ECLI:NL:RBLIM:2024:836

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
10641749 \ CV EXPL 23-3332
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een bedrag wegens verrichte werkzaamheden en buitengerechtelijke kosten

In deze zaak vordert de eisende partij, vertegenwoordigd door gemachtigde K.W.A. van der Meer, betaling van een bedrag van € 4.970,63 van de gedaagde partij, MILUMA B.V., vertegenwoordigd door M. Meuleman. De eisende partij heeft werkzaamheden verricht voor de gedaagde partij, maar de gedaagde partij heeft nagelaten om een bedrag van € 4.127,50 te betalen. Daarnaast vordert de eisende partij een vergoeding van € 537,75 voor buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente over het verschuldigde bedrag. De gedaagde partij heeft verweer gevoerd, waarbij zij stelt dat de eisende partij niet is komen opdagen en schade heeft veroorzaakt door verkeerd gebruik van materialen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij geen conclusie van dupliek heeft ingediend en haar verweer niet voldoende heeft onderbouwd. De kantonrechter oordeelt dat de vordering van de eisende partij voldoende is onderbouwd en toewijsbaar is. De kantonrechter wijst het gevorderde bedrag van € 4.970,63 toe, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Tevens wordt de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de eisende partij zijn begroot op € 898,04. Het vonnis is uitgesproken op 21 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10641749 \ CV EXPL 23-3332
Vonnis van de kantonrechter van 21 februari 2024
in de zaak van:
[eiser] ,h.o.d.n.
[handelsnaam],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde K.W.A. van der Meer,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MILUMA B.V.,
gevestigd Parkweg 2,
6414 HL Heerlen,
gedaagde partij,
gemachtigde M. Meuleman, tevens statutair bestuurder

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek.
1.2.
Hoewel daartoe bij brief van de griffier van 27 september 2023 in de gelegenheid gesteld, heeft gedaagde partij geen conclusie van dupliek genomen
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Eisende partij vordert - samengevat - veroordeling van gedaagde partij tot betaling van een bedrag van € 4.970,63, vermeerderd met rente en kosten.
2.2.
Eisende partij legt aan zijn vordering, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag.
Eisende partij heeft, onder bijlevering van de daartoe benodigde materialen, werkzaamheden
voor gedaagde partij verricht. Gedaagde partij blijft in gebreke met betaling van een bedrag van € 4.127,50. Voorts stelt eisende partij dat gedaagde partij aan hem een vergoeding van € 537,75 voor buitengerechtelijke kosten verschuldigd is. Daarnaast is gedaagde partij aan hem de wettelijke handelsrente verschuldigd. Eisende partij berekent deze wettelijke rente over de periode vanaf de vervaldata van de facturen tot 27 juli 2023 (= datum van dagvaarding) op € 305,38.
2.2.
Gedaagde partij voert het volgende verweer.
Eisende partij is de eerste dag niet komen opdagen. Daarnaast heeft hij door verkeerd gebruik nieuwe materialen kapot gemaakt. Hij heeft door zijn gedrag schade veroorzaakt in het hotel waar partijen verbleven. Na dit voorval is eisende partij niet meer komen opdagen. Doordat eisende partij zijn kraan op een plek waar dit niet mocht had gestald heeft gedaagde partij kosten moeten maken voor de verplaatsing. Verder stelt gedaagde partij dat zij
€ 750,00 cash aan eisende partij heeft betaald.
2.3.
Eisende partij heeft bij repliek zijn vordering nader uitgewerkt en het verweer van gedaagde partij als volgt besproken.
Volgens eisende partij zijn de stellingen van gedaagde partij alleen maar loze beweringen om onder haar betalingsverplichtingen uit te komen. Gedaagde partij heeft haar stellingen niet onderbouwd en zij heeft eisende partij ook nimmer aangesproken of in gebreke gesteld voor vergoeding van schade en eventuele kosten. Waarom heeft gedaagde partij dan steeds in de whatsapp-berichten aangegeven tot betaling over te gaan?

3.De beoordeling

3.1.
Gedaagde partij heeft geen conclusie van dupliek genomen en daarmee haar verweer niet nader onderbouwd. Dit had wel op haar weg gelegen, gelet op de repliek van eisende partij.
3.2.
Eisende partij heeft zijn vordering betreffende de hoofdsom voldoende onderbouwd en gedaagde partij heeft deze ook niet langer weersproken, zodat deze voor toewijzing in aanmerking komt.
3.3.
Gedaagde partij heeft geen zelfstandig verweer gevoerd tegen de gevorderde vervallen wettelijke handelsrente van € 305,38, zodat die wordt toegewezen. Dit geldt ook voor de gevorderde wettelijke handelsrente vanaf 27 juli 2023 (= datum van dagvaarding).
3.4.
Eisende partij maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden.
De kantonrechter stelt vast dat eisende partij voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten groot € 537,75 komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
3.5.
De conclusie van het voorgaande is dat een bedrag van € 4.970,63, bestaande uit:
- € 4.127,50 aan hoofdsom
- € 305,38 aan vervallen wettelijke handelsrente
- € 537,75 aan buitengerechtelijke incassokosten
zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over € 4.127,50 vanaf 27 juli 2023 tot de dag van volledige betaling.
3.6.
Gedaagde partij zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 112,04
  • griffierecht € 244,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 898,04
3.7.
De gevorderde nakosten worden, met inachtneming van de richtlijnen van het LOVCK, toegewezen op de hierna in het dictum te vermelden wijze.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 4.970,63, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over € 4.127,50 vanaf 27 juli 2023 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt gedaagde partij in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 898,04,
4.3.
veroordeelt gedaagde partij als deze niet binnen twee weken na aanschrijving door eisende partij volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 132,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC