [verdachte] stopte stopte niet. Er was geen contact met hem te krijgen. Ik doe nu 30 jaar dit crisiswerk en heb al vaker met agressie te maken gehad maar kon dat steeds met praten oplossen. Maar deze situatie was heel anders. Toen we eenmaal veilig waren en de deur in het slot zat heeft [slachtoffer 1] mij de straat op getrokken.
Feit 2
De letselrapportage van slachtoffer [slachtoffer 2] [4] vermeldt onder meer het volgende:
Er is sprake van een steekverwonding ter hoogte van de linker schouder, steek- dan wel snijverwondingen rondom de rechter knie, bloeduitstortingen op de linkerschouder en onderbuik en een schaafwond ter hoogte van de linker schouder.
Inwendig was er sprake van een gebroken onderbeen links ter hoogte van het kniegewricht waarvoor een totale knieprothese is geplaatst.
De revalidatieperiode van de operatieve ingreep aan de knie betreft volgens de medische gegevens circa 1 jaar. Het is op dit moment niet duidelijk of er blijvende beperkingen te verwachten zijn.
Feit 3
Verbalisanten [naam 1] en [naam 2] [5] relateren onder meer als volgt:
Op 24 maart 2024 werden wij omstreeks 18.00 uur, door een medewerker van het operationeel centrum in Maastricht gestuurd naar de [adres 1] in [plaatsnaam] .
Ik, [naam 1] , zag dat de verdachte met alles dat hij kon vinden gooide. Ik, [naam 1] , zag dat hij de waterkraan in de keuken open had staan en dat de verdachte glazen water en gieters vulde en deze door woning heen gooide.
Verbalisanten [naam 3] en [naam 4] [6] relateren onder meer als volgt:
Op 23 maart 2024, omstreeks 19.00 uur hoorden wij dat de centralist, van de regionale meldkamer te Maastricht, meerdere eenheden aanstuurden naar het adres [adres 1] te [plaatsnaam] . Wij hoorden dat hier een medewerker van de crisisdienst GGZ was neergestoken door de bewoner van dit adres. Wij hoorden dat het slachtoffer buiten zou zijn en de dader binnen op dit adres. Wij reden vervolgens met spoed naar de plaats delict. Het volgende werd gedurende dit incident vast gelegd:
23-03-2024 19:09: [nummer 1] info rookontwikkeling vanuit het pand, opdracht ontruimen gehele appartementen complex
23-03-2024 19:10: Melding gedeeld met brandweer. Verzoek brandweer TP bij collega's.
23-03-2024 19:11: Eenheden ter plaatse geven door dat de verdachte een onbekende vloeistof over zich heen gooit
23-03-2024 19:12: [nummer 2] geeft door dat verdachte vloeistof over de gehele kamer gooit, lijkt mogelijk water te zijn. Verdachte stond namelijk voor de waterkraan in de keuken 23-03-2024 19:13: [nummer 3] geeft door dat het brandalarm af gaat, rookontwikkeling in de woning te zien
23-03-2024 19:14: Enexis in kennis gesteld met verzoek ter plaatse te komen en gas af te sluiten van het complex
23-03-2024 19:17: Enexis geeft aan dat er een monteur ter plaatse moet komen om gas af te sluiten
23-03-2024 19:20: [nummer 4] geeft door woningen boven pand verdachte worden nu ontruimd,
23-03-2024 19:26: [nummer 5] geeft door dat het complex op VE na leeg is , bovenzijde en onderzijde geschoond
23-03-2024 19:44: [nummer 3] geeft door gas te ruiken, gaan buiten staan met zicht op de voordeur, gasgeur waarneembaar
23-03-2024 19:56: [nummer 3] geeft door dat brandweer heeft gemeten op gas. Metingen vanuit apparaat verwaarloosbaar, wel nog gaslucht waarneembaar. Kans op ontploffing door deze hoeveelheid gas is nihil volgens AGS
23-03-2024 19:59: [nummer 5] geeft door dat Enexis het pand nu van het gas gaat afsluiten, er wordt toch gas gemeten door Enexis, iedereen uit het pand
23-03-2024 20:02: [nummer 5] : gas is afgesloten, duurt even voordat het volledig uit de woning gelekt is, kan nog een half uur duren
23-03-2024 20:18: [nummer 5] : gas trekt weg, hal is veilig, rest van woning onduidelijk,
23-03-2024 20:25: [nummer 6] geeft door dat verdachte nog steeds in de woning is, is met spullen aan het gooien
23-03-2024 21:17: [nummer 5] geeft door dat verdachte de woning onder water aan het zetten is. Graag contact met WML
23-03-2024 21:18: [nummer 5] : Water wordt door Enexis afgesloten
23-03-2024 21:33: verdachte heeft zich verplaatst, tussendeur is open gegaan en behoorlijke gaslucht wordt waargenomen
23-03-2024 21:33: AT gaat met 40 MM gaat gaten schieten in de ramen om het pand te laten luchten
23-03-2024 21:34: [nummer 5] : wordt nu geschoten door het AT
23-03-2024 21:39: QRT BRW ter plaatse, QRT nog niet volledig, gaat nog +/- 30 min duren
23-03-2024 22:33: [nummer 7] : AT gaat pand nu betreden
23-03-2024 22:44: Verdachte aangehouden, geen acuut letsel bij VE, situatie onder controle.
Verbalisanten [naam 5] en [naam 6] [7] relateren onder meer als volgt:
Op zondag 24 maart 2024 omstreeks 13:30 uur kwamen wij ter plaatse op de locatie [adres 1] te [plaatsnaam] . Tijdens het ingestelde sporenonderzoek zagen wij onder meer dat:
- de vloeren in de woning nat waren;
- de koperen gasleiding naast het gasfornuis circa 8 centimeter boven de vloer van de keuken vermoedelijk was afgebroken. Wij zagen dat de slang van het gasfornuis niet was aangesloten op de gasleiding. Wij zagen dat de vier draaiknoppen van de vier gaspitten in de geopende stand stonden;
- de deur van de badkamer open stond. Wij zagen dat de vloer van de badkamer bezaaid lag met diverse goederen. Op de vloer van de douche bevond zich tussen de goederen een circa een meter lange koperen buis. Wij zagen dat een uiteinde van deze buis was voorzien van een bocht met een gaskraan en dat aan het andere uiteinde drie identieke keukenmessen waren bevestigd met huishoudfolie. Wij zagen dat het lemmet met de punt van de drie messen circa 7 centimeter aan de voorzijde van de buis uitstaken. Het lemmet van de drie messen werd door ons onderzocht, hierbij werd door ons visueel of middels de tetra-base test geen bloed aangetroffen. Mogelijk dat dit geïmproviseerde wapen door de verdachte werd geconstrueerd om zich te verdedigen of om er een aanval mee te plegen;
- de voornoemde koperen buis van het geïmproviseerde wapen het ontbrekende deel van de gasleiding betrof. De buis werd door ons proefondervindelijk ter illustratie op de plek van de afgebroken koperen gasleiding geplaatst;
- zich op de vloer van de gang, tussen de deur van de meterkast en de dorpel van de voordeur, drie aftekeningen bevonden van bloed. Wij zagen dat deze sporen deels waren vervaagd c.q. verdund mogelijk doordat de vloer van de woning onder het water had gestaan.
Gevaarzetting m.b.t. de gasuitstroom, enkele eigenschappen van aardgas en een gasexplosieVoorafgaande aan de arrestatie van de verdachte werd er vastgesteld dat er door toedoen van de verdachte aardgas uitstroomde in de woning. Het Nederlandse aardgas bestaat hoofdzakelijk (meer dan 80%) uit methaan (CH4). Het gas is reukloos. Om er voor te zorgen dat weglekkend gas snel wordt ontdekt, wordt er een geurstof aan toegevoegd. Aardgas heeft een lagere (damp)dichtheid dan lucht. Dat betekent dat gas min of meer drijft op lucht. In een afgesloten ruimte zal aardgas richting plafond opstijgen. Gassen met een grotere dampdichtheid zijn zwaarder dan lucht en zakken naar dieper gelegen gedeelten. In het algemeen hebben gassen de neiging zich te mengen. Bij een aanzienlijk verschil in dampdichtheid lukt dat niet geheel.
Aardgas is zeer brandbaar. Onder bepaalde omstandigheden kan het explosief verbranden. Dit is afhankelijk van de verhouding aardgas / lucht. Dit noemt men de explosiegrens. Voor aardgas ligt deze grens tussen de 5 en 15%. Dat betekent dat bij minder dan 5 % en meer dan 15 % aardgas in de lucht geen explosie plaatsvindt. Het gas is dan nog wel brandbaar. De hoeveelheid aardgas dat er is uitgestroomd in de woning is niet bekend. Door Enexis werd na de constatering de toevoer van het aardgas naar de woning afgesloten. Door de gasuitstroom bestond er gevaar voor een mogelijke woningbrand of een explosie waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen te duchten was in het appartementencomplex.
Overwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 concludeert de rechtbank dat de verdachte weliswaar met een mes en een ander scherp voorwerp in de richting van [slachtoffer 1] gestoken heeft, maar het dossier te weinig aanwijzingen biedt om vast te kunnen stellen dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het pogen [slachtoffer 1] om het leven te brengen. De rechtbank gaat daarom uit van een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer 1] (feit 1).
Wat betreft feit 2 oordeelt de rechtbank als volgt. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte, met twee scherpe voorwerpen waarbij één voorwerp in ieder geval een mes betrof, aangever [slachtoffer 2] meermaals heeft gestoken in zijn schouder en zijn linkerbeen. De verdachte heeft dit op een krachtige, wilde manier gedaan. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de verdachte vol opzet had op de dood van de aangever [slachtoffer 2] . De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van de tenlastegelegde poging moord, nu het procesdossier geen aanwijzingen bevat dat de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. De rechtbank acht derhalve de aan de verdachte tenlastegelegde poging doodslag wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank oordeelt op basis van de bewijsmiddelen verder dat het aan de verdachte tenlastegelegde onder feit 3 wettig en overtuigend bewezen is.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1 Meer subsidiair
op 23 maart 2024 te [plaatsnaam] , [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door meermalen, met een (vlees)mes en/of een schroevendraaier en/of priem, in de richting van die [slachtoffer 1] te steken en/of prikken, en meermalen met een (vlees)mes en/of een schroevendraaier en/of priem dreigend op die [slachtoffer 1] af te komen;
Feit 2 Primair
op 23 maart 2024 te [plaatsnaam] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, met een (vlees)mes en/of een schroevendraaier en/of priem in het bovenlichaam en linkerschouder en benen, van die [slachtoffer 2] heeft gestoken en/of geprikt, en waardoor die [slachtoffer 2] ook ten val is gekomen en zijn knie heeft verdraaid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3
op 23 maart 2024 te [plaatsnaam] , in de gemeente Sittard-Geleen, een gebouw, te weten een woning behorende bij een appartementencomplex gelegen aan de [adres 1] te [plaatsnaam] ,
opzettelijk heeft beschadigd, door in voornoemde woning
- de gasleiding af te breken en
- het gasfornuis van de muur te trekken en
- de slang welke was aangesloten op het gasfornuis los te maken van de gasleiding
- alle gaspitten van het gasfornuis open te zetten en
- een of meer kra(a)n(en) open te zetten
terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemd gebouw en voor de in dat gebouw aanwezige inboedel en de boven voornoemd gebouw gelegen woningen en omliggende woningen en appartementencomplex, aldus gemeen gevaar voor goederen, te duchten was
en
- levensgevaar voor een ander, te weten levensgevaar voor personen aanwezig in voornoemd gebouw en voor personen aanwezig in de boven voornoemd gebouw gelegen woningen en omliggende woningen enappartementencomplex, te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4
De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 Meer subsidiair
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 2 Primair
poging tot doodslag;
Feit 3
opzettelijk beschadigen van een gebouw, waardoor er gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen is ontstaan.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
5
De strafbaarheid van de verdachte
De psycholoog S.P.H. Wijnen en de psychiater T.W.D.P. van Os hebben over de geestvermogens van de verdachte op respectievelijk 23 augustus 2024 en
21 augustus 2024 een pro justitia rapportage uitgebracht.
Door de deskundigen is beschreven dat bij de verdachte sprake is van een trauma-gerelateerde stoornis en een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis die sinds aan aantal weken voorafgaande aan het ten laste gelegde in remissie was. Daarnaast was er sprake van een psychotische stoornis, mogelijk veroorzaakt door de ontwenning van het gebruik van cannabis. Als gevolg daarvan was de verdachte in een verwarde toestand, was hij achterdochtig en vertoonde hij agressief gedrag. Hij heeft waarschijnlijk het gevoel gehad dat hij zich moest verdedigen en dit ook daadwerkelijk gedaan met messen. In deze poging heeft de verdachte slachtoffer [slachtoffer 2] aangevallen. De deskundigen hebben gezien het voorgaande eenduidig geadviseerd om het hiervoor bewezenverklaarde niet aan de verdachte toe te rekenen.
Op grond van deze rapportages en de conclusies die daarin zijn vervat, die de rechtbank overneemt en tot de hare maakt, is de rechtbank van oordeel dat het bewezenverklaarde de verdachte niet kan worden toegerekend, nu hij dat heeft begaan onder de volledige invloed van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. De rechtbank acht de verdachte derhalve niet strafbaar en zal hem dan ook ontslaan van alle rechtsvervolging.
6
De maatregelen
6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een terbeschikkingstellingsmaatregel met voorwaarden zoals omschreven in het maatregelenadvies van de reclassering van 7 november 2024, met als aanvulling dat “
de verdachte zal worden geplaatst in een FPK/FPA of een soortgelijke zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor indicatiestelling/ plaatsing.De opname start na detentie, zodra er plek is”(zie de e-mail van de reclassering van
14 november 2024). Tevens heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte op te leggen een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel zoals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Daartoe heeft hij naar voren gebracht dat de specifieke stoornis waar de verdachte aan lijdt hardnekkig is en het een zeer ernstig geweldsdelict betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. De reclassering adviseert de oplegging van een dergelijke maatregel tevens in het maatregelenrapport.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte is bereid om mee te werken aan een terbeschikkingstellingsmaatregel met voorwaarden. Ten aanzien van de gevorderde artikel 38z-maatregel heeft de verdediging geen standpunt ingenomen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Aard en ernst van het feit
De rechtbank overweegt het volgende met betrekking tot de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden. De verdachte heeft twee hulpverleners, die de verdachte enkel en alleen vanuit hun professie wilden helpen, aangevallen door met met een mes en een ander scherp voorwerp op hen in te steken en in hun richting te steken. Hij bleef daarmee doorgaan, ook toen de hulpverleners probeerden te vluchten. Slachtoffer [slachtoffer 2] kon niet meer lopen, waardoor slachtoffer [slachtoffer 1] hem letterlijk mee heeft moeten slepen om uiteindelijk beiden in veiligheid te brengen. Door het handelen van de verdachte heeft het slachtoffer [slachtoffer 2] zeer ernstig letsel opgelopen, dat niet alleen fysiek pijn en lijden veroorzaakte, maar ook zeer groot geestelijk lijden. Het moet voor zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] een angstaanjagende ervaring zijn geweest. Ter terechtzitting heeft [slachtoffer 2] verteld welke impact het handelen van de verdachte op zijn leven en dat van zijn omgeving heeft gehad, nu hij vanwege de fysieke en mentale klachten nog altijd niet aan het werk kan, terwijl dit altijd zijn passie is geweest. [slachtoffer 2] heeft op zeer indringende wijze duidelijk gemaakt hoezeer zijn leven en dat van zijn gezin overhoop is gehaald en hoe moeilijk dit alles voor hem is.
De rechtbank neemt in overweging dat de verdachte op het moment van het delict leed aan een ernstige psychotische stoornis. De verdachte verkeerde in de overtuiging dat hij zich moest verdedigen tegen indringers. Deze stoornis beïnvloedde het denken en handelen van de verdachte op een manier die hij zelf niet meer kon controleren.
Houding van de verdachte
De verdachte neemt ter terechtzitting een slachtofferrol in en externaliseert de oorzaak van zijn handelen. Hij heeft weliswaar excuses gemaakt aan zowel [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , maar begint die excuses met de vermelding dat hij ‘echt niet meer weet wat er gebeurd is’. De rechtbank vraagt zich dan ook af in hoeverre de verdachte van de ernst van zijn handelen, en alle daardoor veroorzaakte gevolgen voor de slachtoffers, doordrongen is. Dit alles maakt dat er bij de rechtbank twijfel gerezen is ten aanzien van de oprechtheid van de verdachte.
Terbeschikkingstelling
Gezien de ernst van het feit en de rol die de verschillende stoornissen daarin hebben gespeeld, hebben de psychiater en psycholoog beschreven dat het recidiverisico hoog is en sterk afhankelijk is van het effect van de benodigde behandelingen. Dat het recidiverisico zo hoog is komt met name voort uit het gegeven dat de verdachte op meerdere levensgebieden een achterstand heeft en cognitieve schade heeft opgelopen door zijn eerdere cannabisgebruik, waardoor hij uit verveling opnieuw cannabis zou kunnen gaan gebruiken en daardoor opnieuw psychotisch ontregeld zou kunnen raken. Tevens ontbeert het de verdachte aan voldoende copingtechnieken. De verdachte heeft behoefte aan een stabiele en ondersteunende leefomgeving.
De deskundigen beschrijven met betrekking tot het benodigde kader dat een intensieve behandeling gerealiseerd kan worden binnen een voorwaardelijk TBS-kader, waarbij gestart kan worden met een klinische opname.
De rechtbank is gezien het voorgaande van oordeel dat aan de verdachte een TBS-maatregel dient te worden opgelegd. Aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 37a leden 1 en 3 Sr is naar het oordeel van de rechtbank voldaan. Ter bescherming van de veiligheid van anderen is het noodzakelijk dat de verdachte zal worden behandeld. Zoals reeds beschreven was er bij de verdachte ten tijde van het begaan van het feit sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en betrof het een feit waar een maximale gevangenisstraf op staat die een periode van vier jaar te boven gaat.
Alles afwegende zal de rechtbank aan de verdachte een TBS-maatregel met voorwaarden opleggen, met daaraan verbonden de hierna vermelde voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank ziet, gelet op het psychiatrisch toestandsbeeld van de verdachte, aanleiding om de TBS-maatregel met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren in de zin van artikel 38, zesde lid, Sr , zodat de verdachte zo spoedig mogelijk klinisch wordt opgenomen en behandeling kan worden aangevangen.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Gezien de lange duur die naar verwachting nodig zal zijn om een stabiele psychische gesteldheid te realiseren en de hardnekkigheid die gepaard gaat met waanstoornissen, waardoor een terugval zelfs na een aanzienlijk verloop van tijd nog mogelijk is, zal de rechtbank tevens een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38z Sr opleggen. Daarmee kan beter worden ingestaan voor de veiligheid van de verdachte en zijn omgeving, ook nadat het TBS-traject is beëindigd.
Voorlopige hechtenis
Nu de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging, zal de rechtbank de voorlopige hechtenis met ingang van heden opheffen.
7
De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van primair
€ 5.833,73 en subsidiair € 4.271,00 terzake van feit 1.
De benadeelde heeft verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering van [slachtoffer 1] volledig toewijsbaar. De vordering is billijk en voldoende onderbouwd.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, nu de vordering te ingewikkeld is en daarmee een te zware belasting voor het strafproces vormt. De werkgeversaansprakelijkheid voert zodanig ver, dat het de vraag is of de benadeelde partij vandaag materiële schade kan vorderen namens de werkgever. De verdediging meent dan ook dat de gevorderde materiële schade ad primair € 3.083,73 en ad subsidiair € 1.512,00 – bestaande uit misgelopen inkomen bruto en netto – voor rekening van de werkgever dient te komen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Rechtstreekse schade
Aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] is rechtstreekse schade toegebracht door de bewezenverklaarde feiten. .
Materiële schade
De rechtbank stelt vast dat de gevorderde materiële schade reeds is vergoed door uitkering via de loonstrook door de werkgever. [slachtoffer 1] treedt in deze procedure op als benadeelde partij namens zichzelf en niet namens de werkgever. De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 1] daarom niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de gevorderde materiële schade.
Immateriële schade
De rechtbank stelt bij de beoordeling van de vordering voorop dat als schade die het gevolg
is van een onrechtmatige daad een nadeel omvat dat niet uit vermogensschade bestaat, de
benadeelde op grond van artikel 6:106, lid l, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek
(hierna: BW) recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, onder meer
in het geval van aantasting in persoon op andere wijze. Van de in artikel 6:106, aanhef en
onder b, BW bedoelde aantasting in de persoon 'op andere wijze' is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon 'op andere wijze' sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon 'op andere wijze' als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zichzelf en zijn gewonde collega [slachtoffer 2] immers in veiligheid moeten brengen, terwijl de verdachte meerdere malen op hen af bleef komen en met messen op ze instak en in hun richting stak. Beiden hebben doodsangsten uitgestaan. De hoogte van de immateriële schade is niet betwist door de verdediging. Gelet op dit alles acht de rechtbank de toewijzing van het gevorderde bedrag van € 2.750,00 billijk.
Hoogte schadevergoeding
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de gevorderde materiële schade ad primair € 3.083,73 en ad subsidiair € 1.512,00 en zal de vordering voor de immateriële schade ad € 2.750,00 volledig toewijzen, onder vermeerdering met de wettelijke rente vanaf 23 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Kostenveroordeling
De rechtbank veroordeelt de verdachte in de kosten van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging daaronder begrepen, tot heden begroot op nihil.
8
De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 38e, 38z, 45, 57, 170, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
9
De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het primair en subsidiair onder 1 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte niet strafbaar voor het bewezenverklaarde en ontslaat hem van alle rechtsvervolging;
Terbeschikkingstellingsmaatregel
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaarden, waar de ter beschikking gestelde zich gedurende de duur van de maatregel aan dient te houden:
Meewerken aan reclasseringstoezicht
De ter beschikking gestelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
i. de ter beschikking gestelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
ii. de ter beschikking gestelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van de ter beschikking gestelde vast te stellen;
iii. de ter beschikking gestelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de ter beschikking gestelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
iv. de ter beschikking gestelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn/haar gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
v. de ter beschikking gestelde werkt mee aan huisbezoeken;
vi. de ter beschikking gestelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
vii. de ter beschikking gestelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
viii. de ter beschikking gestelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de ter beschikking gestelde, als dat van belang is voor het toezicht;
Meewerken aan time-out
Als de reclassering dat nodig vindt en de ter beschikking gestelde daarmee instemt, kan de ter beschikking gestelde voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de ter beschikking gestelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
Niet naar het buitenland
De ter beschikking gestelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
Opname in een zorginstelling
De ter beschikking gestelde laat zich opnemen in FPK/ FPA of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor indicatiestelling/ plaatsing. De opname start na detentie, zodra er plek is. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Mocht er geplaatst worden op een overbruggingsplek werkt de ter beschikking gestelde hieraan mee.
De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de ter beschikking gestelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
Ambulante behandeling
De ter beschikking gestelde laat zich behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de klinische opname. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
De ter beschikking gestelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan de klinische opname. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
Drugs/ alcoholverbod
De ter beschikking gestelde gebruikt geen drugs/ alcohol en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
Dagbesteding
De ter beschikking gestelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
  • geeft de reclassering opdracht de ter beschikking gestelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
  • beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
- legt aan de verdachte op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;
Voorlopige hechtenis
-
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij ten aanzien van het overige, te weten de gevorderde materiële schade ad primair € 3.083,73 en ad subsidiair € 1.512,00, niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • veroordeelt verdachte tevens in de
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
  • bepaalt de duur volgens welke met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling kan worden toegepast op
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.M.W. Nuijts, voorzitter, mr. D. Osmić en mr. G.H. Hermanides, rechters, in tegenwoordigheid van S.P.C. Terpelle, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 2 december 2024.
Buiten staat
Mr. Hermanides en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Feit 1Primair
hij op of omstreeks 23 maart 2024 te [plaatsnaam] , althans in de gemeente Sittard- Geleen , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade
van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, met een (vlees)mes en/of een schroevendraaier en/of priem, althans (een) scherpe voorwerpen, in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of geprikt, en/of meermalen met een (vlees)mes en/of een schroevendraaier en/of priem, althans (een) scherpe voorwerpen dreigend op die [slachtoffer 1] af is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 23 maart 2024 te [plaatsnaam] , althans in de gemeente Sittard- Geleen , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
meermalen, althans eenmaal, met een (vlees)mes en/of een schroevendraaier en/of priem, althans (een) scherpe voorwerpen, in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of geprikt, en/of meermalen met een (vlees)mes en/of een
schroevendraaier en/of priem, althans (een) scherpe voorwerpen dreigend op die [slachtoffer 1] af is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 23 maart 2024 te [plaatsnaam] , althans in de gemeente Sittard- Geleen , [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door meermalen, althans eenmaal, met een (vlees)mes en/of een schroevendraaier en/of priem, althans (een) scherpe voorwerpen, in de richting van die [slachtoffer 1] te steken en/of prikken, en/of meermalen met een (vlees)mes en/of een schroevendraaier en/of priem, althans (een) scherpe voorwerpen dreigend op die [slachtoffer 1] af te komen;
Feit 2Primair
hij op of omstreeks 23 maart 2024 te [plaatsnaam] , althans in de gemeente Sittard- Geleen , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven,
meermalen, althans eenmaal, met een (vlees)mes en/of een schroevendraaier en/of priem, althans (een) scherpe voorwerpen, in het bovenlichaam en/of linkerschouder en/of benen, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] heeft gestoken
en/of gesneden en/of geprikt, en/of waardoor die [slachtoffer 2] ook ten val is gekomen en/of zijn knie heeft verdraaid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 23 maart 2024 te [plaatsnaam] , althans in de gemeente Sittard- Geleen , aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere snij- en/of steekwonden in zijn linkerschouder en/of bovenlichaam en/of benen en/of een gebroken knie en/of linkeronderbeen, heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal, met een (vlees)mes en/of een schroevendraaier en/of priem, althans (een) scherpe voorwerpen, in het bovenlichaam en/of linkerschouder en/of benen, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] te steken en/of snijden en/of prikken, en/of waardoor die [slachtoffer 2] ook is gevallen en/of zijn knie heeft verdraaid;
Meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 23 maart 2024 te [plaatsnaam] , althans in de gemeente Sittard- Geleen , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, te weten meerdere snij- en/of steekwonden in zijn linkerschouder en/of bovenlichaam en/of benen en/of een gebroken knie en/of linkeronderbeen meermalen, althans eenmaal, met een (vlees)mes en/of een schroevendraaier en/of priem, althans (een) scherpe voorwerpen, in het bovenlichaam en/of linkerschouder en/of benen, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] heeft gestoken en/of gesneden en/of geprikt, en/of waardoor die [slachtoffer 2] ook ten val is gekomen en/of zijn knie heeft gedraaid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3hij op of omstreeks 23 maart 2024 te [plaatsnaam] , in de gemeente Sittard- Geleen , een gebouw, te weten een woning behorende bij een appartementencomplex gelegen aan de [adres 1] te [plaatsnaam] ,
opzettelijk heeft vernield en/of beschadigd, door in voornoemde woning
- de gasleiding af te breken en/of
- het gasfornuis van de muur te trekken en/of
- de slang welke was aangesloten op het gasfornuis los te maken van de gasleiding
en/of
- alle gaspitten van het gasfornuis open te zetten en/of
- een of meer kra(a)n(en) open te zetten
terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemd gebouw en/of voor de in dat gebouw aanwezige inboedel en/of de boven voornoemd gebouw gelegen woningen en/of omliggende woningen en/of appartementencomplex, in elk geval gemeen
gevaar voor goederen, te duchten was
en/of
- levensgevaar voor een ander, te weten levensgevaar voor personen aanwezig in voornoemd gebouw en/of voor personen aanwezig in de boven voornoemd gebouw gelegen woningen en/of omliggende woningen en/of appartementencomplex, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen te duchten was.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, districtsrecherche Zuid-West-Limburg, proces-verbaalnummer PL2417-2024047600, gesloten d.d. 14 mei 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 175.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] van 23 maart 2024, pg. 41 t/m 42.
3.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] van 23 maart 2024, pg. 45 t/m 46.
4.Forensisch medische letselrapportage zonder benoeming als gerechtelijk deskundige, opgesteld door E. Goosen van 6 mei 2024, pg. 170 t/m 171 en 173.
5.Proces-verbaal van bevindingen van 24 maart 2024, pg. 87.
6.Proces-verbaal van bevindingen van 24 maart 2024, pg. 93 t/m 96.
7.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 1] [plaatsnaam] ) van 28 maart 2024, pg.