3.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van alle drie de feiten op basis van de onderstaande bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1:
[slachtoffer 1] heeft op 1 december 2023 aangifte gedaanvan diefstal en mishandeling en heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Plaats delict: Maastricht.Op vrijdag 1 december 2023, was ik thuis in mijn woning. […] Ik hoorde de bel van mijn voordeur afgaan. Ik zag dat er een man voor mijn woning stond. Ik omschrijf de man als volgt:
Man
Blank
Ongeveer 1.72 groot
Muts
Bril met opvallende dikke glazen
Geen baard
Drie kwart jas donkerbruin van kleur
De man rook naar oude olie
Maastrichts accent
Ik zag dat de man een juten tas vast hield in zijn hand. […] Ik zag dat deze man in de tas aan het grabbelen was. Ik hoorde dat de man tegen mij zei dat op 28 oktober 2023 de jaardienst was van mijn overleden partner. […] Ik zag vervolgens dat de man mij een kaarsje overhandigde. Ik nam deze kaars aan, ik zag dat het een noveenkaarsje betrof. Toen ik deze ontving hoorde ik dat de man vroeg of ik niet toevallig een bidprentje had.
Op dat moment vertrouwde ik het niet meer en ik gaf de man zijn kaars terug. Ik beëindigde het gesprek en trachtte de voordeur dicht te duwen. Dit lukte mij echter niet, ik voelde dat de deur vanaf de andere zijde werd opengeduwd. Ik voelde dat de man sterker was dan ik waardoor de deur open werd geduwd. Ik zag dat de deur volledig open stond en dat de man in mijn gang stond. Ik riep richting de man: ‘Eruit eruit!’ Op dat moment probeerde ik de man uit mijn woning te krijgen, waarna hij mij terugduwde.
Ik zag dat de man zijn rechterhand balde en deze met grote kracht richting mijn gezicht sloeg. Ik voelde dat de man mijn linkeroog raakte met zijn vuist. […]
Ik draaide mij om en zag dat de man in mijn woning verder naar binnen liep. Ik zag dat hij richting het kastje, welke in de gang stond, griste. Ik zag dat hij iets wegpakte en vervolgens mijn woning verliet. […]
Ik deelde mijn dochters mede dat de man iets had meegenomen vanaf het kastje. Ik hoorde dat mijn dochters zeiden dat dit een zilver fotolijstje was, waarin een foto van mijn schoonmoeder zat en een kinderfoto van mijn overleden partner. […]
[slachtoffer 1] werd op 4 december 2023 aanvullend gehoorden heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
[…] Kijk hier, tussen deze 2 fotolijsten, stond de fotolijst, die hij weggegrist en gestolen heeft. (Opmerking verbalisant: Slachtoffer toont mij in haar entree een gezellig ingericht oud dressoir waarop 2 fotolijsten staan met een lege plek er tussen in. Zij wijst mij aan dat hier het gestolen fotolijstje heeft gestaan.)
Een verklaring van de huisarts is als bijlage aan dit aanvullend verhoor toegevoegd, hierin staat vermeld dat er bij het slachtoffer sprake is van: “Contusio oogkas/jukbeen links en acute stressreactie”.
[slachtoffer 1] werd op 9 januari 2024 nogmaals gehoorden heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Hij gaf me een noveenkaarsje met een klein geel dopje.
Verbalisanten [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] hebben onder meer het volgende gerelateerd:
Op 1 december 2023 omstreeks 15.00 uur hoorden wij dat een andere eenheid de melding kreeg van een diefstal met geweld, te Maastricht. […] Ik, verbalisant [naam 2] , sloeg aan op het signalement wat overeenkwam met de voor mij ambtshalve bekende [verdachte] , wonende [adres 2] , te Maastricht. […]
Wij, verbalisanten [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] , gingen vervolgens naar de woning van de verdachte. […] Wij betraden vervolgens de woning ter aanhouding en ter inbeslagname. Wij zagen dat er niemand in de woning aanwezig was […] Tevens zagen wij noveenkaarsen in de woning. […]
Omstreeks 20.50 uur besloten wij nogmaals langs de woning van [verdachte] te rijden, om te kijken of hij de woning betreden had ondertussen. Wij liepen de gang in van de flat en zagen dat de deur van de stalling van [verdachte] openstond en dat het licht brandde.
Ik, verbalisant [naam 2] , zag dat de voor mij ambtshalve bekende [verdachte] uit de stalling kwam gelopen. Ik hield [verdachte] aan […]. Ik rook tevens dat [verdachte] behoorlijk stonk.
Een foto van de aangetroffen noveenkaarsjes met gele dop in de woning van de verdachte.
Foto’s van een brilwaarover de politie heeft gerelateerd dat dit de bril van de verdachte betreft.
Verbalisant [naam 1] heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Het is mij ambtshalve bekend dat [verdachte] spreekt in zowel de Nederlandse taal, alsook het Maastrichts dialect. Ik zag en hoorde tijdens de vele gesprekken die ik had met [verdachte] , dat wij in het Maastrichts dialect met elkaar communiceerden.
Foto’s van bidprentjes welke zijn aangetroffen tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte.
De kennisgeving van inbeslagneming vermeldt– zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 2 december 2023 is een telefoon inbeslaggenomen, welke lag in de woning van de verdachte op de [adres 2] te Maastricht.
Verbalisant [naam 5] heeft onderzoek gedaan naar de inbeslaggenomen telefoonen heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik zag dat er in de periode van 25 augustus 2023 tot 30 november 2023 500 tot 700 keer internetpagina’s met overlijdensadvertenties werden bezocht.
In de periode van 1 november 2023 tot 30 november 2023 werd 80 keer een internetpagina met overlijdensadvertenties bezocht.
Ten aanzien van feit 2:
Getuige [naam 6]heeft het volgende verklaard:
Ik woon op het adres [adres 3] te Maastricht. […] Mijn achternaam is [slachtoffer 2] . Naast mijn voordeur heb ik een groot bord met daarop mijn achternaam. […] In de nacht van woensdag 30 augustus (de rechtbank begrijpt: 2023) te 01.00 uur, stak er een handgeschreven briefje in mijn brievenbus. Dit briefje moet op woensdag 30 augustus 2023 tussen 0.00 uur en 01:00 uur in de brievenbus gegooid zijn. […]
Dit betrof een handgeschreven dreigbrief aan [naam 7] . Ik ken maar één [naam 7] en dat is [naam 7] . Dit betreft mijn petekind. […] Ik was in de veronderstelling dat men dacht dat [naam 7] op mijn adres woont. Ik dacht dit omdat ik groot “ [slachtoffer 2] ” naast mijn deur heb hangen. Ik heb het briefje naar mijn schoonzus [naam 8] gebracht. Dit betreft de moeder van [naam 7] .
Getuige [naam 9]heeft het volgende verklaard:
Ik kreeg in 2011 een man aan de deur die ik nu ken als [verdachte] . Hij stond aan de deur, omdat hij een bidprentje wilde hebben van mijn moeder. […] Vanaf dat moment is [verdachte] een grote rol in mijn leven gaan spelen op een zeer negatieve manier.
Op woensdag 30 augustus 2023 werd ik gebeld door [naam 10] , mijn schoonzus. Zij vroeg of mijn dochter [naam 7] ruzie had met iemand. [naam 10] vertelde mij dat ze namelijk een dreigbrief had ontvangen waarin [naam 7] werd genoemd. […] Het briefje dat [naam 10] heeft ontvangen toon ik u nu. Ik geef u een digitale kopie mee voor bij deze verklaring te voegen.
[slachtoffer 2] heeft op 8 september 2023 aangifte gedaanen heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik wens aangifte te doen tegen [verdachte] . Ik ken [verdachte] al 12 jaar. […] Hij woont bij ons op het plein. Vanaf het eerste moment heb ik geen goed contact met hem gehad. Hiermee bedoel ik dat hij een conflict had met mijn ouders en mij stalkte […]
Op 29 augustus 2023 was ik met mijn vriend in de Jumbo supermarkt. Ik zag dat [verdachte] bij de tijdschriften stond. Het leek erop alsof hij aan de tijdschriften aan het ruiken was. Ik vond dit vreemd en daardoor trok dit mijn aandacht. [verdachte] keek toen ook naar mij. […]
Op 30 augustus 2023 werd ik in de middag door mijn moeder geroepen. […] Hierna heb ik de brief die bij mijn tante in de brievenbus was gegooid gezien. Ik las de tekst en voelde mij door de tekst in deze brief beledigd en bedreigd met de dood. […] Ik schrok erg van deze woorden en zie [verdachte] in staat om hier ook uitvoering aan uit te geven. Ik weet niet waar hij toe in staat is. Ik wist meteen dat de brief van [verdachte] kwam. Ik weet dat [verdachte] een erg kinderachtig handschrift heeft. Dit weet ik omdat mijn ouders vaker brieven van hem kregen die ik destijds ook gelezen heb. […]
Foto’s van de brief gericht aan [slachtoffer 2], waarin onder meer het volgende staat geschreven:
[naam 7] is bezig met/aan haar eigen ondergang.
[naam 7] haar strot gaat helemaal door.
Dit varken moet geslacht worden.
Blijkens de kennisgeving van inbeslagneming is aan deze brief het SIN-nummer AAQQ7505NL gekoppeld.
Ten aanzien van feit 3:
[slachtoffer 3] heeft op 19 juni 2023 aangifte gedaan van vernielingen heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik woon op het adres [adres 4] te Maastricht. […] Op zondag 18 juni 2023, omstreeks 22.30 uur, liep ik naar het trottoir voor mijn woning om de vuilniscontainer buiten te zetten. […] Op dat moment was er nog niets met mijn brievenbus aan de hand. […] Op maandag 19 juni, omstreeks 8.30 uur, liep ik weer naar buiten om mijn container weg te pakken van het trottoir. […] Toen ik langs mijn brievenbus liep, zag ik dat er een bruine substantie over mijn brievenbus gesmeerd was. Ik rook meteen een enorme stank. Ik herkende de stank als een poepgeur. Ik zag dat vooral het gedeelte waar men de post in de brievenbus doet onder de bruine substantie zat. Ik zag dat de bruine substantie er opgesmeerd was. Ik zag strepen door de bruine substantie heen. […] Toen ik de brievenbus opende, zag ik dat de bruine substantie ook in de brievenbus lag. […] Ik weet dat er een persoon in de wijk bekend staat voor het poep smeren. […] Ik weet dat [verdachte] hiervan verdacht werd
Ik ken [verdachte] al lange tijd. Toen mijn moeder nog leefde, kwam hij meerdere malen per week bij mij en mijn moeder langs om bidprentjes op te halen. Ik wilde niet hebben dat [verdachte] nog bij mij en mijn moeder langskwam. […] Op een gegeven moment, ongeveer vijf jaar geleden, heb ik [verdachte] een aangetekende brief gestuurd met het verzoek om op geen enkele manier meer contact met mij op te nemen. […]
Op 1 juni 2023, was ik in de kerk op het adres [adres 5] te Maastricht. […] Ik zag dat [verdachte] een paar banken achter mij zat.
Op 3 juni 2023, was ik in mijn voortuin. Ik werd toen aangesproken door [verdachte] . Ik hoorde dat [verdachte] aan mij vroeg of ik zijn wasmachine wilde repareren. Ik heb dit toen meteen afgekapt. […] Twee dagen later kreeg ik een handgeschreven briefje in mijn brievenbus. In dit briefje stond dat ik een wasmachine op het adres [adres 2] moest gaan maken. Ik weet dat dit het adres van [verdachte] is. Een kopie van het briefje kunt u als bijlage voegen bij dit proces-verbaal van aangifte.
De officier van justitie heeft een aanvullend proces-verbaal van bevindingen met bijlagen toegevoegd aan het dossier.Uit dit proces-verbaal van bevindingen en de bijlagen blijkt dat de verdachte in de zaak met het parketnummer 03.001418.22 eveneens wordt verdacht van het met poep besmeuren van, onder meer, een brievenbus, gepleegd op 9 februari 2022. In deze zaak waren er camerabeelden aanwezig en is de verdachte ambtshalve herkend als de dader door twee verbalisanten.
Een foto van de brief die [slachtoffer 3] heeft ontvangen.
De kennisgeving van inbeslagnemingvermeldt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op woensdag 6 maart 2024 werd de brief ontvangen van aangever [slachtoffer 3] . De brief met goednummer 1685820 werd aansluitend inbeslaggenomen.
De rechtbank leest in het stamproces-verbaal (pagina 10) dat deze brief het SIN-nummer AAQQ7506NL gekregen.
.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3:
Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachtewerden een schrijfblok, een handgeschreven brief en een bundeltje met 25 handgeschreven brieven en tien handgeschreven teksten op wc-papier inbeslaggenomen als referentiemateriaal ten behoeve van het handschriftonderzoek.
De kennisgeving van inbeslagnemingvermeldt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 5 maart 2024 werd er een kladblok klein formaat inbeslaggenomen, welke werd aangetroffen in de woning van de verdachte. Dit betreft mogelijk het kladblok waarmee/waarop de brieven geschreven zijn. Aan dit kladblok werd goednummer 1685303 gekoppeld.
De kennisgeving van inbeslagnemingvermeldt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 5 maart 2024 werd een los geschreven brief, klein formaat inbeslaggenomen, welke werd aangetroffen in de woning van de verdachte. Aan deze brief werd goednummer 1685290 gekoppeld.
De kennisgeving van inbeslagnemingvermeldt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 5 maart 2024 werd een bundeltje geschreven brieven met (met name) voetbaluitslagen inbeslaggenomen, welke werd aangetroffen in de woning van de verdachte. Aan dit bundeltje werd goednummer 1685287 gekoppeld.
Het proces-verbaal aanvraag benoeming deskundigevermeldt onder meer -zakelijk weergegeven- het volgende:
Bij de forensische opsporing zijn stukken van overtuiging aangeboden. Deze stukken van overtuiging dienen nader onderzocht te worden. Aan de volgende stukken van overtuiging dient onderzoek verricht te worden.
Goednummer: PL2300-2023138154-1686088, SIN: AAQQ7505NL
Goednummer: PL2300-2023138154-1685290, SIN: AAQQ7508NL
Goednummer: PL2300-2023138154-1685303: SIN: AAQQ7507NL
Goednummer: PL2300-2023138154-1685287: SIN: AAQQ7509NL
Het deskundigenrapport inzake forensisch schriftonderzoek vermeldt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende:
Vraagstelling: Is het handschrift op de stukken van overtuiging met de sporenidentificatienummers AAQQ7505NL t/m AAQQ7509NL geschreven door een en dezelfde persoon?
Ten behoeve van deze vraagstelling zijn twee hypotheses opgesteld:
H1: Het handschrift op de in de materiaalopstelling onder hoofdstuk 2 van dit rapport vermelde stukken van overtuiging is vervaardigd door een en dezelfde persoon.
H2: Het handschrift op de in de materiaalopstelling onder hoofdstuk 2 van dit rapport vermelde stukken van overtuiging is niet vervaardigd door een en dezelfde persoon, maar door een willekeurig andere persoon.
Het onderzoeksmateriaal (hoofdstuk 2):
Het betwiste handschrift:
X1 – Met balpeninkt in blokletters vervaardigde tekst in de Nederlandse taal op een velletje gelinieerd papier (SIN AAQQ7505NL).
X2 – Met balpeninkt in blokletters vervaardigde tekst in de Nederlandse taal op een velletje gelinieerd papier (SIN AAQQ7506NL).
Het referentiemateriaal:
V1 – Met balpeninkt in lopend verbonden schrift vervaardigde teksten in de Nederlandse taal op 6 velletjes papier in een schrijfblok met opschrift “To Do” (SIN AAQQ7507NL).
V2 – Met balpeninkt in blokletters vervaardigde tekst in de Nederlandse taal op een vel gelinieerd papier (SIN AAQQ7508NL).
V3 – V27 – Met balpeninkt in blokletters en lopend verbonden schrift vervaardigde teksten in de Nederlandse taal op 25 vellen gelinieerd papier, formaat DIN A4 (SIN AAQQ7509NL).
V28 – V37 – Met balpeninkt in blokletters en lopend verbonden schrift vervaardigde teksten in de Nederlandse taal op 10 velletjes toiletpapier (SIN AAQQ7509NL).
Conclusie:
Rekening houdend met de grafische complexiteit van het blokletterschrift in onderhavige zaak luidt de uit de onderzoeksresultaten voortvloeiende conclusie als volgt: De onderzoeksbevindingen zijn veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Overwegingen van de rechtbank
Uit de hierboven genoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af.
feit 1Op 1 december 2023 is er een man bij [slachtoffer 1] aan de deur gekomen die om een bidprentje heeft gevraagd. Toen [slachtoffer 1] dat weigerde, heeft de man de voordeur van [slachtoffer 1] opengeduwd, is hij naar binnengegaan, heeft hij - toen [slachtoffer 1] probeerde hem uit haar woning te krijgen - [slachtoffer 1] teruggeduwd en met grote kracht tegen haar hoofd geslagen en vervolgens een fotolijstje gestolen. De vraag is of de verdachte de dader is. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de dader stonk, een bril met dikke glazen droeg, een noveenkaarsje met een gele dop bij zich had en Maastrichts sprak. De politie heeft diezelfde avond, toen zij de verdachte aanhielden, geconstateerd dat de verdachte stonk en een bril met dikke glazen droeg. Ook heeft de politie diezelfde avond in woning van de verdachte soortgelijke noveenkaarsjes met een gele dop aangetroffen. De wijkagent heeft geconstateerd dat de verdachte Maastrichts dialect beheerst. Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat de verdachte een fervent bidprentjesverzamelaar is. Op grond van deze zeer specifieke kenmerken van de verdachte die overeenkomen met het door aangeefster opgegeven signalement van de dader is de rechtbank, met de officier van justitie, van oordeel dat kan worden bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan.
Aan de hand van de bewijsmiddelen kan, naar het oordeel van de rechtbank, ook wettig en overtuigend worden bewezen dat er daadwerkelijk iets is weggenomen. De rechtbank acht feit 1 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
feit 2 en 3: geen bewijsuitsluiting
De raadsman heeft aangevoerd dat de uitkomsten van het handschriftonderzoek dienen te worden uitgesloten van het bewijs, nu volgens de raadsman geheimhouders-correspondentie tussen de verdachte en zijn voormalige raadsman is gebruikt als referentiemateriaal. Dit verweer wordt weerlegd door de bewijsmiddelen, zoals hierboven genoemd. Immers als referentiemateriaal is andere correspondentie gebruikt. Het verweer van de raadsman wordt daarom door de rechtbank verworpen.
feit 2Op 30 augustus 2023 heeft de tante van [slachtoffer 2] een anonieme handgeschreven brief ontvangen die aan [slachtoffer 2] was gericht en waarin [slachtoffer 2] met de dood is bedreigd. Deze brief is vervolgens op 30 augustus 2023 ter kennis van [slachtoffer 2] gebracht. [slachtoffer 2] heeft deze brief als bedreigend ervaren. Ook hier is de vraag of de verdachte de dader is. Gelet op de conclusies uit het handschriftonderzoek, bezien in het licht van de in bewijsmiddelen geschetste voorgeschiedenis tussen de verdachte en (de familie van) [slachtoffer 2] , acht de rechtbank bewezen dat de verdachte deze brief heeft geschreven. Deze brief is ook bedreigend. De rechtbank acht feit 2 dus wettig en overtuigend bewezen.
feit 3De verdachte is volgens aangever in het verleden regelmatig bij [slachtoffer 3] langs geweest om bidprentjes te vragen. [slachtoffer 3] heeft hem hierop meerdere malen aangesproken en vervolgens dringend verzocht om hem met rust te laten. Op 1 juni 2023 komt de verdachte de heer [slachtoffer 3] weer tegen en twee dagen later spreekt de verdachte [slachtoffer 3] aan met het verzoek om zijn wasmachine te repareren. [slachtoffer 3] heeft dit geweigerd. Vervolgens heeft [slachtoffer 3] kort hierna een handgeschreven brief ontvangen waarin staat vermeld dat [slachtoffer 3] op het adres van de verdachte een wasmachine moet komen maken. Gelet op de conclusies uit het handschriftonderzoek, bezien in het licht van het voorgaande, stelt de rechtbank vast dat de verdachte deze brief heeft gestuurd. [slachtoffer 3] heeft op deze brief niet gereageerd.
Vervolgens is op 18 of 19 juni 2023 de brievenbus van de woning van [slachtoffer 3] met poep besmeurd. Ook hier is de vraag of de verdachte de dader is.
De feitelijke gang van zaken komt op essentiële punten overeen met de feitelijke gang van zaken in de nog niet onherroepelijke zaak met parketnummer 03.001418.22 en feit 2. Rode draad is dat de verdachte de aangever (of een van zijn/haar familieleden) om een bidprentje vraagt, als geen bidprintje wordt verstrekt de verdachte blijft aandringen op een bidprentje, vervolgens de aangever (of een van zijn/ haar familieleden) gaat lastig vallen en dit uiteindelijk uitmondt in strafbaar gedrag jegens de aangever (of een van zijn/haar familieleden). In de zaak met parketnummer 03.001418.22 werd de verdachte er eveneens van verdacht dat hij een brievenbus met poep had besmeurd. In die zaak waren wel camerabeelden aanwezig en is de verdachte ambtshalve herkend door twee verbalisanten.
Zowel bij feit 2 als feit 3 komt de verdachte de aangever tegen, kort voordat de incidenten op de tenlastelegging plaatsvinden. Kennelijk wordt de verdachte getriggerd door deze ontmoetingen. In beide gevallen ontvangen de aangevers kort na de ontmoeting een anonieme handgeschreven brief. Door de deskundige is vastgesteld dat het veel waarschijnlijker is dat beide brieven door een en dezelfde persoon zijn geschreven dan wanneer de brieven door een willekeurig ander persoon zouden zijn geschreven. Bovendien achten zij het veel waarschijnlijker dat deze twee brieven door dezelfde persoon zijn geschreven als de brieven die in de woning van de verdachte zijn aangetroffen, dan dat deze door een ander zouden zijn geschreven.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank, met de officier van justitie, van oordeel dat kan worden bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank acht feit 3 eveneens wettig en overtuigend bewezen.De raadsman heeft aangevoerd dat het met poep besmeuren van een brievenbus niet gekwalificeerd kan worden als een vernieling in de zin van artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). De rechtbank overweegt hiertoe dat door het met poep besmeuren van een brievenbus, deze vanaf dat moment totdat er is schoongemaakt niet kan worden gebruikt. Naar het oordeel van de rechtbank valt ook een dergelijk tijdelijk onbruikbaar maken onder vernieling als bedoeld in artikel 350 Sr (Zie onder meer ECLI:NL:HR:2017:26). De rechtbank verwerpt aldus het door de raadsman gevoerde verweer.