ECLI:NL:RBLIM:2024:878

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
10881953 CV EXPL 24-382
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen tot ontruiming en geldvordering in huurgeschil

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 26 februari 2024, hebben de eisers, [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2], een kort geding aangespannen tegen de gedaagde, [gedaagde], met als doel ontruiming van de gehuurde woning en betaling van een geldvordering ter hoogte van € 1.048,22 voor de naheffing van de eindafrekening energie. De eisers stellen dat de gedaagde zich niet als een goed huurder heeft gedragen en sinds 2020 ernstige overlast heeft veroorzaakt, waaronder bedreigingen en intimidatie van medebewoners. De gedaagde ontkent deze beschuldigingen en voert verweer.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gestelde overlast onvoldoende recent, frequent en concreet is onderbouwd. Er ontbreken belangrijke bewijsstukken, zoals processen-verbaal van de politie en rapportages van wijkagenten, die de claims van de eisers zouden ondersteunen. De kantonrechter concludeert dat de eisers niet voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat de gedaagde zodanige overlast veroorzaakt dat ontruiming gerechtvaardigd is. Ook de geldvordering voor de energieafrekening wordt afgewezen, omdat niet vaststaat welk bedrag de gedaagde aan de eisers verschuldigd is. De eisers worden veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.

Het vonnis benadrukt de noodzaak van zorgvuldige bewijsvoering in huurgeschillen, vooral wanneer het gaat om ingrijpende maatregelen zoals ontruiming. De rechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en komt tot de conclusie dat de vorderingen van de eisers niet kunnen worden toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10881953 \ CV EXPL 24-382
Vonnis in kort geding van 26 februari 2024
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

te [woonplaats 1] ,
2.
[eiseres sub 2],
te [woonplaats 2] ,
eisende partijen,
hierna te noemen: [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] en tezamen en in enkelvoud [eiseressen] ,
gemachtigde: mr. B.A.L.H. Robijns,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 3] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 12
- de door [eiseressen] overgelegde aanvullende producties 13 tot en met 16, alsmede een akte vermeerdering van eis
- de producties van [gedaagde] , ingekomen op 20 februari 2024
- de mondelinge behandeling van 22 februari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] zijn zussen en hebben door het overlijden van hun vader het pand staande en gelegen aan de [adres 1] , [adres 2] , [adres 3] en [adres 4] te [woonplaats 3] onder algemene titel in eigendom verkregen.
2.2.
Op de begane grond bevindt zich een winkelruimte en op de eerste verdieping twee appartementen, genummerd [adres 1] en [adres 2] . Op de tweede verdieping bevinden zich vijf slaapkamers, een gezamenlijke badkamer en keuken en een balkon. Kasteel Vaalsbroek huurt deze tweede verdieping en geeft de bij haar werkzame studenten van de hotelschool Maastricht aldaar onderdak.
2.3.
[gedaagde] heeft op 6 november 2018 met [eiseressen] een schriftelijke huurovereenkomst gesloten op grond waarvan hij per 1 november 2018 van [eiseressen] de woonruimte aan de [adres 2] te [woonplaats 3] (verder: de woning) huurt.

3.Het geschil

3.1.
[eiseressen] vordert na vermeerdering van eis veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van de woning alsmede veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 1.048,22 ter zake naheffing eindafrekening energie over 2022, de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente en de ontruimingskosten.
3.2.
[eiseressen] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] ernstig tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst en zich niet als goed huurder gedragen heeft. Daartoe voert [eiseressen] aan dat [gedaagde] sinds 2020 overlast veroorzaakt, welke overlast bestaat uit het bedreigen, intimideren en (fysiek) aanvallen van medebewoners en verhuurders. Verder beschuldigt [gedaagde] de medebewoners en verhuurders van vermeende illegale activiteiten. Volgens [eiseressen] is er sprake van een onhoudbare situatie en kan zij niet meer instaan voor het rustige, ongestoorde en veilige woongenot van de medebewoners.
3.3.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna voor zover relevant nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Voorop staat dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een ingrijpende maatregel is, die diep ingrijpt in het woonrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Om die reden moet telkens van geval tot geval en met inachtneming van alle betrokken belangen worden beoordeeld of er voldoende (zwaarwegende) bijzondere omstandigheden zijn, die de toepassing van een dergelijke, in de praktijk vaak definitieve maatregel, rechtvaardigen. Ook met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande uit een veroordeling tot betaling van een geldsom is terughoudendheid op zijn plaats. De kantonrechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de kantonrechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar, kort gezegd, het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welke risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
4.2.
Voorop wordt gesteld dat een huurder geen overlast of hinder mag veroorzaken. In het onderhavige geval heeft [gedaagde] betwist dat hij overlast en hinder veroorzaakt. Hij ontkent dat hij medebewoners heeft bedreigd, intimideert en heeft aangevallen. Omdat er in kort geding geen ruimte is voor uitgebreide bewijslevering, ligt het op de weg van [eiseressen] om voldoende aannemelijk te maken dat [gedaagde] zodanige structurele overlast veroorzaakt dat aangenomen kan worden dat de huurovereenkomst op die grond in een bodemprocedure zal worden ontbonden en dat, vooruitlopend daarop, in dit kort geding ontruiming gerechtvaardigd is.
4.3.
[eiseressen] heeft de volgende stukken in het geding gebracht:
- een verklaring van [naam 1] d.d. 19 april 2020 die (kort gezegd) beschrijft hoe [gedaagde] haar lastig heeft gevallen in het trappenhuis en ook vaker schreeuwend voor haar deur stond d.d. 20 oktober 2022,
- een verklaring van [naam 2] d.d. 20 oktober 2022 die er (samengevat) op neerkomt dat [gedaagde] sinds februari 2022 een aantal keren bij haar voor de deur heeft gestaan om haar te waarschuwen voor een complot van de buren die zich met criminele activiteiten bezighouden. Ook zou hij één keer haar moeder, die op bezoek was, in het trappenhuis hebben uitgescholden, en een keer “iets” onder haar deur hebben geschoven, waarvan zij vermoedt dat het was bedoeld om haar hond te vergiftigen,
- een e-mail van [naam 3] , van Kasteel Vaalsbroek d.d. 12 april 2022 aan [eiseressen] die schrijft dat de benedenbuurman is uitgevallen tegen een leerling, door hem te beschuldigen dat hij daar illegaal woonde en hem bij de arm te pakken,
- een proces-verbaal van aangifte bij de politie door de heer [naam 4] (de echtgenoot van [eiseres sub 1] ) d.d. 3 mei 2023 van een incident in het trappenhuis, waar [gedaagde] met een fles in het trappenhuis zou hebben gestaan en [naam 4] bij zijn enkel zou hebben vastgepakt,
- een usb-stick met een filmpje, waarop te zien is dat [gedaagde] voor het appartementsgebouw in zijn onderbroek op straat staat te schreeuwen en door de politie wordt meegenomen.
- een verklaring van mevrouw [naam 5] , de moeder van de voormalige huurster [naam 2] d.d. 17 februari 2024 die beschrijft dat haar dochter zich bedreigd heeft gevoeld omdat [gedaagde] vaker op haar deur bonkte, de bovenburen bedreigde, haar (de moeder) bedreigde en een bewoonster van de bovenverdieping een bloedneus heeft geslagen,
- een verklaring van de huurder van de winkel op de begane grond d.d. 14 februari 2024 over een lekkage in 2020, en over wat hij van andere huurders heeft gehoord over het gedrag van [gedaagde] .
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseressen] onvoldoende heeft onderbouwd dat [gedaagde] zodanige ernstige en structurele overlast en hinder veroorzaakt dat aangenomen kan worden dat de huurovereenkomst op die grond in een bodemprocedure zal worden ontbonden en dat, vooruitlopend daarop, in dit kort geding ontruiming gerechtvaardigd is. Daarvoor zijn de beschreven gedragingen onvoldoende recent, onvoldoende frequent en onvoldoende concreet beschreven. Dat er buiten deze verklaringen veel meer meldingen zouden zijn van overlast, maar dat de melders van de overlast (waaronder jonge studenten van de hotelschool Maastricht, die werkzaam zijn bij Kasteel Vaalsbroek en op de bovenverdieping een kamer huren) geen stukken wensen over te leggen omdat zij bang zijn voor [gedaagde] , betekent nog niet dat [eiseressen] niet kan onderbouwen en toelichten hoe frequent de meldingen bij haar binnenkomen, hoeveel medebewoners meldingen doen, wat de inhoud van die meldingen is en wat zij naar aanleiding daarvan heeft ondernomen. Van de overige gestelde incidenten, waaronder een vernieling van een fiets en een in december 2023 voorgevallen geweldsincident waarbij [gedaagde] een medebewoonster fysiek zou hebben aangevallen, heeft [eiseressen] nagelaten processen-verbaal dan wel rapportages van de politie te overleggen. Ook ontbreken er mutaties, rapportages of een verklaring van de wijkagenten, waaruit zou blijken dat sprake is van ernstige overlast veroorzaakt door [gedaagde] . Evenmin is er een onderbouwing voor de stelling dat diverse instanties, waaronder politie, GGD, Mondriaan en de gemeente, in deze kwestie betrokken zijn vanwege de talrijke klachten en meldingen over [gedaagde] . Ter zake dienende bescheiden zijn immers niet in het geding gebracht. Het gedrag van [gedaagde] dat op de overgelegde usb-stick is te zien, is van onvoldoende gewicht om een ontruiming van het gehuurde te rechtvaardigen. Op basis van het dossier kan thans dus niet worden vastgesteld dat er onrust is met het risico van escalatie, zodat ook de vraag kan worden gesteld of het belang van [eiseressen] bij een voorlopige voorziening spoedeisend is.
4.5.
Het vorenstaande brengt met zich dat de vordering tot ontruiming van het gehuurde zal worden afgewezen.
4.6.
Met betrekking tot de vordering ter zake de naheffing eindafrekening energie over 2022 betwist [gedaagde] een bedrag van € 1.048,22 verschuldigd te zijn. Hij stelt dat er structureel meer mensen in het appartementencomplex hebben verbleven dan is toegestaan zodat de energieafrekening over meer gebruikers omgeslagen dient te worden. Het voorgaande betekent dat niet vaststaat, en ook niet eenvoudig vastgesteld kan worden, welk bedrag [gedaagde] nog aan [eiseressen] verschuldigd is. Hiermee is niet voldaan aan de belangrijkste eis voor toewijzing van een geldvordering in kort geding. Dit deel van de vordering zal eveneens worden afgewezen.
4.7.
[eiseressen] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 50,00 aan reis-, verblijf- en verletkosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseressen] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 50,00 aan reis-, verblijf- en verletkosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op
26 februari 2024.
CJ