In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 26 februari 2024, hebben de eisers, [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2], een kort geding aangespannen tegen de gedaagde, [gedaagde], met als doel ontruiming van de gehuurde woning en betaling van een geldvordering ter hoogte van € 1.048,22 voor de naheffing van de eindafrekening energie. De eisers stellen dat de gedaagde zich niet als een goed huurder heeft gedragen en sinds 2020 ernstige overlast heeft veroorzaakt, waaronder bedreigingen en intimidatie van medebewoners. De gedaagde ontkent deze beschuldigingen en voert verweer.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gestelde overlast onvoldoende recent, frequent en concreet is onderbouwd. Er ontbreken belangrijke bewijsstukken, zoals processen-verbaal van de politie en rapportages van wijkagenten, die de claims van de eisers zouden ondersteunen. De kantonrechter concludeert dat de eisers niet voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat de gedaagde zodanige overlast veroorzaakt dat ontruiming gerechtvaardigd is. Ook de geldvordering voor de energieafrekening wordt afgewezen, omdat niet vaststaat welk bedrag de gedaagde aan de eisers verschuldigd is. De eisers worden veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.
Het vonnis benadrukt de noodzaak van zorgvuldige bewijsvoering in huurgeschillen, vooral wanneer het gaat om ingrijpende maatregelen zoals ontruiming. De rechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en komt tot de conclusie dat de vorderingen van de eisers niet kunnen worden toegewezen.