ECLI:NL:RBLIM:2024:8770

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
11252978 \ CV EXPL 24-3999
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling uit koopovereenkomst tussen consument en handelaar, met verweer van de consument over niet-ontvangen goederen

In deze zaak vordert Alektum Capital II AG, gevestigd in Zwitserland, bij de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, betaling van een bedrag van € 122,29 van de gedaagde partij, die in persoon procedeert. De vordering is gebaseerd op een koopovereenkomst tussen de gedaagde en Zara, waarbij de gedaagde goederen heeft gekocht ter waarde van € 72,98 en ervoor heeft gekozen om achteraf te betalen via Klarna. Alektum, als cessionaris van de vordering, stelt dat de gedaagde in gebreke is gebleven met de betaling.

De gedaagde betwist echter de vordering en stelt dat zij de bestelling niet heeft geplaatst en de goederen niet heeft ontvangen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen, aangezien de gedaagde in Nederland woont. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de overeenkomst naar Nederlands recht moet worden beoordeeld, omdat de gedaagde als consument handelt.

De kantonrechter heeft vervolgens de vordering van Alektum beoordeeld en geconcludeerd dat Alektum onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de goederen daadwerkelijk aan de gedaagde zijn geleverd. Hierdoor ontvalt de grondslag voor de vordering tot betaling van de koopprijs. De kantonrechter heeft de vordering van Alektum afgewezen en heeft Alektum veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, vastgesteld op € 120,00. Het vonnis is uitgesproken op 27 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11252978 \ CV EXPL 24-3999
Vonnis van 27 november 2024
in de zaak van
ALEKTUM CAPITAL II AG,
gevestigd te Zug, Zwitserland,
eisende partij,
hierna te noemen: Alektum,
gemachtigde: Van Lith Gerechtsdeurwaarders en Incasso,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 juli 2024 met producties 1 t/m 4
- de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord
- de conclusie van repliek, met producties 5 t/m 8
- de conclusie van dupliek waarvan een deel mondeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Alektum vordert -samengevat- bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 122,29 (zijnde € 72,98 aan hoofdsom, € 40,00 aan vergoeding buitengerechtelijke incassokosten en € 9,31 aan wettelijke rente tot 18 juli 2024), vermeerderd met wettelijke rente over € 72,98 vanaf 18 juli 2024 tot de dag van algehele voldoening, en de proceskosten.
2.2.
Alektum legt aan haar vordering ten grondslag dat er een koopovereenkomst tot stand is gekomen tussen Zara en [gedaagde] , waarbij [gedaagde] voor een totaalbedrag van
€ 72,98 goederen van Zara heeft gekocht en geleverd gekregen. [gedaagde] heeft ervoor gekozen om achteraf te betalen via Klarna. Zara heeft haar vordering overgedragen aan Klarna. Klarna heeft de vordering vervolgens verkocht en gecedeerd aan Alektum.
Alektum vordert nakoming van de koopovereenkomst. [gedaagde] is, ondanks aanmaningen, in gebreke gebleven met tijdige betaling van € 72,98 waardoor zij tekort is geschoten in de nakoming van de verbintenis.
2.3.
[gedaagde] voert verweer en voert aan dat zij de bestelling niet heeft geplaatst en de artikelen ook niet heeft ontvangen. Zij is dan ook van mening dat zij de factuur niet hoeft te betalen.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

Bevoegdheid en toepasselijk recht
3.1.
De kantonrechter stelt vast dat Alektum in Zwitserland gevestigd is, zodat zij moet vaststellen of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en welk recht op dit geschil van toepassing is.
3.2.
Allereerst moet de kantonrechter beoordelen of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen. Nederland en Zwitserland zijn beiden partij bij het op de onderhavige vordering van toepassing zijnde EVEX II-Verdrag1. Nu [gedaagde] woonachtig is in Nederland, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 2 lid 1 EVEX II-Verdrag bevoegd om van het onderhavige geschil kennis te nemen.
3.3.
Verder is van belang welk recht op de overeenkomst van toepassing is. Alektum heeft gesteld dat zij middels cessie heeft overgedragen gekregen de openstaande vordering uit hoofde van tussen Zara en [gedaagde] gesloten consumentenovereenkomst. De kantonrechter is van oordeel dat -voor zover de gecedeerde vordering al een internationaal karakter heeft- deze vordering naar Nederlands recht moet worden beoordeeld. Op grond van artikel 14 lid 2 van de in deze zaak (eventueel) toepasselijke Rome I-Verordening wordt de betrekking tussen Alektum als cessionaris en [gedaagde] als schuldenaar beheerst door het recht dat op de gecedeerde vordering van toepassing is. [gedaagde] heeft als consument gehandeld, zodat de overeenkomst gelet op artikel 6 lid 1 Rome I-Verordening wordt beheerst door Nederlands recht.
3.4.
Gelet op het voorgaande komt de kantonrechter toe aan een inhoudelijke beoordeling van het onderhavige geschil naar Nederlands recht.
Verjaring
3.5.
Voor zover [gedaagde] een beroep op verjaring heeft willen doen, wordt overwogen dat dit beroep wordt verworpen. Eerst bij dupliek doet [gedaagde] een beroep op verjaring. Dit is te laat. Alektum heeft hierop niet meer kunnen reageren en de kantonrechter ziet geen redenen om Alektum hiertoe alsnog de gelegenheid te bieden, nu dit beroep ook eerder in de procedure gedaan had kunnen worden.
Ambtshalve toetsing consumentenrecht
3.6.
De kantonrechter stelt verder vast dat [gedaagde] een consument is en dat daarom bij de beoordeling ambtshalve aan het dwingende consumentenrecht moet worden getoetst.
3.7.
De vordering van Alektum ziet op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en consument. De handelaar moet bij het sluiten van dat soort overeenkomsten voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van artikelen 6:230m en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW).
3.8.
Uit het derde lid van artikel 6:230v BW volgt dat het bestelproces en/of de bestelknop op zodanige wijze moet zijn ingericht dat een consument pas een aanbod kan aanvaarden nadat hem op niet voor misverstand vatbare wijze is duidelijk gemaakt dat de bestelling die hij plaatst een betalingsverplichting met zich meebrengt. Een overeenkomst die is gesloten door middel van een bestelknop die niet aan artikel 6:230v lid 3 BW voldoet, is volgens datzelfde artikellid vernietigbaar.
3.9.
In deze procedure moet Alektum gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan de essentiële informatieplichten is voldaan. De kantonrechter moet ambtshalve onderzoeken of aan de plichten is voldaan en dat is met de gehanteerde bestelknop met de tekst “DOORGAAN” niet het geval. Deze overeenkomst is daarmee vernietigbaar. In deze zaak zal de kantonrechter het horen van partijen omtrent deze sanctie -om proceseconomische redenen- achterwege laten omdat de vordering, gelet op wat hierna wordt overwogen, zal worden afgewezen.
Beoordeling van de vordering
3.10.
[gedaagde] voert allereerst aan dat ze deze bestelling niet heeft geplaatst. Zowel uit productie 3 de orderbevestiging (bestelnummer 52400710862) als productie 6 de e-mails van 1 en 8 augustus 2024 van of namens [gedaagde] blijkt dat ze de betreffende bestelling wel heeft geplaatst. Hiermee is vast komen staan dat de koopovereenkomst tussen [gedaagde] en Zara tot stand is gekomen.
3.11.
Nu vast is komen te staan dat partijen een koopovereenkomst hebben gesloten is vervolgens de vraag of [gedaagde] aan Alektum het bedrag van € 72,98 verschuldigd is op basis van die koopovereenkomst.
3.12.
Op grond van artikel 7:26 lid 2 BW moet de koopsom in beginsel worden betaald ten tijde van de aflevering. In dit geval is overeengekomen dat [gedaagde] de koopsom pas achteraf, via Klarna, zou hoeven te betalen. [gedaagde] betwist dat zij de goederen heeft ontvangen. Daarmee betwist zij tevens de opeisbaarheid van de koopsom. Op grond van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering draagt de partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten, de bewijslast van die feiten of rechten. In deze procedure is het Alektum die zich op een rechtsgevolg beroept, namelijk het recht op betaling. Het is daarom aan Alektum om haar stelling dat de goederen door [gedaagde] zijn ontvangen en dat de koopsom dus opeisbaar is, nader te onderbouwen.
3.13.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Alektum dit onvoldoende gedaan. Alektum heeft namelijk gesteld dat nu de bestelling enige tijd geleden is gedaan, het niet meer mogelijk is een afleverbewijs te overleggen (conclusie van repliek randnummer 10). Dit betekent dat in deze procedure niet is komen vast te staan dat de goederen door [gedaagde] zijn ontvangen.
3.14.
Alektum heeft gesteld dat het feit dat zij de ontvangst van de goederen niet meer kan bewijzen, voor rekening van [gedaagde] behoort te komen. Zij onderbouwt haar stelling door te wijzen op het tijdsverloop en de omstandigheid dat [gedaagde] nooit gereageerd heeft op de betalingsherinneringen en aanmaningen en dat [gedaagde] verzuimd heeft bewijs te overleggen dat de bestelling nooit door haar ontvangen is. De kantonrechter volgt Alektum niet in haar stellingen. Alektum kan het tijdsverloop sinds de totstandkoming van de koopovereenkomst niet aan [gedaagde] tegenwerpen. Alektum heeft er immers zelf voor gekozen pas na verloop van drie en half jaar na het ontstaan van de betalingsverplichting tot onderhavige procedure over te gaan. Dat Alektum door dat tijdsverloop niet meer over een afleverbewijs van de goederen beschikt komt dan ook voor haar eigen rekening en risico.
3.15.
Omdat niet is komen vast te staan dat de goederen daadwerkelijk aan [gedaagde] geleverd zijn, ontvalt daarmee de grondslag aan de vordering tot betaling van de koopprijs. Dat deel van de vordering wordt dan ook afgewezen.
3.16.
Omdat de door Alektum gevorderde hoofdsom wordt afgewezen, bestaat er geen aanleiding voor toewijzing van de daaraan gekoppelde rente en buitengerechtelijke incassokosten. Ook die vorderingen worden afgewezen.
3.17.
Gelet op het voorgaande behoeven de overige stellingen en verweren van partijen geen bespreking meer.
3.18.
Alektum wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten aan de zijde van [gedaagde] worden, nu zij twee keer in persoon is verschenen, vastgesteld op € 100,00 aan reis- en verletkosten. De nakosten worden exclusief de kosten van betekening begroot op een bedrag van € 20,00.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen van Alektum af;
4.2.
veroordeelt Alektum in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 120,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
4.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op
27 november 2024.
MW