ECLI:NL:RBLIM:2024:8664

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
03.319681.23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van de bidprentjesman voor diefstal met geweld, bedreiging en vernieling

Op 27 november 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de man die in de media bekend staat als 'de bidprentjesman'. De verdachte is veroordeeld voor diefstal met geweld, bedreiging en het onbruikbaar maken van een brievenbus. De rechtbank legt een gevangenisstraf van acht maanden op, met aftrek van het voorarrest, en beveelt terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. De verdachte, geboren in 1968 en gedetineerd, heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten die verband houden met zijn obsessie voor bidprentjes. Hij heeft slachtoffers bedreigd en geweld gebruikt om zijn zin te krijgen. De rechtbank oordeelt dat de verdachte lijdt aan een ernstige psychische stoornis, wat invloed heeft op zijn strafbaarheid. De rechtbank acht de feiten wettig en overtuigend bewezen, en wijst de vordering van de officier van justitie tot een jaar gevangenisstraf af, maar legt wel een tbs-maatregel op. De verdachte heeft een geschiedenis van geweldsdelicten en er is een hoog recidivegevaar. De rechtbank benadrukt de impact van de daden van de verdachte op de slachtoffers en de noodzaak van behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.319681.23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 november 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1968,
wonende te [adres 1] ,
gedetineerd in [P.I.] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.M. Iwema, advocaat kantoorhoudende te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 november 2024. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:een fotolijstje heeft gestolen van [slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van (bedreiging met) geweld tegen [slachtoffer 1] ;
Feit 2:[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling;
Feit 3:de brievenbus van [slachtoffer 3] heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 1 gewezen op de specifieke details in de aangifte van aangeefster [slachtoffer 1] , te weten: de noveenkaars die de verdachte haar gaf, de pet met oorkleppen, de juten tas, het Maastrichtse dialect waarmee de verdachte sprak, de dikke brilglazen die hij droeg en het feit dat hij stonk en vroeg om een bidprentje. In de woning van de verdachte worden noveenkaarsen met gele dop aangetroffen, zoals ook door aangeefster omschreven. Tevens worden in de berging van de verdachte ook een juten jas en een pet aangetroffen die zouden kunnen passen in de omschrijving van aangeefster. Verder relateert de politie dat de verdachte bij zijn aanhouding stonk en de politie maakt foto’s van de bril met dikke glazen van de verdachte. Voor wat betreft het letsel van aangeefster heeft de officier van justitie gewezen op de verklaring van de huisarts.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie gewezen op het al langer lopende conflict tussen de familie van aangeefster [slachtoffer 2] en de verdachte, dat is ontstaan door het niet willen geven van een bidprentje. De moeder van aangeefster, die al vaker brieven van de verdachte heeft ontvangen, verklaart het handschrift op de dreigbrief te herkennen als het handschrift van de verdachte. Dit handschrift wordt eveneens herkend als het handschrift van de verdachte door verbalisant [naam 1] die de verdachte al sinds 1999 ambtshalve kent. Daarnaast verklaart aangeefster dat zij de verdachte een dag voor de dreigbrief toevallig is tegengekomen. Dit moet een trigger voor hem zijn geweest.
Ook met betrekking tot feit 3 heeft de officier van justitie gewezen op het feit dat sprake is van een verleden tussen aangever [slachtoffer 3] en de verdachte vanwege het niet willen geven van een bidprentje. Ook hier komt aangever de verdachte iets meer dan twee weken voor het incident toevallig tegen. Een aantal dagen na deze ontmoeting wordt aangever thuis door de verdachte aangesproken met de vraag om zijn wasmachine te repareren. Aangever weigert dit, waarna de verdachte boos is geworden. Twee dagen later ontvangt aangever een handgeschreven briefje met het dwingende verzoek om op het adres van de verdachte de wasmachine te komen repareren. Een kleine twee weken later wordt vervolgens de brievenbus van aangever met poep besmeurd. De wijze waarop dit is gedaan is volgens de officier van justitie in overeenstemming met de handelwijze van de verdachte in een eerdere zaak, waarbij de verdachte ook een brievenbus met poep had besmeurd. Van die eerdere zaak zijn camerabeelden toegevoegd aan het dossier in de onderhavige zaak als ook processen-verbaal waarin de verdachte wordt herkend als de persoon op de camerabeelden door meerdere verbalisanten.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de feiten 2 en 3 nog gewezen op het onderzoek verricht door de handschriftdeskundige, waarbij de brieven, ontvangen door beide aangevers, zijn vergeleken met teksten die in beslag zijn genomen in de woning van de verdachte. De handschriftdeskundige heeft op basis van het onderzoek geconcludeerd dat de kans dat alle stukken zijn geschreven door een en dezelfde persoon veel waarschijnlijker is dan dat deze geschreven zijn door verschillende personen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft volledige vrijspraak bepleit van de tenlastegelegde feiten. De verdediging is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is in het dossier en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1 heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte ten stelligste betwist dat hij de dader is. Daarnaast heeft aangeefster de verdachte bij de foto-confrontatie niet herkend en heeft zij tot drie keer toe een beschrijving gegeven die niet past bij de verdachte. De bruine jas met knopen die aangeefster heeft beschreven is niet bij de verdachte aangetroffen. Bovendien is er ook een hoop onduidelijkheid over de tas die aangeefster heeft beschreven. In de tas die door de verbalisanten is aangetroffen zat geen papieren tas, zoals door aangeefster is omschreven. Het aantreffen van de tas kan dus niet als bewijs dienen voor het ten laste gelegde. Ook het aantreffen van de noveenkaarsjes in de woning van de verdachte kan niet als bewijs dienen, nu noveenkaarsjes in Limburg niet uniek zijn. Overigens is er ook geen bewijs aanwezig in het dossier dat er daadwerkelijk iets is gestolen.
Het dossier staat bol van ambtshalve kennis en aannames. Er is sprake van tunnelvisie en stigmatisering.
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging aangevoerd dat het verrichte handschriftonderzoek dient te worden uitgesloten van het bewijs, nu als referentiemateriaal stukken zijn gebruikt die nooit gebruikt hadden mogen worden, te weten geheimhouders-correspondentie tussen de verdachte en zijn eerdere raadsman.
Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging zich primair op het standpunt gesteld dat er niets is beschadigd. De brievenbus was eenvoudig te reinigen.
Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat enkel sprake is van schakelbewijs, ambtshalve bekendheid en tunnelvisie. Dit mag volgens de verdediging niet leiden tot een bewezenverklaring.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van alle drie de feiten op basis van de onderstaande bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen:
Ten aanzien van feit 1:
[slachtoffer 1] heeft op 1 december 2023 aangifte gedaanvan diefstal en mishandeling en heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard: [2]
Plaats delict: Maastricht.Op vrijdag 1 december 2023, was ik thuis in mijn woning. […] Ik hoorde de bel van mijn voordeur afgaan. Ik zag dat er een man voor mijn woning stond. Ik omschrijf de man als volgt:
  • Man
  • Blank
  • Ongeveer 1.72 groot
  • Muts
  • Bril met opvallende dikke glazen
  • Geen baard
  • Drie kwart jas donkerbruin van kleur
  • De man rook naar oude olie
  • Maastrichts accent
Ik zag dat de man een juten tas vast hield in zijn hand. […] Ik zag dat deze man in de tas aan het grabbelen was. Ik hoorde dat de man tegen mij zei dat op 28 oktober 2023 de jaardienst was van mijn overleden partner. […] Ik zag vervolgens dat de man mij een kaarsje overhandigde. Ik nam deze kaars aan, ik zag dat het een noveenkaarsje betrof. Toen ik deze ontving hoorde ik dat de man vroeg of ik niet toevallig een bidprentje had.
Op dat moment vertrouwde ik het niet meer en ik gaf de man zijn kaars terug. Ik beëindigde het gesprek en trachtte de voordeur dicht te duwen. Dit lukte mij echter niet, ik voelde dat de deur vanaf de andere zijde werd opengeduwd. Ik voelde dat de man sterker was dan ik waardoor de deur open werd geduwd. Ik zag dat de deur volledig open stond en dat de man in mijn gang stond. Ik riep richting de man: ‘Eruit eruit!’ Op dat moment probeerde ik de man uit mijn woning te krijgen, waarna hij mij terugduwde.
Ik zag dat de man zijn rechterhand balde en deze met grote kracht richting mijn gezicht sloeg. Ik voelde dat de man mijn linkeroog raakte met zijn vuist. […]
Ik draaide mij om en zag dat de man in mijn woning verder naar binnen liep. Ik zag dat hij richting het kastje, welke in de gang stond, griste. Ik zag dat hij iets wegpakte en vervolgens mijn woning verliet. […]
Ik deelde mijn dochters mede dat de man iets had meegenomen vanaf het kastje. Ik hoorde dat mijn dochters zeiden dat dit een zilver fotolijstje was, waarin een foto van mijn schoonmoeder zat en een kinderfoto van mijn overleden partner. […]
[slachtoffer 1] werd op 4 december 2023 aanvullend gehoorden heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard: [3]
[…] Kijk hier, tussen deze 2 fotolijsten, stond de fotolijst, die hij weggegrist en gestolen heeft. (Opmerking verbalisant: Slachtoffer toont mij in haar entree een gezellig ingericht oud dressoir waarop 2 fotolijsten staan met een lege plek er tussen in. Zij wijst mij aan dat hier het gestolen fotolijstje heeft gestaan.)
Een verklaring van de huisarts is als bijlage aan dit aanvullend verhoor toegevoegd [4] , hierin staat vermeld dat er bij het slachtoffer sprake is van: “Contusio oogkas/jukbeen links en acute stressreactie”.
[slachtoffer 1] werd op 9 januari 2024 nogmaals gehoorden heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard: [5]
Hij gaf me een noveenkaarsje met een klein geel dopje.
Verbalisanten [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] hebben onder meer het volgende gerelateerd: [6]
Op 1 december 2023 omstreeks 15.00 uur hoorden wij dat een andere eenheid de melding kreeg van een diefstal met geweld, te Maastricht. […] Ik, verbalisant [naam 2] , sloeg aan op het signalement wat overeenkwam met de voor mij ambtshalve bekende [verdachte] , wonende [adres 2] , te Maastricht. […]
Wij, verbalisanten [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] , gingen vervolgens naar de woning van de verdachte. […] Wij betraden vervolgens de woning ter aanhouding en ter inbeslagname. Wij zagen dat er niemand in de woning aanwezig was […] Tevens zagen wij noveenkaarsen in de woning. […]
Omstreeks 20.50 uur besloten wij nogmaals langs de woning van [verdachte] te rijden, om te kijken of hij de woning betreden had ondertussen. Wij liepen de gang in van de flat en zagen dat de deur van de stalling van [verdachte] openstond en dat het licht brandde.
Ik, verbalisant [naam 2] , zag dat de voor mij ambtshalve bekende [verdachte] uit de stalling kwam gelopen. Ik hield [verdachte] aan […]. Ik rook tevens dat [verdachte] behoorlijk stonk.
Een foto van de aangetroffen noveenkaarsjes met gele dop in de woning van de verdachte. [7]
Foto’s van een bril [8] waarover de politie heeft gerelateerd dat dit de bril van de verdachte betreft. [9]
Verbalisant [naam 1] heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd: [10]
Het is mij ambtshalve bekend dat [verdachte] spreekt in zowel de Nederlandse taal, alsook het Maastrichts dialect. Ik zag en hoorde tijdens de vele gesprekken die ik had met [verdachte] , dat wij in het Maastrichts dialect met elkaar communiceerden.
Foto’s van bidprentjes welke zijn aangetroffen tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte. [11]
De kennisgeving van inbeslagneming vermeldt– zakelijk weergegeven – het volgende: [12]
Op 2 december 2023 is een telefoon inbeslaggenomen, welke lag in de woning van de verdachte op de [adres 2] te Maastricht.
Verbalisant [naam 5] heeft onderzoek gedaan naar de inbeslaggenomen telefoonen heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd: [13]
Ik zag dat er in de periode van 25 augustus 2023 tot 30 november 2023 500 tot 700 keer internetpagina’s met overlijdensadvertenties werden bezocht.
In de periode van 1 november 2023 tot 30 november 2023 werd 80 keer een internetpagina met overlijdensadvertenties bezocht.
Ten aanzien van feit 2:
Getuige [naam 6]heeft het volgende verklaard: [14]
Ik woon op het adres [adres 3] te Maastricht. […] Mijn achternaam is [slachtoffer 2] . Naast mijn voordeur heb ik een groot bord met daarop mijn achternaam. […] In de nacht van woensdag 30 augustus (de rechtbank begrijpt: 2023) te 01.00 uur, stak er een handgeschreven briefje in mijn brievenbus. Dit briefje moet op woensdag 30 augustus 2023 tussen 0.00 uur en 01:00 uur in de brievenbus gegooid zijn. […]
Dit betrof een handgeschreven dreigbrief aan [naam 7] . Ik ken maar één [naam 7] en dat is [naam 7] . Dit betreft mijn petekind. […] Ik was in de veronderstelling dat men dacht dat [naam 7] op mijn adres woont. Ik dacht dit omdat ik groot “ [slachtoffer 2] ” naast mijn deur heb hangen. Ik heb het briefje naar mijn schoonzus [naam 8] gebracht. Dit betreft de moeder van [naam 7] .
Getuige [naam 9]heeft het volgende verklaard: [15]
Ik kreeg in 2011 een man aan de deur die ik nu ken als [verdachte] . Hij stond aan de deur, omdat hij een bidprentje wilde hebben van mijn moeder. […] Vanaf dat moment is [verdachte] een grote rol in mijn leven gaan spelen op een zeer negatieve manier.
Op woensdag 30 augustus 2023 werd ik gebeld door [naam 10] , mijn schoonzus. Zij vroeg of mijn dochter [naam 7] ruzie had met iemand. [naam 10] vertelde mij dat ze namelijk een dreigbrief had ontvangen waarin [naam 7] werd genoemd. […] Het briefje dat [naam 10] heeft ontvangen toon ik u nu. Ik geef u een digitale kopie mee voor bij deze verklaring te voegen.
[slachtoffer 2] heeft op 8 september 2023 aangifte gedaanen heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard: [16]
Ik wens aangifte te doen tegen [verdachte] . Ik ken [verdachte] al 12 jaar. […] Hij woont bij ons op het plein. Vanaf het eerste moment heb ik geen goed contact met hem gehad. Hiermee bedoel ik dat hij een conflict had met mijn ouders en mij stalkte […]
Op 29 augustus 2023 was ik met mijn vriend in de Jumbo supermarkt. Ik zag dat [verdachte] bij de tijdschriften stond. Het leek erop alsof hij aan de tijdschriften aan het ruiken was. Ik vond dit vreemd en daardoor trok dit mijn aandacht. [verdachte] keek toen ook naar mij. […]
Op 30 augustus 2023 werd ik in de middag door mijn moeder geroepen. […] Hierna heb ik de brief die bij mijn tante in de brievenbus was gegooid gezien. Ik las de tekst en voelde mij door de tekst in deze brief beledigd en bedreigd met de dood. […] Ik schrok erg van deze woorden en zie [verdachte] in staat om hier ook uitvoering aan uit te geven. Ik weet niet waar hij toe in staat is. Ik wist meteen dat de brief van [verdachte] kwam. Ik weet dat [verdachte] een erg kinderachtig handschrift heeft. Dit weet ik omdat mijn ouders vaker brieven van hem kregen die ik destijds ook gelezen heb. […]
Foto’s van de brief gericht aan [slachtoffer 2], waarin onder meer het volgende staat geschreven: [17]
[naam 7] is bezig met/aan haar eigen ondergang.
[naam 7] haar strot gaat helemaal door.
Dit varken moet geslacht worden.
Blijkens de kennisgeving van inbeslagneming is aan deze brief het SIN-nummer AAQQ7505NL gekoppeld. [18]
Ten aanzien van feit 3:
[slachtoffer 3] heeft op 19 juni 2023 aangifte gedaan van vernielingen heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard: [19]
Ik woon op het adres [adres 4] te Maastricht. […] Op zondag 18 juni 2023, omstreeks 22.30 uur, liep ik naar het trottoir voor mijn woning om de vuilniscontainer buiten te zetten. […] Op dat moment was er nog niets met mijn brievenbus aan de hand. […] Op maandag 19 juni, omstreeks 8.30 uur, liep ik weer naar buiten om mijn container weg te pakken van het trottoir. […] Toen ik langs mijn brievenbus liep, zag ik dat er een bruine substantie over mijn brievenbus gesmeerd was. Ik rook meteen een enorme stank. Ik herkende de stank als een poepgeur. Ik zag dat vooral het gedeelte waar men de post in de brievenbus doet onder de bruine substantie zat. Ik zag dat de bruine substantie er opgesmeerd was. Ik zag strepen door de bruine substantie heen. […] Toen ik de brievenbus opende, zag ik dat de bruine substantie ook in de brievenbus lag. […] Ik weet dat er een persoon in de wijk bekend staat voor het poep smeren. […] Ik weet dat [verdachte] hiervan verdacht werd
Ik ken [verdachte] al lange tijd. Toen mijn moeder nog leefde, kwam hij meerdere malen per week bij mij en mijn moeder langs om bidprentjes op te halen. Ik wilde niet hebben dat [verdachte] nog bij mij en mijn moeder langskwam. […] Op een gegeven moment, ongeveer vijf jaar geleden, heb ik [verdachte] een aangetekende brief gestuurd met het verzoek om op geen enkele manier meer contact met mij op te nemen. […]
Op 1 juni 2023, was ik in de kerk op het adres [adres 5] te Maastricht. […] Ik zag dat [verdachte] een paar banken achter mij zat.
Op 3 juni 2023, was ik in mijn voortuin. Ik werd toen aangesproken door [verdachte] . Ik hoorde dat [verdachte] aan mij vroeg of ik zijn wasmachine wilde repareren. Ik heb dit toen meteen afgekapt. […] Twee dagen later kreeg ik een handgeschreven briefje in mijn brievenbus. In dit briefje stond dat ik een wasmachine op het adres [adres 2] moest gaan maken. Ik weet dat dit het adres van [verdachte] is. Een kopie van het briefje kunt u als bijlage voegen bij dit proces-verbaal van aangifte.
De officier van justitie heeft een aanvullend proces-verbaal van bevindingen met bijlagen toegevoegd aan het dossier. [20] Uit dit proces-verbaal van bevindingen en de bijlagen blijkt dat de verdachte in de zaak met het parketnummer 03.001418.22 eveneens wordt verdacht van het met poep besmeuren van, onder meer, een brievenbus, gepleegd op 9 februari 2022. In deze zaak waren er camerabeelden aanwezig en is de verdachte ambtshalve herkend als de dader door twee verbalisanten.
Een foto van de brief die [slachtoffer 3] heeft ontvangen. [21]
De kennisgeving van inbeslagnemingvermeldt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende: [22]
Op woensdag 6 maart 2024 werd de brief ontvangen van aangever [slachtoffer 3] . De brief met goednummer 1685820 werd aansluitend inbeslaggenomen.
De rechtbank leest in het stamproces-verbaal (pagina 10) dat deze brief het SIN-nummer AAQQ7506NL gekregen.
.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3:
Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte [23] werden een schrijfblok, een handgeschreven brief en een bundeltje met 25 handgeschreven brieven en tien handgeschreven teksten op wc-papier inbeslaggenomen als referentiemateriaal ten behoeve van het handschriftonderzoek.
De kennisgeving van inbeslagnemingvermeldt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende: [24]
Op 5 maart 2024 werd er een kladblok klein formaat inbeslaggenomen, welke werd aangetroffen in de woning van de verdachte. Dit betreft mogelijk het kladblok waarmee/waarop de brieven geschreven zijn. Aan dit kladblok werd goednummer 1685303 gekoppeld.
De kennisgeving van inbeslagnemingvermeldt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende: [25]
Op 5 maart 2024 werd een los geschreven brief, klein formaat inbeslaggenomen, welke werd aangetroffen in de woning van de verdachte. Aan deze brief werd goednummer 1685290 gekoppeld.
De kennisgeving van inbeslagnemingvermeldt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende: [26]
Op 5 maart 2024 werd een bundeltje geschreven brieven met (met name) voetbaluitslagen inbeslaggenomen, welke werd aangetroffen in de woning van de verdachte. Aan dit bundeltje werd goednummer 1685287 gekoppeld.
Het proces-verbaal aanvraag benoeming deskundigevermeldt onder meer -zakelijk weergegeven- het volgende: [27]
Bij de forensische opsporing zijn stukken van overtuiging aangeboden. Deze stukken van overtuiging dienen nader onderzocht te worden. Aan de volgende stukken van overtuiging dient onderzoek verricht te worden.
Goednummer: PL2300-2023138154-1686088, SIN: AAQQ7505NL
Goednummer: PL2300-2023138154-1685290, SIN: AAQQ7508NL
Goednummer: PL2300-2023138154-1685303: SIN: AAQQ7507NL
Goednummer: PL2300-2023138154-1685287: SIN: AAQQ7509NL
Het deskundigenrapport inzake forensisch schriftonderzoek vermeldt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende: [28]
Vraagstelling: Is het handschrift op de stukken van overtuiging met de sporenidentificatienummers AAQQ7505NL t/m AAQQ7509NL geschreven door een en dezelfde persoon?
Ten behoeve van deze vraagstelling zijn twee hypotheses opgesteld:
H1: Het handschrift op de in de materiaalopstelling onder hoofdstuk 2 van dit rapport vermelde stukken van overtuiging is vervaardigd door een en dezelfde persoon.
H2: Het handschrift op de in de materiaalopstelling onder hoofdstuk 2 van dit rapport vermelde stukken van overtuiging is niet vervaardigd door een en dezelfde persoon, maar door een willekeurig andere persoon.
Het onderzoeksmateriaal (hoofdstuk 2):
Het betwiste handschrift:
X1 – Met balpeninkt in blokletters vervaardigde tekst in de Nederlandse taal op een velletje gelinieerd papier (SIN AAQQ7505NL).
X2 – Met balpeninkt in blokletters vervaardigde tekst in de Nederlandse taal op een velletje gelinieerd papier (SIN AAQQ7506NL).
Het referentiemateriaal:
V1 – Met balpeninkt in lopend verbonden schrift vervaardigde teksten in de Nederlandse taal op 6 velletjes papier in een schrijfblok met opschrift “To Do” (SIN AAQQ7507NL).
V2 – Met balpeninkt in blokletters vervaardigde tekst in de Nederlandse taal op een vel gelinieerd papier (SIN AAQQ7508NL).
V3 – V27 – Met balpeninkt in blokletters en lopend verbonden schrift vervaardigde teksten in de Nederlandse taal op 25 vellen gelinieerd papier, formaat DIN A4 (SIN AAQQ7509NL).
V28 – V37 – Met balpeninkt in blokletters en lopend verbonden schrift vervaardigde teksten in de Nederlandse taal op 10 velletjes toiletpapier (SIN AAQQ7509NL).
Conclusie:
Rekening houdend met de grafische complexiteit van het blokletterschrift in onderhavige zaak luidt de uit de onderzoeksresultaten voortvloeiende conclusie als volgt: De onderzoeksbevindingen zijn veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Overwegingen van de rechtbank
Uit de hierboven genoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af.
feit 1Op 1 december 2023 is er een man bij [slachtoffer 1] aan de deur gekomen die om een bidprentje heeft gevraagd. Toen [slachtoffer 1] dat weigerde, heeft de man de voordeur van [slachtoffer 1] opengeduwd, is hij naar binnengegaan, heeft hij - toen [slachtoffer 1] probeerde hem uit haar woning te krijgen - [slachtoffer 1] teruggeduwd en met grote kracht tegen haar hoofd geslagen en vervolgens een fotolijstje gestolen. De vraag is of de verdachte de dader is. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de dader stonk, een bril met dikke glazen droeg, een noveenkaarsje met een gele dop bij zich had en Maastrichts sprak. De politie heeft diezelfde avond, toen zij de verdachte aanhielden, geconstateerd dat de verdachte stonk en een bril met dikke glazen droeg. Ook heeft de politie diezelfde avond in woning van de verdachte soortgelijke noveenkaarsjes met een gele dop aangetroffen. De wijkagent heeft geconstateerd dat de verdachte Maastrichts dialect beheerst. Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat de verdachte een fervent bidprentjesverzamelaar is. Op grond van deze zeer specifieke kenmerken van de verdachte die overeenkomen met het door aangeefster opgegeven signalement van de dader is de rechtbank, met de officier van justitie, van oordeel dat kan worden bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan.
Aan de hand van de bewijsmiddelen kan, naar het oordeel van de rechtbank, ook wettig en overtuigend worden bewezen dat er daadwerkelijk iets is weggenomen. De rechtbank acht feit 1 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
feit 2 en 3: geen bewijsuitsluiting
De raadsman heeft aangevoerd dat de uitkomsten van het handschriftonderzoek dienen te worden uitgesloten van het bewijs, nu volgens de raadsman geheimhouders-correspondentie tussen de verdachte en zijn voormalige raadsman is gebruikt als referentiemateriaal. Dit verweer wordt weerlegd door de bewijsmiddelen, zoals hierboven genoemd. Immers als referentiemateriaal is andere correspondentie gebruikt. Het verweer van de raadsman wordt daarom door de rechtbank verworpen.
feit 2Op 30 augustus 2023 heeft de tante van [slachtoffer 2] een anonieme handgeschreven brief ontvangen die aan [slachtoffer 2] was gericht en waarin [slachtoffer 2] met de dood is bedreigd. Deze brief is vervolgens op 30 augustus 2023 ter kennis van [slachtoffer 2] gebracht. [slachtoffer 2] heeft deze brief als bedreigend ervaren. Ook hier is de vraag of de verdachte de dader is. Gelet op de conclusies uit het handschriftonderzoek, bezien in het licht van de in bewijsmiddelen geschetste voorgeschiedenis tussen de verdachte en (de familie van) [slachtoffer 2] , acht de rechtbank bewezen dat de verdachte deze brief heeft geschreven. Deze brief is ook bedreigend. De rechtbank acht feit 2 dus wettig en overtuigend bewezen.
feit 3De verdachte is volgens aangever in het verleden regelmatig bij [slachtoffer 3] langs geweest om bidprentjes te vragen. [slachtoffer 3] heeft hem hierop meerdere malen aangesproken en vervolgens dringend verzocht om hem met rust te laten. Op 1 juni 2023 komt de verdachte de heer [slachtoffer 3] weer tegen en twee dagen later spreekt de verdachte [slachtoffer 3] aan met het verzoek om zijn wasmachine te repareren. [slachtoffer 3] heeft dit geweigerd. Vervolgens heeft [slachtoffer 3] kort hierna een handgeschreven brief ontvangen waarin staat vermeld dat [slachtoffer 3] op het adres van de verdachte een wasmachine moet komen maken. Gelet op de conclusies uit het handschriftonderzoek, bezien in het licht van het voorgaande, stelt de rechtbank vast dat de verdachte deze brief heeft gestuurd. [slachtoffer 3] heeft op deze brief niet gereageerd.
Vervolgens is op 18 of 19 juni 2023 de brievenbus van de woning van [slachtoffer 3] met poep besmeurd. Ook hier is de vraag of de verdachte de dader is.
De feitelijke gang van zaken komt op essentiële punten overeen met de feitelijke gang van zaken in de nog niet onherroepelijke zaak met parketnummer 03.001418.22 en feit 2. Rode draad is dat de verdachte de aangever (of een van zijn/haar familieleden) om een bidprentje vraagt, als geen bidprintje wordt verstrekt de verdachte blijft aandringen op een bidprentje, vervolgens de aangever (of een van zijn/ haar familieleden) gaat lastig vallen en dit uiteindelijk uitmondt in strafbaar gedrag jegens de aangever (of een van zijn/haar familieleden). In de zaak met parketnummer 03.001418.22 werd de verdachte er eveneens van verdacht dat hij een brievenbus met poep had besmeurd. In die zaak waren wel camerabeelden aanwezig en is de verdachte ambtshalve herkend door twee verbalisanten.
Zowel bij feit 2 als feit 3 komt de verdachte de aangever tegen, kort voordat de incidenten op de tenlastelegging plaatsvinden. Kennelijk wordt de verdachte getriggerd door deze ontmoetingen. In beide gevallen ontvangen de aangevers kort na de ontmoeting een anonieme handgeschreven brief. Door de deskundige is vastgesteld dat het veel waarschijnlijker is dat beide brieven door een en dezelfde persoon zijn geschreven dan wanneer de brieven door een willekeurig ander persoon zouden zijn geschreven. Bovendien achten zij het veel waarschijnlijker dat deze twee brieven door dezelfde persoon zijn geschreven als de brieven die in de woning van de verdachte zijn aangetroffen, dan dat deze door een ander zouden zijn geschreven.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank, met de officier van justitie, van oordeel dat kan worden bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank acht feit 3 eveneens wettig en overtuigend bewezen.
De raadsman heeft aangevoerd dat het met poep besmeuren van een brievenbus niet gekwalificeerd kan worden als een vernieling in de zin van artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). De rechtbank overweegt hiertoe dat door het met poep besmeuren van een brievenbus, deze vanaf dat moment totdat er is schoongemaakt niet kan worden gebruikt. Naar het oordeel van de rechtbank valt ook een dergelijk tijdelijk onbruikbaar maken onder vernieling als bedoeld in artikel 350 Sr (Zie onder meer ECLI:NL:HR:2017:26). De rechtbank verwerpt aldus het door de raadsman gevoerde verweer.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
T.a.v. feit 1:
op 1 december 2023 in de gemeente Maastricht een fotolijstje, dat aan [slachtoffer 1] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door de voordeur van de woning van die [slachtoffer 1] open te duwen en vervolgens die woning naar binnen te gaan en vervolgens -toen die [slachtoffer 1] probeerde verdachte uit haar woning te krijgen- die [slachtoffer 1] terug te duwen en met grote kracht tegen haar hoofd te slaan;
T.a.v. feit 2:
op 30 augustus 2023 in de gemeente Maastricht [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door een briefje te doen toekomen aan [naam 6] , inhoudende onder meer " [naam 7] [slachtoffer 2] is bezig met/aan haar eigen ondergang" en " [naam 7] haar strot gaat helemaal door" en "Dit varken moet geslacht worden", terwijl (de inhoud van) dat briefje op 30 augustus 2023 ter kennis van die [slachtoffer 2] is gekomen;
T.a.v. feit 3:
in de periode van 18 juni 2023 tot en met 19 juni 2023 in de gemeente Maastricht opzettelijk en wederrechtelijk een brievenbus, die aan [slachtoffer 3] toebehoorde heeft onbruikbaar gemaakt.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 1:
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
T.a.v. feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
T.a.v. feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Psychiater M. van Berkel en psycholoog M. van der Burgh hebben over de geestvermogens van de verdachte op 17 juli 2024 een rapport uitgebracht, na observatie en onderzoek van de verdachte in het Pieter Baan Centrum. In genoemd rapport hebben de deskundigen diagnostische uitspraken gedaan en zijn zij gekomen tot een inschatting over de doorwerking van de problematiek van de verdachte op de feiten.
De deskundigen beschrijven dat bij de verdachte sprake is van een (ernstige) psychische stoornis waarbij hij forse problemen ervaart in de sociale interactie. Door de beperkingen in het onderzoek kon echter de precieze psychische stoornis niet worden vastgesteld. Meest waarschijnlijk is er sprake van een autismespectrumstoornis waarbij er mogelijk (daarnaast) sprake is van schizofrenie en/of een persoonlijkheidsstoornis.
Volgens de deskundigen was van bovenstaande stoornis(sen) en problemen ook sprake in de periode van de ten laste gelegde feiten.
De deskundigen adviseren om de feiten op zijn minst in verminderde mate toe te rekenen. Zij hebben echter geen preciezere doorwerking kunnen vaststellen, omdat de verdachte geen inzicht heeft willen geven. Zij sluiten echter niet uit dat er zelfs sprake is van een verdere doorwerking. Door de beperking van het onderzoek kon dit echter niet worden vastgesteld of uitgesloten.
Op grond van dit rapport is de rechtbank van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte kunnen worden toegerekend, nu hij deze feiten heeft begaan onder invloed van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid voor het bewezenverklaarde in het geheel uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.De straf en de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van een jaar, met aftrek van het voorarrest, en een niet gemaximeerde maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen van de feiten, op het standpunt gesteld dat de tijd die de verdachte inmiddels in voorarrest heeft gezeten al te lang is. Daarnaast heeft de verdediging verzocht om de vordering tot terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege af te wijzen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld, een bedreiging en het onbruikbaar maken van een brievenbus. Deze feiten lijken allemaal te maken te hebben met een en hetzelfde onderwerp: bidprentjes. De verdachte heeft namelijk de slachtoffers en/of hun familie (in het verleden) allemaal gevraagd om een bidprentje. Indien de verdachte dit bidprentje niet ontvangt, ontstaan er (soms jarenlange) conflicten die uiteindelijk uitmonden in de bewezenverklaarde feiten. De verdachte gaat zelfs zo ver dat hij het slachtoffer [slachtoffer 1] , die al op leeftijd is, in haar eigen woning heeft overrompeld en heeft geslagen. Bij de slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] is sprake van een al langer lopend conflict waarbij de verdachte in het verleden van hen en/of hun familie geen bidprentje heeft ontvangen en nu, indien hij deze mensen toevallig ergens tegenkomt, zijn ongenoegen uit door een dreigbrief te versturen en een brievenbus te besmeuren met poep. Door zo te handelen heeft de verdachte een forse inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn slachtoffers en zijn slachtoffers veel angst aangejaagd. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Door het handelen van de verdachte heeft hij zich niet alleen schuldig gemaakt aan ergerlijke strafbare feiten, maar ook aan feiten die een grote emotionele impact op de slachtoffers hebben gemaakt. De verdachte blijft volharden in het verzamelen van bidprentjes en lijkt zich niks aan te trekken van het leed dat hij de slachtoffers daarmee aandoet.
Rapportages
De rechtbank heeft acht geslagen op de rapportage opgemaakt door psychiater M. van Berkel en psycholoog M. van der Burgh. Zoals reeds onder 5 uiteengezet komt de rechtbank tot de conclusie dat het bewezenverklaarde verminderd aan de verdachte moet worden toegerekend.
De deskundigen achten bij de verdachte een hoog risico aanwezig op recidive van soortgelijke feiten, zoals reeds bewezenverklaard, indien de verdachte zonder behandeling weer vrij zal komen. Tevens verwachten zij dat de verdachte in de komende periode veel stress zal ervaren, omdat zijn moeder is overleden en zijn vader in een verpleeghuis verblijft waardoor hij weinig steun van anderen meer heeft. Door de deskundigen wordt ingeschat dat er daardoor zelfs sprake is van gevaar voor escalatie naar meer ernstige delicten. Vanwege de ernstige pathologie bij de verdachte en het al langer bestaande patroon schatten de deskundigen in dat een langdurig en intensief behandelprogramma nodig is om de risico’s op recidive zoveel mogelijk in te perken. Ingeschat wordt dat binnen het langdurige traject dat nodig zal zijn vooral ingezet zal moeten worden op structurele begeleiding waardoor de verdachte met zijn beperkingen zo goed mogelijk kan functioneren. Er kan volgens de deskundigen namelijk niet worden verwacht dat hij mogelijkheden heeft om vanuit zichzelf tot gedragsverandering te komen. De verdachte wordt niet in staat geacht om zich aan voorwaarden te houden en in het verleden is bovendien al meerdere malen gebleken dat hij dit niet doet. De deskundigen hebben overwogen of bovenstaande behandeling ook in het kader van een zorgmachtiging mogelijk zou kunnen zijn. De inschatting is echter dat de periode hiervan te kort is en ook dat er binnen de instellingen waarin de zorgmachtiging uitgevoerd kan worden, niet de langdurige, structurele en intensieve zorg en begeleiding kan worden gegeven die voor de verdachte noodzakelijk is. De deskundigen zijn daarom van mening dat er niets anders overblijft dan een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege te adviseren.
Terbeschikkingstelling
Met betrekking tot de diagnose (zoals onder 5 omschreven), het recidivegevaar en het passende behandeltraject, verenigt de rechtbank zich met de conclusies uit bovenstaand rapport. De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen de terbeschikkingstelling van de verdachte eisen. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en er is een hoog risico op opnieuw ernstig agressief gedrag. Ook aan de overige criteria voor het opleggen van de tbs-maatregel is voldaan, aangezien feit 1 een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en feit 2 uitdrukkelijk staat benoemd in art. 37a eerste lid Sr. Nu uit het rapport blijkt dat een langdurige klinische behandeling noodzakelijk is ter beveiliging van de maatschappij, zal de rechtbank gelasten dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en bevelen dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De tbs-maatregel wordt aan de verdachte opgelegd voor onder meer een diefstal met geweld, zijnde een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De duur van de terbeschikkingstelling wordt derhalve op voorhand niet gemaximeerd. De totale duur van de maatregel kan daarom langer duren dan vier jaren.
Gevangenisstraf
Naast de tbs-maatregel dient naar het oordeel van de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf te worden opgelegd. De rechtbank heeft bij het bepalen van deze straf acht geslagen op soortgelijke uitspraken, het strafblad van de verdachte waaruit blijkt dat hij eerder (onherroepelijk) is veroordeeld voor een geweldsincident en de omstandigheid dat de feiten slechts in verminderde mate aan de verdachte kunnen worden toegerekend. Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
De rechtbank zal aan de verdachte dan ook opleggen een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege en een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van het voorarrest.
Nu de rechtbank aan de verdachte een vrijheidsbenemende maatregel oplegt die van langere duur is dan de duur van de voorlopige hechtenis die die verdachte reeds heeft ondergaan, zal de rechtbank niet overgaan tot opheffing dan wel schorsing van het bevel voorlopige hechtenis.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 37a, 37b, 38e, 57, 285, 312, 350 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
TBS-maatregel
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van
overheidswege wordt verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, voorzitter, mr. E.B.A. Ferwerda en mr. B. de Groot, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Z. Houkes, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 november 2024.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 1 december 2023 in de gemeente Maastricht een fotolijstje, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door de voordeur van de woning van die [slachtoffer 1] open te duwen en vervolgens die woning naar binnen te gaan en vervolgens -toen die [slachtoffer 1] probeerde verdachte uit haar woning te krijgen- die [slachtoffer 1] terug te duwen en met grote kracht tegen diens hoofd te slaan;
T.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 30 augustus 2023 in de gemeente Maastricht [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een briefje te doen toekomen aan [naam 6] , inhoudende onder meer " [naam 7] is bezig met/aan haar eigen ondergang" en/of " [naam 7] haar strot gaat helemaal door" en/of "Dit varken moet geslacht worden", terwijl (de inhoud van) dat briefje op 30 augustus 2023 ter kennis van die [slachtoffer 2] is gebracht althans gekomen;
T.a.v. feit 3:
hij in of omstreeks de periode van 18 juni 2023 tot en met 19 juni 2023 in de gemeente Maastricht opzettelijk en wederrechtelijk een brievenbus, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2023190661-23, gesloten d.d. 29 mei 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 262.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 1 december 2023, pg. 17 en 18.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 december 2023, pg. 29.
4.Medisch rapport huisarts d.d. 1 december 2023, pg. 33 en 34.
5.Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 9 januari 2024, pg. 37.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 december 2023, pg. 39 en 40.
7.Foto van de aangetroffen kaarsen in de woning van de verdachte, pg. 47.
8.Pg. 24 en 25 van het fotoblad behorend bij het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 1 december 2023.
9.Uit pagina 5 van het stamproces-verbaal van 29 mei 2024 blijkt dat de bril op de foto’s op pg. 24 en 25 de bril van de verdachte betreft.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 maart 2024, pg. 145.
11.Foto’s 10 t/m 16 welke als bijlage zijn toegevoegd bij het proces-verbaal van binnentreden in woning d.d. 3 december 2023, pg. 80-86.
12.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 2 december 2023, pg. 94.
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 december 2023, pg. 131 en 133.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 6] d.d. 7 september 2023, pg. 99.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 9] d.d. 7 september 2023, pg. 104 en 105.
16.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 3 oktober 2023, pg. 107 en 108.
17.Fotoblad behorend bij het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 6] d.d. 7 september 2023, pg. 102 en 103.
18.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 18 mei 2024, pg. 111.
19.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] d.d. 19 juni 2023, pg. 121 en 122.
20.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 juli 2024 met proces-verbaalnummer PL2300-2022020567, doorgenummerd pg. 1 t/m 15.
21.Fotoblad behorend bij het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] d.d. 19 juni 2023, pg. 128.
22.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 14 mei 2024, pg. 129.
23.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 5 maart 2024, pg. 187-189.
24.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 5 maart 2024, pg. 213.
25.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 5 maart 2024, pg. 214.
26.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 5 maart 2024, pg. 215.
27.Proces-verbaal aanvraag benoeming deskundige d.d. 12 maart 2024, pg. 268 en 269.
28.Deskundigenrapport inzake forensisch schriftonderzoek d.d. 14 mei 2024, pg. 217, 218, 224 en 225.