ECLI:NL:RBLIM:2024:8669

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
ROE 24 / 3525
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake afscherming persoonsgegevens in het kader van de AVG

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, gedateerd 27 november 2024, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeksters, die als gewaarborgde hulp en/of zorgverlener hebben gewerkt voor pgb-budgethouders, vroegen de voorzieningenrechter om een maatregel te treffen die voorkomt dat derden kennis kunnen nemen van hun persoonsgegevens die zij aan CZ Zorgkantoor hebben verstrekt. Dit verzoek was ingediend in afwachting van een besluit op bezwaar tegen de afwijzing van CZ Zorgkantoor om hun persoonsgegevens te wissen, zoals bedoeld in artikel 17 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 oktober 2024 behandeld, waarbij zowel verzoeksters als vertegenwoordigers van CZ Zorgkantoor aanwezig waren. Tijdens de zitting bleek dat CZ Zorgkantoor de persoonsgegevens van verzoeksters nog nodig had voor de uitvoering van het budgetbeheer van de pgb, en dat de gegevens niet langer nodig waren voor de doeleinden waarvoor ze waren verzameld. De voorzieningenrechter concludeerde dat de overgelegde stukken onvoldoende waren om te oordelen dat de persoonsgegevens niet meer nodig waren en dat verzoeksters het recht op gegevenswissing niet bij CZ Zorgkantoor konden inroepen voor gegevens waarvoor de Sociale Verzekeringsbank (SVB) verwerkingsverantwoordelijke was. Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en werd bepaald dat verzoeksters geen gelijk kregen, waardoor CZ Zorgkantoor geen griffierecht of proceskosten hoefde te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/3525

uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 november 2024 in de zaak tussen

[namen] , beiden uit [woonplaats] , verzoeksters

(gemachtigde: mr. M.H.J.M. Stassen),
en

CZ Zorgkantoor B.V. (CZ Zorgkantoor)

(gemachtigde: mr. A.J.H.W.M. Versteeg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek van verzoeksters om een voorlopige voorziening. Verzoeksters vragen de voorzieningenrechter om een maatregel te treffen die voorkomt dat derden nog kennis kunnen nemen van hun persoonsgegevens die zij aan CZ Zorgkantoor hebben verstrekt. Dit in afwachting van een besluit op hun bezwaar tegen de afwijzing van CZ Zorgkantoor om hun persoonsgegevens te wissen. De persoonsgegevens waar het verzoek op ziet worden verwerkt in het portaal dat door de overheid is ontwikkeld voor de administratie van persoonsgebonden budget (pgb).
2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 oktober 2024 op een zitting behandeld. Aan de zitting hebben verzoekster [naam] , de gemachtigde van verzoeksters, de gemachtigde van CZ Zorgkantoor, E.C.A.M. Daal, Functionaris Gegevensbescherming bij CZ Zorgkantoor en M. Hassel, werkzaam bij CZ Zorgkantoor deelgenomen.
3. De voorzieningenrechter heeft het onderzoek op de zitting geschorst. Zij had nog onvoldoende informatie om uitspraak te kunnen doen en heeft CZ Zorgkantoor opgedragen haar meer informatie te geven. CZ Zorgkantoor heeft dat gedaan en verzoeksters hebben op die informatie gereageerd. Vervolgens heeft de voorzieningenrechter het onderzoek op verzoek van partijen nog twee weken aangehouden. CZ Zorgkantoor heeft vastgesteld dat de reactie van verzoeksters voor een deel gaat over verwerkingen van persoonsgegevens ten aanzien waarvan niet CZ Zorgkantoor verwerkingsverantwoordelijke is maar de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en dit aan verzoeksters gemeld. Verzoeksters wilden de melding onderzoeken. Verzoekers hebben hun verzoek daarna aangepast. Omdat zij hun persoonsgegevens aan CZ Zorgkantoor hebben verstrekt, vinden zij dat als hun persoonsgegevens ook door de SVB worden verwerkt, CZ Zorgkantoor ervoor moet zorgen dat ook die persoonsgegevens niet meer moeten kunnen worden ingezien.
4. De voorzieningenrechter heeft hierna geen aanleiding gezien om nog een zitting te houden en het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen haar oordeel heeft. Haar oordeel heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet als verzoeksters beroep zouden instellen tegen het besluit op bezwaar dat CZ Zorgkantoor nog moet nemen.
6. Verzoeksters hebben als gewaarborgde hulp en/of als hulpverlener gewerkt voor pgb-budgethouders. Pgb-budgethouders hebben de mogelijkheid om hun administratie over hun pgb-budget in het genoemde pgb portaal te voeren. Pgb-budgethouders voor wie verzoeksters hebben gewerkt hebben kennelijk voor deze mogelijkheid gekozen. Daardoor zijn persoonsgegevens die verzoeksters aan CZ Zorgkantoor hebben verstrekt om hun werk als gewaarborgde hulp en/of zorgverlener te mogen uitvoeren in dat portaal terechtgekomen. CZ Zorgkantoor is verantwoordelijk voor de verwerking van deze gegevens in het pgb portaal. Verzoeksters begrijpen dat CZ Zorgkantoor de persoonsgegevens die zij hebben verstrekt op grond van de Archiefwet voor een tijd moet bewaren. Verzoeksters zijn het er niet mee eens dat anderen, vreemden, de budgethouders, opvolgende gewaarborgde hulpen en opvolgende hulpverleners hun persoonsgegevens kunnen inzien. Zij hebben CZ Zorgkantoor daarom gevraagd de verwerking van hun persoonsgegevens te stoppen voor zover genoemde anderen er kennis van kunnen nemen.
7. CZ Zorgkantoor heeft het verzoek opgevat als een verzoek om gegevenswissing als bedoeld in artikel 17 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en dat verzoek met het besluit van 14 juni 2024 afgewezen. CZ Zorgkantoor stelt zich op het standpunt dat de verwerking van de persoonsgegevens van verzoeksters nog nodig is voor de doeleinden waarvoor de gegevens zijn verzameld en legt (onder meer) uit dat het budgetbeheer van de pgb zonder deze gegevens niet goed kan worden uitgevoerd. De gegevens zouden nog nodig zijn voor controle op de nakoming van declaraties en voor fiscale afwikkeling. Daarom worden deze gegevens nog met de pgb-budgethouders voor wie verzoeksters hebben gewerkt en opvolgende gewaarborgde hulpen gedeeld.
8. Artikel 17 van de AVG geeft een betrokkene het recht om in de daarin genoemde gevallen van de verwerkingsverantwoordelijke wissing van persoonsgegevens te krijgen. Wat verzoeksters aanvoeren komt er in de kern op neer dat de persoonsgegevens die zij gewist willen hebben niet langer nodig zijn voor de doeleinden waarvoor zij zijn verzameld, dan wel dat deze gegevens na hun uitdiensttreding onrechtmatig worden verwerkt, zoals bedoeld in artikel 17, eerste lid, aanhef en onder a) en d), van de AVG. Ter onderbouwing van het verzoek heeft verzoekster [naam] op de zitting aan de voorzieningenrechter en CZ Zorgkantoor laten zien dat zij nog steeds kan inloggen in het pgb portaal en nog dossiers kan inzien van pgb-budgethouders voor wie zij heeft gewerkt. Zij heeft daarnaast een aantal screenprints overgelegd waaruit dit blijkt en dat verzoekster [naam] dit ook kan. Op de screenprints zijn persoonsgegevens te zien van verzoeksters als gewaarborgde hulp, pgb-budgethouders en zorgverleners.
9. De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze stukken onvoldoende zijn om te kunnen oordelen dat inzage van de persoonsgegevens die verzoeksters aan CZ Zorgkantoor hebben verstrekt om als gewaarborgde hulp en/of hulpverlener voor een pgb-budgethouder aan het werk te mogen gaan door de pgb-budgethouders voor wie zij hebben gewerkt en/of opvolgende gewaarborgde hulpen niet nodig is voor het goed kunnen uitvoeren van het budgetbeheer van de pgb. Deze stukken geven ook onvoldoende grond om te twijfelen aan het standpunt van CZ Zorgkantoor dat deze gegevens daar wel voor nodig zijn. Uit deze stukken blijkt namelijk alleen dat verzoeksters na uitdiensttreding nog als gewaarborgde hulp in het pgb portaal kunnen inloggen en dossiers van pgb-houders voor wie zij hebben gewerkt kunnen inzien, wat overigens volgens de Functionaris Gegevensbescherming (FG) van CZ Zorgkantoor en de coördinerend FG van het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport, gestationeerd bij de SVB, niet zou mogen. Bovendien blijkt uit het merendeel van de screenprints dat deze niet zien op het pgb portaal waarvoor
CZ Zorgkantoor verwerkingsverantwoordelijke is. Ten aanzien van verwerkingen voor welke niet CZ Zorgkantoor verwerkingsverantwoordelijke is, maar de SVB, kunnen verzoeksters het recht op gegevenswissing niet bij CZ Zorgkantoor inroepen. Artikel 17 van de AVG zegt namelijk dat een betrokkene alleen het recht heeft om van de verwerkingsverantwoordelijke gegevenswissing te krijgen. Uit de stukken blijkt ook niet dat een vreemde of opvolgende hulpverleners nog persoonsgegevens van verzoeksters kunnen inzien. Wat verzoeksters hebben aangevoerd is daarom onvoldoende om de gevraagde voorlopige voorziening te kunnen treffen.

Conclusie en gevolgen

10. De voorzieningenrechter treft geen voorlopige voorziening. Verzoeksters krijgen geen gelijk. Daarom hoeven griffierecht en proceskosten niet door CZ Zorgkantoor te worden vergoed.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.W.C.M. Frings, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 november 2024.
Griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 27 november 2024.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.