ECLI:NL:RBLIM:2024:8867

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
11343561 CV EXPL 24-5134
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning na sluiting door burgemeester wegens hennepteelt

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 2 december 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de rechtspersoon WPV Erste Immobilien GmbH & Co KG, gevestigd te Düsseldorf, en een gedaagde partij. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. D.A.M. Veen, vorderde ontruiming van een woning die door de burgemeester van Heerlen was gesloten vanwege de ontdekking van een hennepkwekerij. De burgemeester had op 19 april 2024 besloten tot sluiting van de woning voor een periode van zes maanden, na een inval door de politie op 11 maart 2024 waarbij 28,6 kilogram gedroogde hennep was aangetroffen. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. G.G.J. Geerlings, heeft geen verweer gevoerd tegen de ontruiming en heeft zelfs toegezegd de woning binnen de gevraagde termijn te ontruimen.

De kantonrechter oordeelde dat WPV voldoende spoedeisend belang had bij de gevorderde ontruiming. Aangezien de gedaagde geen verweer had gevoerd tegen de ontruiming, werd deze toegewezen. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand van juni en juli 2024, alsook tot betaling van een bedrag van € 928,81 per maand voor elke maand dat de woning na 31 juli 2024 niet ter beschikking werd gesteld aan WPV. De proceskosten werden begroot op € 1.135,86, die de gedaagde ook moest betalen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11343561 \ CV EXPL 24-5134
Vonnis in kort geding van 2 december 2024
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
WPV ERSTE IMMOBILIËN GMBH & CO KG,
te Düsseldorf (Duitsland),
eisende partij,
hierna te noemen: WPV,
gemachtigde: mr. D.A.M. Veen,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. G.G.J. Geerlings.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de stelbrief van 4 november 2024 namens [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 7 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

2.1. (
De rechtsvoorganger van ) WPV verhuurt aan [gedaagde] de woning aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: het gehuurde) tegen een huidige maandelijkse huurprijs van € 928,81.
2.2.
Op 11 maart 2024 heeft de politie bij een inval in het gehuurde onder meer 28,6 kilogram gedroogde hennep en een niet in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. De bevindingen van de politie zijn vastgelegd in de rapportage van 15 maart 2024.
2.3.
Op 19 april 2024 heeft de burgermeester van de gemeente Heerlen besloten tot sluiting van het gehuurde voor de duur van zes maanden.
2.4.
[gedaagde] heeft middels een voorlopige voorziening geprobeerd deze sluiting te voorkomen, waarna de burgemeester heeft besloten de sluiting op te schorten tot na de uitspraak van de voorzieningenrechter.
2.5.
De voorzieningenrechter heeft op 16 juli 2024 de verzochte voorlopige voorziening van [gedaagde] afgewezen.
2.6.
De burgemeester heeft op 19 juli 2024 besloten tot effectuering van de sluiting van het gehuurde per 30 juli 2024 tot 30 januari 2025.
2.7.
Bij brief van 23 juli 2024 heeft (de beheerder van) WPV de huurovereenkomst op grond van artikel 7:231 lid 2 BW buitengerechtelijk ontbonden per de datum van de daadwerkelijke sluiting van het gehuurde.
2.8.
Op 30 juli 2024 is het gehuurde door de burgemeester gesloten.
2.9.
[gedaagde] heeft de huur vanaf maart 2024 niet voldaan.
2.10.
Bij vonnis van 14 juni 2024 is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de huur van maart 2024 tot en met mei 2024.
2.11.
Het gehuurde blijft nog gesloten tot 30 januari 2025.

3.Het geschil

3.1.
WPV vordert na vermindering van eis - samengevat - ontruiming van het gehuurde binnen drie dagen na betekening van het vonnis en na openstelling van het gehuurde, betaling van de huurachterstand van juni en juli 2024 en betaling van een bedrag van € 928,81 per maand vanaf 1 augustus 2024 met een minimum van zes maanden, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2.
WPV legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] zich niet als een goed huurder heeft gedragen door toe te staan dat in het gehuurde een hennepkwekerij werd geëxploiteerd, hetgeen volgens WPV tot grote schade aan het gehuurde heeft geleid. Verder voert WVP aan dat [gedaagde] niet zelf in het gehuurde woont. WVP is van mening dat zij de huurovereenkomst buitengerechtelijk mocht ontbinden op grond van artikel 7:231 lid 2 BW nu de burgemeester het gehuurde had gesloten.
3.3.
[gedaagde] voert inhoudelijk geen verweer tegen de gevorderde ontruiming. Op de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] toegezegd het gehuurde binnen de verzochte termijn te zullen ontruimen en op te zullen leveren. Ook ten aanzien van de gevorderde - op de mondelinge behandeling verminderde - huurachterstand en vergoeding wordt door [gedaagde] geen verweer gevoerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter is van oordeel dat WPV voldoende spoedeisend belang heeft bij het gevorderde.
4.2.
Nu [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd tegen de gevorderde ontruiming zal deze worden toegewezen. De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie zal worden afgewezen, omdat zij ingevolge artikel 556 lid 1 en artikel 557 Rv overbodig is.
4.3.
Nu [gedaagde] ook geen verweer heeft gevoerd tegen de gevorderde huurachterstand van juni en juli 2024 zal hiervoor het bedrag van 2 x € 928,81 = € 1.857,62 worden toegewezen.
4.4.
[gedaagde] heeft evenmin inhoudelijk verweer gevoerd tegen de gevorderde vergoeding van € 928,81 per maand voor elke maand dat het gehuurde na 31 juli 2024 niet door [gedaagde] ter beschikking aan WPV is gesteld. Gelet daarop zal ook deze vergoeding vanaf 1 augustus 2024 worden toegewezen.
4.5.
[gedaagde] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van WPV worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
129,86
- griffierecht
496,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2,00 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.135,86

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis en na openstelling van het gehuurde door de burgemeester, de woning aan de [adres] te [woonplaats] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van WPV zijn, en de sleutels af te geven aan WPV,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om te betalen aan WPV:
a. a) € 1.857,62 aan achterstallige huur voor de maanden juni en juli 2024,
b) € 928,81 per maand of gedeelte hiervan vanaf 1 augustus 2024 tot en met het eind van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.135,86, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2024.
VC