ECLI:NL:RBLIM:2024:8419

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 november 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
03.167233.24
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag op slapende vrouw door partner met psychische stoornis

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 25 november 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag op zijn slapende partner. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, op 20 mei 2024 in Molenhoek, met een koevoet meerdere keren op het hoofd van het slachtoffer heeft geslagen. De verdachte heeft dit gedaan in een psychotische toestand, waarin hij zich bedreigd voelde door vermeende kwaadwillenden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet met voorbedachte raad handelde, maar in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, en heeft hem daarom vrijgesproken van moord. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte lijdt aan een ernstige waanstoornis, waardoor hij niet in staat was om de gevolgen van zijn daden te overzien. Gezien de ernst van het feit en de psychische toestand van de verdachte, heeft de rechtbank besloten om hem te ontslaan van alle rechtsvervolging, maar tegelijkertijd een terbeschikkingstellingsmaatregel (TBS) met voorwaarden op te leggen. Deze maatregel is bedoeld om de verdachte te behandelen en de veiligheid van de samenleving te waarborgen. De rechtbank heeft de TBS-maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaard, zodat de verdachte zo snel mogelijk kan worden opgenomen in een kliniek voor behandeling. Daarnaast is er een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, om toezicht te houden op de verdachte na de TBS-maatregel. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven, maar benadrukt dat de verdachte onmiddellijk klinisch moet worden opgenomen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.167233.24
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 november 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
gedetineerd in de [P.I.] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.R. Ytsma, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 november 2024. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er feitelijk op neer dat de verdachte:
Feit 1:heeft gepoogd, al dan niet met voorbedachte raad, [slachtoffer] van het leven te beroven
(primair), dan wel zwaar lichamelijk letsel aan haar heeft toegebracht
(subsidiair), dan wel heeft gepoogd zwaar lichamelijk letsel aan haar toe te brengen
(meer subsidiair).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gepoogd het slachtoffer van het leven te beroven, zoals primair ten laste gelegd. Daartoe heeft hij naar voren gebracht dat de verdachte gedurende de nacht heeft nagedacht over het willen doden van het slachtoffer en dat heeft afgewogen tegen een ander alternatief. Daaruit blijkt dat er sprake is van voorbedachte raad, en dus van een poging tot moord.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman acht voorbedachte raad niet bewezen. Daartoe heeft hij naar voren gebracht dat de verdachte al langere tijd erg angstig was, weinig tot niet had geslapen, en door de geluiden die hij meende waar te nemen in een opwelling tot het idee kwam om het slachtoffer te doden. Hetgeen is gebeurd dient aldus te worden gezien als een poging tot doodslag.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis, welke aan het vonnis zal worden gehecht.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte het slachtoffer meerdere malen met een koevoet op haar hoofd heeft geslagen, waardoor zij ernstig letsel heeft opgelopen. De verdachte heeft dit naar eigen zeggen gedaan omdat hij het slachtoffer wilde doden. De rechtbank ziet geen reden om aan die verklaring te twijfelen, zodat het opzet van verdachte om het slachtoffer van het leven te beroven kan worden vastgesteld. Dan resteert de vraag of de verdachte daarbij al dan niet met voorbedachte raad handelde.
Moord of doodslag?
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient voor bewezenverklaring van voorbedachte raad vast te komen staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Aldus dient sprake te zijn geweest van een gelegenheid waarin hij heeft kunnen nadenken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de beoordeling daarvan dient de rechtbank de omstandigheden van het concrete geval te wegen en te waarderen. De enkele vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden is weliswaar een belangrijke aanwijzing voor voorbedachte raad, maar het staat de rechtbank vrij om aan contra-indicaties een dusdanige zwaarte toe te kennen dat daarvan desondanks geen sprake is.
De rechtbank stelt voorop dat de psychische toestand waarin de verdachte verkeerde ten tijde van het ten laste gelegde, alsmede in de aanloop daarnaartoe, bijzonder slecht was. Hij interpreteerde de realiteit op een verstoorde wijze waardoor angsten werden aangewakkerd en versterkt en sliep sinds kort voor het feit vrijwel niet meer. Een of enkele dagen daarvoor had hij bijvoorbeeld al voorgesteld om – zo begrijpt de rechtbank – samen met het slachtoffer uit het leven te stappen om een ergere afloop voor te zijn. Naar het oordeel van de rechtbank kan daaruit echter niet de conclusie worden getrokken dat de verdachte vanaf dat moment tot aan het plegen van het feit van plan was om het slachtoffer te doden. Evenmin kan die omstandigheid bijdragen aan het aannemen van voorbedachte raad gedurende de nacht van het feit, aangezien het daarvoor geopperde idee specifiek zag op
samenuit het leven stappen, en op geen enkele wijze zodanig concreet was dat van een doordachte keuze om de aangeefster van het leven te beroven kan worden gesproken.
Kort voordat de verdachte de koevoet pakte, die de verdachte volgens eigen opgave de avond ervoor had meegenomen ter verdediging van zichzelf en zijn familie, hoorde hij volgens zijn beleving geluiden die erop duidden dat personen, vermoedelijk kwaadwillenden die verband hielden met Chinese hackers waar de verdachte al langer voor vreesde, probeerden zich de toegang tot de woning te verschaffen. In de momenten die daarop volgden heeft de verdachte, terwijl de voor hem beangstigende geluiden nog steeds te horen waren, in blinde paniek gehandeld. Hetgeen hij al langere tijd in een waan vreesde werd op dat moment werkelijkheid voor de verdachte en daarop heeft hij gehandeld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte binnen dat tijdsbestek geen gelegenheid gehad om in enige rust en kalmte na te denken over hetgeen hij zou gaan doen en wat de gevolgen daarvan zouden zijn, maar handelde hij in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
Concluderend stelt de rechtbank vast dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. De rechtbank gaat dus uit van een poging tot doodslag.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1 primair
op 20 mei 2024 in Molenhoek ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen (met kracht) met een koevoet tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Feit 1 primair
poging tot doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De psychologen M. Keppel en E. Nan en de psychiaters A. van Bakel en N. Daalderop hebben over de geestvermogens van de verdachte op respectievelijk 19 augustus 2024 en
19 september 2024 een pro justitia rapportage uitgebracht.
Door de deskundigen is beschreven dat bij de verdachte sprake lijkt te zijn van een zwakke realiteitstoetsing, identiteit en afweermechanismen. De persoonlijkheidsorganisatie van de verdachte laat een structurele kwetsbaarheid zien, die de kans op psychotische overschrijdingen vergroot.
De verdachte lijdt volgens de deskundigen aan paranoïde psychotische ontregeling, geclassificeerd als een waanstoornis en door de psychologen verder gespecificeerd als een waanstoornis van het achtervolgingstype, waardoor het hem aan realiteitsbesef ontbrak. Vanuit paranoïde psychotische belevingen verkeerde de verdachte in een overweldigende angsttoestand waarin zijn gedragskeuzes in grote mate door die belevingen werden bepaald. Hoewel de verdachte de ernst van zijn voornemen besefte, zag hij geen andere mogelijkheid dan het heft in eigen handen te nemen, doordat hij volledig werd gestuurd vanuit het gestoorde realiteitskader. Van deze paranoïde psychotische overschrijding vanuit de waanstoornis was ook sprake ten tijde van het bewezenverklaarde en het bewezenverklaarde moet begrepen worden als volledig daaruit voortkomend. De deskundigen hebben gezien het voorgaande eenduidig geadviseerd om het hiervoor bewezenverklaarde niet aan de verdachte toe te rekenen.
Op grond van deze rapportages en de conclusies die daarin zijn vervat, die de rechtbank overneemt en tot de hare maakt, is de rechtbank van oordeel dat het bewezenverklaarde de verdachte niet kan worden toegerekend, nu hij dat heeft begaan onder de volledige invloed van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. De rechtbank acht de verdachte derhalve niet strafbaar en zal hem dan ook ontslaan van alle rechtsvervolging.

6.De maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een terbeschikkingstellingsmaatregel met verpleging van overheidswege. Daartoe heeft hij naar voren gebracht dat de specifieke stoornis waar de verdachte aan lijdt hardnekkig is en het een zeer ernstig geweldsdelict betreft. Gezien de behandelprognose is het niet zeker of de verdachte over 9 jaar voldoende indringend is behandeld en met een 38z-maatregel kan dat risico ook niet voldoende worden ondervangen. Derhalve is een terbeschikkingstellingsmaatregel met voorwaarden niet geschikt.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een terbeschikkingstellingsmaatregel met voorwaarden de meest passende oplossing is. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het NIFP een indicatiestelling voor een FPA met beveiligingsniveau 2 heeft afgegeven en dat naast risicomanagement ook behandeling van belang is bij een TBS-maatregel. Een maatregel met voorwaarden kan niet op voorhand worden uitgesloten in het onderhavige geval, temeer nu er in de rechtspraak ook een beeld is te zien waarbij aan verdachten met een waanstoornis desondanks een maatregel met voorwaarden wordt opgelegd. Er is momenteel geen onmiddellijk gevaar meer voor herhaling, en mocht daar verandering in komen kan er altijd nog worden opgeschaald. De verdachte kan direct na uitspraak worden opgenomen in een FPA en behandeling krijgen. Dat verdient de voorkeur boven hem twee jaar in detentie te laten wachten op plaatsing in een behandelregime waar hij niet thuishoort.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
De rechtbank overweegt het volgende met betrekking tot de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden. De verdachte heeft zijn vrouw [slachtoffer] , met wie hij een liefdevolle, nauwe en langdurige relatie had, tijdens haar slaap met een koevoet op het hoofd geslagen met de bedoeling om haar te doden. Door dit handelen heeft het slachtoffer zeer ernstig letsel opgelopen, dat niet alleen fysiek pijn en lijden veroorzaakte, maar ook zeer groot geestelijk lijden. Ter terechtzitting heeft [slachtoffer] verteld dat zij zich verminkt voelt en heeft zij op zeer indringende wijze duidelijk gemaakt hoezeer haar leven en dat van haar gezin overhoop is gehaald en hoe moeilijk dit alles voor haar is.
De rechtbank neemt in overweging dat de verdachte op het moment van het delict leed aan een ernstige waanstoornis. De verdachte verkeerde in de overtuiging dat hij werd achtervolgd door Chinezen, die hem en zijn familie vanwege zijn promotieonderzoek zouden willen schaden. Deze waanstoornis beïnvloedde het denken en handelen van de verdachte op een manier die hij zelf niet meer kon controleren.
Terbeschikkingstelling
Gezien de ernst van het feit en de rol die de psychiatrische stoornis daarin heeft gespeeld, hebben de psychiaters beschreven dat het recidiverisico op zowel korte als middellange termijn hoog is en op de lange termijn sterk afhankelijk is van het effect van de benodigde behandeling. Dat het recidiverisico zo hoog is komt met name voort uit de verwachting dat eerdere hevige angsten bij enige psychosociale stressoren opnieuw op zullen lopen. Verder laat een waanstoornis zich doorgaans lastig behandelen. Voor die behandeling zijn zowel farmacotherapie als psychosociale interventies van belang. In welke mate het lukt om de waanstoornis effectief te behandelen en op welke termijn dat bewerkstelligd kan worden valt niet goed in te schatten. Het is de verwachting dat dit minimaal maanden en mogelijke meerdere jaren zal duren.
Evenals de psychiaters beschrijven de psychologen dat de kans op sturing van gedragskeuzes door de waanstoornis bij uitblijven van behandeling groot is, waarbij het risico op gewelddadig gedrag alleen maar zal toenemen. Het recidiverisico schatten zij gelet hierop als matig tot hoog in. Vanwege de hardnekkigheid van waanstoornissen zijn deze doorgaans, in tegenstelling tot andere psychotische stoornissen, moeilijk te behandelen. Vaak spelen de wanen die eruit voortkomen nog lange tijd op de achtergrond een rol in de binnenwereld van de patiënt. Daarom is een intensieve behandeling en langdurige monitoring benodigd.
Over het kader waarbinnen dit dient plaats te vinden verschillen de deskundigen van mening. De psychiaters hechten daarbij in het bijzonder groot belang aan de mate van toezicht en geslotenheid, kortgezegd: een strikt veiligheidsregime, ter bevordering van het risicomanagement. Het is goed voorstelbaar dat de verdachte zich vanwege de wanen terughoudend en achterdochtig zal opstellen tegenover behandelaars en door zijn intelligentie en empathie wordt overschat. Door het gebrek aan ziekte-inzicht en het voortbestaan van de wanen is het niet te verwachten dat de verdachte zich op lange termijn zal conformeren aan een behandeling die beoogd die wanen te doen verdwijnen, omdat hij zal blijven prioriteren wat nodig is voor de veiligheid van zichzelf en zijn naasten. Het zal pas mogelijk en verantwoord zijn om goede afspraken te maken met de verdachte op het moment dat de waanstoornis weg is. Daarom is een voorwaardelijk TBS-kader naar het inzicht van de psychiaters ongeschikt en adviseren zij om de verdachte van overheidswege te verplegen.
De psychologen beschrijven met betrekking tot het benodigde kader dat een intensieve behandeling gerealiseerd kan worden binnen een voorwaardelijk TBS-kader, waarbij gestart dient te worden met een klinische opname. De verdachte is zeer gemotiveerd en heeft naast medicatie nog geen adequate behandeling voor de waanstoornis gehad. Ook kan vanuit het verleden niet worden gesproken van een verminderde behandelrespons. De verdachte erkent het risico en deze risico’s zijn geïdentificeerd. Via gerichte interventies zien de psychologen mogelijkheden om deze risico’s vanuit extern controlemanagement gaandeweg ook in de vorm van geïnternaliseerd risicomanagement te beperken. Daarbij spelen de beschermende factoren ook een grote rol. De psychologen zien een TBS-maatregel binnen een dwangkader voornamelijk als beschermingsmaatregel met een zeer hoog beveiligingsniveau, dat in het geval van de verdachte niet evident noodzakelijk wordt geacht omdat het maatschappelijke gevaar daarvoor niet groot genoeg is. Adequate behandeling, stabilisering van de waanstoornis en resocialisatie zijn de belangrijkste doelen die dienen te worden bereikt.
Over de beschermende factoren die aanwezig zijn heeft de reclassering, in grote lijnen overeenkomend met de bevindingen van de psychologen, gerapporteerd dat de verdachte er alles aan wil doen om beter te worden en te voorkomen dat hij ooit weer zo zal afglijden. De verdachte wordt omringd door een sterk ondersteunend netwerk dat een rol kan spelen bij de tijdelijke signalering van verslechteringen van de psychiatrische toestand en zijn gezin staat ervoor open om de daarvoor benodigde therapie en psycho-educatie te volgen en toe te passen. Gezien deze factoren adviseert de reclassering positief over een voorwaardelijk TBS-kader. In het geval dat de toestand van de verdachte ondanks de behandelingen die hij zal krijgen toch verslechtert, zien zij voldoende mogelijkheden om te interveniëren. Tot slot heeft de reclassering geadviseerd om de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren, gezien de grote kans op een misdrijf met schadelijke gevolgen voor andere personen. Daarnaast adviseert de reclassering een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, zodat ook na de TBS-maatregel nog toezicht kan worden gehouden en zorg kan worden geboden mocht dit nodig zijn. Aanvullend is door de reclassering gerapporteerd dat de verdachte op zeer korte termijn in de [instelling] kan worden geplaatst.
De rechtbank is gezien het voorgaande van oordeel dat aan de verdachte een TBS-maatregel dient te worden opgelegd. Aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 37a leden 1 en 3 van het Wetboek van Strafrecht is naar het oordeel van de rechtbank voldaan. Ter bescherming van de veiligheid van anderen is het noodzakelijk dat de verdachte zal worden behandeld. Zoals reeds beschreven was er bij de verdachte ten tijde van het begaan van het feit sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en betrof het een feit waar een maximale gevangenisstraf op staat die een periode van vier jaar te boven gaat.
Dwang of voorwaardelijk?
De rechtbank ziet zich gesteld voor de keuze tussen het opleggen van een TBS-maatregel met voorwaarden en een TBS-maatregel met dwangverpleging. Bij deze keuze dient zorgvuldig rekening te worden gehouden met de ernst van het delict, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de risico’s voor de samenleving. Een terbeschikkingstellingsmaatregel dient immers twee sterk aan elkaar verbonden doelen: behandeling van psychische problemen en beperking van het risico op herhaling.
Ten eerste constateert de rechtbank dat er sprake is van veel beschermende factoren. De verdachte beschikt over een stabiel en ondersteunend sociaal netwerk, bestaande uit gezins- en familieleden die bereid zijn een actieve rol te spelen in de resocialisatie en monitoring van de verdachte. Dit biedt een stevige basis voor het vormgeven van een zorg- en behandelkader buiten een gesloten setting.
Hoewel de geweldsuitbarsting als een donderslag bij heldere hemel kwam, merkt de rechtbank op dat de verdachte voorafgaand aan het delict al zelfstandig een hulpvraag heeft uitgezet en gesprekken met een psycholoog is aangegaan.
De rechtbank neemt verder mee dat de psychologen en psychiaters die de verdachte hebben onderzocht, allen hebben verklaard dat het hoge beveiligingsniveau dat een TBS-maatregel met dwangverpleging met zich brengt niet strikt noodzakelijk is, althans – zo begrijpt de rechtbank – dat een plaatsing op een (afdeling van) een kliniek met een hoog beveiligingsniveau niet noodzakelijk is. Nu de verdachte geen acuut maatschappelijk gevaar vormt, is de rechtbank van oordeel dat met een strak kader van voorwaarden adequaat kan worden ingegrepen bij signalen van dreigende psychische decompensatie. De rechtbank hecht daarnaast groot belang aan het positieve advies van de reclassering en in het bijzonder aan de omstandigheid dat bij het daaraan ten grondslag liggend TBS casuïstiekoverleg ook een psychiater betrokken is geweest.
Verder is van belang dat de verdachte zo snel mogelijk met behandeling kan starten. In het huidige TBS-stelsel met dwangverpleging zijn de wachttijden in Nederland zodanig opgelopen dat veroordeelden vaak jarenlang in een Penitentiaire Inrichting verblijven voordat zij naar een kliniek worden overgeplaatst. Daarentegen kan een TBS-maatregel met voorwaarden in het onderhavige geval blijkens aanvullende informatie van de reclassering direct van start gaan, zodat de verdachte klinisch kan worden opgenomen en zonder onnodige vertraging aan behandeling kan beginnen. De rechtbank hecht hieraan grote waarde.
Daarnaast blijkt uit de rapportages en het verhandelde ter terechtzitting dat de verdachte erg gemotiveerd lijkt om behandeling te ondergaan en de voorwaarden die daarbij horen zonder enig voorbehoud accepteert. Ook heeft de verdachte tot op heden nooit eerder psychiatrische behandeling gehad, laat staan binnen een TBS-kader. De rechtbank acht het daarom passend om de verdachte de kans te geven om binnen een minder ingrijpend kader te werken aan zijn problematiek, waarbij de mogelijkheid blijft bestaan van TBS met dwangverpleging als mogelijke opschaling in geval blijkt dat aan de voorwaarden niet wordt voldaan.
Alles afwegende zal de rechtbank aan de verdachte een TBS-maatregel met voorwaarden opleggen, met daaraan verbonden de hierna vermelde voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd.
De rechtbank benadrukt, evenals de deskundigen, dat de verdachte scherp in de gaten dient te worden gehouden. Het strak omlijnde kader dient langdurig van kracht te blijven, ook na verloop van jaren. Alleen door intensieve monitoring en snelle interventie en mogelijkerwijs opschaling bij signalen van terugval kan worden gewaarborgd dat de psychische gezondheid van de verdachte stabiel blijft en de veiligheid van zijn directe omgeving en de samenleving wordt gewaarborgd.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank ziet gelet op het psychiatrisch toestandsbeeld van de verdachte aanleiding om de TBS-maatregel met voorwaardelijk dadelijk uitvoerbaar te verklaren in de zin van artikel 38, zesde lid, Wetboek van Strafrecht , zodat de verdachte zo spoedig mogelijk klinisch wordt opgenomen en behandeling kan worden aangevangen.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Gezien de lange duur die naar verwachting nodig zal zijn om een stabiele psychische gesteldheid te realiseren en de hardnekkigheid die gepaard gaat met waanstoornissen, waardoor een terugval zelfs na een aanzienlijk verloop van tijd nog mogelijk is, zal de rechtbank tevens een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Wetboek van Strafrecht opleggen. Daarmee kan beter worden ingestaan voor de veiligheid van de verdachte en zijn omgeving, ook nadat het TBS-traject is beëindigd.
De rechtbank merkt ten overvloede op dat deze maatregel pas kan worden tenuitvoergelegd na een daartoe strekkende vordering van het Openbaar Ministerie bij beëindiging van de TBS-maatregel en een daaropvolgende beslissing van de rechtbank.
Voorlopige hechtenis
Nu de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging, zal de rechtbank de voorlopige hechtenis met ingang van heden opheffen, hetgeen onverlet laat dat de verdachte onverwijld klinisch dient te worden opgenomen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 38, 38a, 38z, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte niet strafbaar voor het bewezenverklaarde en ontslaat hem van alle rechtsvervolging;
Terbeschikkingstellingsmaatregel
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaarden, waar de ter beschikking gestelde zich gedurende de duur van de maatregel aan dient te houden:
reclasseringstoezicht
de ter beschikking gestelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
i. de ter beschikking gestelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
ii. de ter beschikking gestelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om zijn identiteit vast te stellen;
iii. de ter beschikking gestelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de ter beschikking gestelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
iv. de ter beschikking gestelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
v. de ter beschikking gestelde werkt mee aan huisbezoeken;
vi. de ter beschikking gestelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
vii. de ter beschikking gestelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
viii. de ter beschikking gestelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de ter beschikking gestelde, als dat van belang is voor het toezicht;
opname in een zorginstelling
de ter beschikking gestelde laat zich opnemen in een FPK/FPA of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instanties die verantwoordelijk zijn voor indicatiestelling en plaatsing. De opname start na uitspraak of zodra er plek is. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de ter beschikking gestelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
ambulante behandeling
de ter beschikking gestelde laat zich, na de klinische opname, behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
begeleid wonen of maatschappelijke opvang
de ter beschikking gestelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na klinische opname en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
meewerken aan een time-out
indien de reclassering dat nodig vindt en de ter beschikking gestelde daarmee instemt, kan de ter beschikking gestelde voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de ter beschikking gestelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot hoogstens veertien weken per jaar;
dagbesteding
de ter beschikking gestelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk met een vaste structuur en passend bij de druk die de ter beschikking gestelde aankan, in overleg met de reclassering. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
verblijf in Nederland
de ter beschikking gestelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
  • geeft de reclassering opdracht de ter beschikking gestelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
  • beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
- legt aan de verdachte op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E.M. Hendriks, voorzitter, mr. D. Osmić en mr. W. Loof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H.R.G. van Kerkhof, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 25 november 2024.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging – ten laste gelegd dat
Feit 1 primair
hij, op of omstreeks 20 mei 2024 in Molenhoek, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een koevoet/(ijzeren) pijp, in ieder geval een hard en/of zwaar (metalen) voorwerp, op en/of tegen het hoofd en/of in het gezicht van die [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 1 subsidiair
hij, op of omstreeks 20 mei 2024 in Molenhoek, althans in Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (of meer) oogkasfractu(u)r(en), een nadrukkelijk aanwezig en/of ontsierend litteken in het gelaat en/of hoofdletsel, in ieder geval zwaar lichamelijk letsel, heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een koevoet/(ijzeren) pijp, in ieder geval een hard en/of zwaar (metalen) voorwerp, op en/of tegen het hoofd en/of in het gezicht van die [slachtoffer] te slaan;
Feit 1 meer subsidiair
hij, op of omstreeks 20 mei 2024 in Molenhoek, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een koevoet/(ijzeren) pijp, in ieder geval een hard en/of zwaar (metalen) voorwerp, op en/of tegen het hoofd en/of in het gezicht van die [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.