Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 november 2024 in de zaak tussen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-Margraten,
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
een overdekte ruimte die maximaal aan 3 zijden is omsloten door wanden, waarvan het/de betreffende dier(en) gebruik moeten kunnen maken in geval van weidegang, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer als winter uit oogpunt van dierenwelzijn en waarbij in en nabij de schuilgelegenheid geen opslag is toegestaan met uitzondering van voer en stro in de schuilgelegenheid.Hoewel het in deze beleidsregel uitsluitend om hobbymatige schuilgelegenheden gaat, terwijl vergunninghoudster het bouwwerk voor haar rundveebedrijf gebruikt, kan deze definitie naar het oordeel van de rechtbank ook op bedrijfsmatige schuilgelegenheden worden toegepast. Het grootste verschil tussen een hobbymatige en bedrijfsmatige schuilgelegenheid zal zijn gelegen in het aantal dieren dat er moet kunnen schuilen. In deze definitie worden echter geen eisen gesteld aan de omvang van de schuilgelegenheid. Uit de definitie volgt dat een schuilgelegenheid zich onderscheidt van een stal doordat de dieren hier vrij in- en uit moeten kunnen lopen en het bouwwerk dus niet volledig omsloten is door wanden. Tegelijkertijd dient de constructie de dieren wel bescherming te bieden tegen weersomstandigheden en is in en nabij de schuilgelegenheid geen opslag toegestaan.
ten tijde vanhet bestreden besluit, dit besluit naar redelijkheid kon nemen. Ter zake de bouwvergunning die in 1985 is verleend geldt dat deze nog niet was ingetrokken (en de aanvraag daartoe ook nog niet was gedaan) ten tijde van het nemen van het bestreden besluit. Het college gaat er echter in haar beoordeling van de aanvraag wél vanuit dat van de bouwvergunning uit 1985 geen gebruik meer kan worden gemaakt. Zo overweegt het college (onder meer) dat er geen extra verstening plaatsvindt. Bij het niet gelijktijdig intrekken van de bouwvergunning uit 1985 houdt deze beoordeling geen stand. Het college heeft aldus nagelaten om in de omgevingsvergunning te waarborgen dat de oude bouwvergunning uit 1985 zou worden ingetrokken gelijktijdig met de inwerkingtreding van de omgevingsvergunning. In zoverre is het bestreden besluit onzorgvuldig.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 17 mei 2023;
- draagt het college op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,00 aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,00.