Uitspraak
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 november 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,
[derde-partij 1] en [derde-partij 2], uit [woonplaats] .
Rechtbank Limburg
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering om een omgevingsvergunning te verlenen voor de legalisatie/herstel van zijn stallen. De rechtbank oordeelt dat eiser met de weigering van de omgevingsvergunning in ieder geval ten tijde van e-mailcorrespondentie in de periode van januari tot en met maart 2022 bekend was of daarmee had moeten zijn. Dit betekent dat de beroepstermijn van zes weken in die periode is gaan lopen. Eiser heeft zijn beroepschrift op 12 februari 2024 ingediend, wat niet binnen de beroepstermijn is, waardoor het beroep niet-ontvankelijk is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag voor de omgevingsvergunning op 17 juli 2020 is ingediend en dat verweerder op 13 april 2021 een omgevingsvergunning heeft verleend. Echter, met het bestreden besluit van 4 oktober 2021 heeft verweerder de verlening van de omgevingsvergunning herroepen en de gevraagde vergunning geweigerd. Eiser heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van het bestreden besluit, maar de rechtbank oordeelt dat hij voldoende op de hoogte was door de e-mailcorrespondentie en andere communicatie met de gemeente.
De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser niet tijdig beroep heeft ingesteld. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.