Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[naam] , uit [woonplaats] , eiser I,
[naam] , uit [woonplaats] , eiser II,
hierna samen te noemen: eisers,
Procesverloop
Overwegingen
De beroepen van eisers
- In het bestemmingsplan 2001 is voor onderhavige locatie aangegeven dat er minimaal 280 woningen moeten worden gebouwd en maximaal 320 woningen mogen worden gebouwd. Verder is bepaald dat maximaal 50% van de woningen mag worden gestapeld.
- In het bestemmingsplan 2003 hebben geen wijzigingen voor de onderhavige locatie plaatsgevonden.
- In het bestemmingsplan 2008 is het uitgangspunt van minimaal 280 woningen en maximaal 320 woningen ongewijzigd gebleven. Verder is daarin voor onderhavige locatie bepaald dat alleen gestapelde bebouwing is toegestaan.
- In de beheersverordening 2013 is voor de bestemming ‘Wonen - 2’, die ter plaatse van onderhavige locatie geldt, een maximum aantal van 212 woningen opgenomen. Deze vermindering van het aantal te bouwen woningen ten opzichte van het bestemmingsplan 2001 / 2008 is ingegeven door inmiddels feitelijk reeds gebouwde (grondgebonden) woningen, die in de beheersverordening 2013 de bestemming ‘Wonen – 1’ hebben gekregen. Verder is een aanpassing gedaan in woningtypologieën, waardoor niet alleen gestapelde woningen mogelijk zijn, maar ook grondgebonden woningen.
- In de beheersverordening 2017 is een maximaal aantal woningen van 212 opgenomen als ook de mogelijkheid om gestapelde bebouwing op de bestreden locatie te realiseren.
De parkeervoorzieningen dienen te voldoen aan de in bijlage 2 van deze regels weergegeven normen”. Die bijlage 2 bevat een tabel ‘Parkeernormen’ met per ‘functie’ een aantal parkeerplaatsen. Voor een “gestapelde woning meerpersoonshuishouden” is 1,2 parkeerplaats per woning opgenomen in deze tabel. [17] De voorzieningenrechter stelt vast dat dit artikel volgens het opschrift kennelijk een gebruiksregel betreft en dat de betreffende regel voorschrijft waaraan
parkeervoorzieningendienen te voldoen. De betreffende regel is daarmee niet geformuleerd als parkeernorm waaraan voldaan moet worden bij de bouw van een hoofdgebouw zoals gestapelde woningen of als (bouw)regel waaraan dat hoofdgebouw moet voldoen. Omdat letterlijke lezing van deze regel echter in het nadeel zou zijn van eisers – die lezing zou er immers op neerkomen dat de omgevingsvergunning voor zover die ziet op de bouw van de 80 appartementen niet aan deze regel getoetst hoeft te worden – gaat de voorzieningenrechter uit van de bedoeling van de raad bij vaststelling van de beheersverordening. Gelet op bijlage 2 behorende bij de beheersverordening, waarnaar in de bepaling verwezen wordt, kan dan in redelijkheid geen andere betekenis worden gegeven aan deze bepaling dan de betekenis dat gebouwen alleen mogen worden gebouwd als er voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn of worden aangelegd overeenkomstig de normen van bijlage 2. Verweerder heeft het bouwplan ook op deze manier aan de beheersverordening getoetst.
“In voorliggende parkeernota is geen overgangsregeling opgenomen. Dit betekent dat de parkeernota na vaststelling geldt voor iedere aanvraag die wordt ingediend voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Wanneer door de raad en/of het college vastgestelde stedenbouwkundige of planologische kaders, waaronder een stedenbouwkundig programma van eisen, een stedenbouwkundige visie, een beeldregieplan, een masterplan, een kadernota en/of een bestemmingsplan of daaraan gelijk te stellen kaders, reeds afgewogen parkeernormen bevatten, blijven deze als toetsingskader gelden voor de bepaling van de parkeerbehoefte. Voor nieuwe initiatieven gelden na vaststelling de parkeernormen, zoals opgenomen in bijlage 1 van deze parkeernota.”
“Er zal niet geparkeerd worden op gronden gelegen tussen de voorgevel en de openbare weg.”
het hoofdgebouw dient in of achter de op de kaart aangegeven gevellijn te worden gebouwd” (artikel 19.2.3 onder a) en “
de voorgevel van de woning wordt geplaatst in of evenwijdig aan de voorgevelrooilijn” (artikel 19.2.3 onder d). De gevellijn dient aldus als lijn die niet mag worden overschreden – die lijn zorgt ervoor dat niet te dicht op de weg wordt gebouwd – en de voorgevelrooilijn dient er kennelijk voor om te waarborgen dat gebouwen niet “schots en scheef” worden gesitueerd, maar in lijn met de bestaande voorgevels.
een denkbeeldige lijn ter plaatse van de voorgevel van een gebouw, zoals dat blijkens de verbeelding aanwezig is, en het verlengde daarvan (tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen)”. Het gaat dus om een niet op de kaart aangegeven, maar denkbeeldige lijn. De lijn bevindt zich ter plaatse van de voorgevel van een op de kaart ingetekend gebouw (“
een gebouw, zoals dat blijkens de verbeelding aanwezig is”) en het (denkbeeldige) verlengde daarvan. Nu ter plaatse van het appartementengebouw geen gebouw op de kaart is aangegeven, is ook geen sprake van een voorgevelrooilijn. De voorzieningenrechter geeft aan de regeling van de voorgevelrooilijn (die zegt dat de woning in of evenwijdig aan die lijn moet worden geplaatst) niet een zo vergaande betekenis dat als geen voorgevelrooilijn aanwezig is, er niet gebouwd mag worden. De beheersverordening geeft ter plaatse immers een expliciet bouwrecht. De voorzieningenrechter gaat er daarom vanuit dat deze regel kennelijk alleen geldt ter plaatse van bestaande gebouwen en niet op locaties waar nieuwbouw wordt toegestaan. Dat betekent dat de het appartementencomplex niet in strijd is met artikel 19.2.3 onder d.