ECLI:NL:RBLIM:2024:8332

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
C/03/334521 / HA RK 24-171
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter wegens verlenging uitspraaktermijn zonder schriftelijke mededeling

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg op 8 oktober 2024 een beslissing genomen over een verzoek tot wraking van mr. M. Sprakel, rechter in de rechtbank Limburg. Het verzoeker, wonende te [woonplaats], heeft op 10 september 2024 een wrakingsverzoek ingediend, omdat de rechter de uitspraaktermijn zonder schriftelijke mededeling zou hebben verlengd. Dit zou volgens verzoeker in strijd zijn met artikel 8:66 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechter heeft op 19 september 2024 laten weten niet in het verzoek tot wraking te berusten en heeft een schriftelijke reactie ingediend. In haar reactie legt de rechter uit dat normaal gesproken na de zitting een brief wordt verzonden waarin de verlenging van de uitspraaktermijn wordt meegedeeld. In dit geval is dat echter niet gebeurd, wat de rechter heeft geprobeerd recht te zetten door op 23 augustus 2024 een brief met excuses te sturen naar het detentieadres van verzoeker. Echter, op 3 september 2024 heeft de griffie vernomen dat verzoeker een ander verblijfadres heeft, waardoor het mogelijk is dat de brief niet op tijd is aangekomen.

De wrakingskamer heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat artikel 8:66 van de Awb een termijn van orde betreft, waarop geen sanctie staat bij overschrijding. De rechter heeft, na het constateren van de termijnoverschrijding, alsnog een schriftelijke mededeling van verlenging verzonden. De wrakingskamer concludeert dat de rechter correct heeft gehandeld en dat het verzoek tot wraking ongegrond is, aangezien verzoeker geen andere feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel zouden trekken.

De wrakingskamer heeft daarom besloten het verzoek tot wraking zonder mondelinge behandeling ongegrond te verklaren.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Wrakingskamer
Zaaknummer: C/03/334521 / HA RK 24-171
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
op het verzoek van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
dat strekt tot wraking van mr. M. Sprakel, rechter in de rechtbank Limburg, hierna: de rechter.

1.De procedure

Op 10 september 2024 is ter griffie het verzoek tot wraking van verzoeker ontvangen in de zaak met nummer ROE 24 – 2779 WO.
De rechter heeft op 19 september 2024 de wrakingskamer bericht niet in het verzoek tot wraking te berusten en zij heeft de wrakingskamer een schriftelijke reactie doen toekomen.

2.Het verzoek tot wraking

Verzoeker wraakt de rechter omdat de rechter de uitspraaktermijn zonder schriftelijke mededeling heeft verlengd. Er is sprake van schending van artikel 8:66, tweede en derde lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb).

3.Standpunt van de rechter

De rechter verwoordt dat normaliter na de zitting na verloop van 6 weken er een brief uitgaat met de mededeling dat de uitspraaktermijn wordt verlengd. In deze zaak is dat kennelijk niet gebeurd. De rechter heeft geprobeerd dit recht te zetten door middel van een brief met bericht over het verlengen van de termijn en met excuses. Deze brief is verzonden op 23 augustus 2024 naar het detentieadres van verzoeker in Leeuwarden. Op 3 september 2024 heeft de griffie van verzoeker bericht gekregen dat hij een ander verblijfadres heeft. Het is dus mogelijk dat deze brief niet, of pas later bij verzoeker is aangekomen door deze verhuizing.
De rechter merkt verder op dat weliswaar artikel 8:66 van de Awb een termijn van orde is, maar op overtreding daarvan geen sanctie staat (zie bijvoorbeeld ABRvS 18 juli 2003, ECLI:NL:RVS:2003:AI0893).

4.De beoordeling

Artikel 8:15 van de Awb bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
De rechter is gewraakt omdat zij de uitspraaktermijn zonder schriftelijke mededeling heeft verlengd. Er zou, aldus verzoeker sprake zijn van schending van artikel 8:66, tweede en derde lid, Awb.
Zoals de rechter in haar reactie terecht opmerkt is de termijn in artikel 8:66 Awb een termijn van orde. Op overschrijding van deze termijn staat echter geen sanctie. De rechter heeft na het constateren van de termijnoverschrijding (alsnog) een schriftelijke mededeling van verlenging met een excuus aan verzoeker uit laten gaan hetgeen naar het oordeel van de wrakingskamer betekent dat zij correct heeft gehandeld. Dat deze mededeling verzoeker wellicht niet heeft bereikt is niet aan de rechter te wijten.
Bovendien merkt de wrakingskamer op dat het hier om een procesbeslissing gaat die geen grond voor wraking kan vormen, temeer omdat verzoeker geen andere feiten of omstandigheden hieromtrent heeft aangevoerd.
De wraking is daarom ongegrond.
Gelet op het bepaalde in artikel 4, lid 2, onder a, van het wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg zal de wrakingskamer het verzoek zonder mondelinge behandeling ongegrond verklaren.

5.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart het verzoek tot wraking ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.M. Beije, mr. J. Schreurs-van de Langemheen en
mr. H.E.G. Peters, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2024.