ECLI:NL:RBLIM:2024:8331
Rechtbank Limburg
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechter in civiele procedure wegens vermeende partijdigheid
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg op 8 oktober 2024 een verzoek tot wraking van mr. T. Dohmen, rechter in de rechtbank Limburg, beoordeeld. Verzoekster, die in een civiele procedure als gedaagde partij betrokken was, diende op 25 september 2024 een verzoek tot wraking in, omdat zij meende dat de rechter niet onpartijdig was. Dit verzoek volgde op een kort geding waarin de rechter op 30 september 2024 had aangegeven dat hij niet in de wraking berustte en een schriftelijke reactie had ingediend.
De wrakingsprocedure is gebaseerd op artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat partijen de mogelijkheid biedt om rechters te wraken op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Verzoekster stelde dat de rechter haar niet tegemoetkwam in de dagbepaling van het kort geding, wat haar in de weg stond om aanwezig te zijn. De rechter had haar echter de mogelijkheid geboden om haar verweer schriftelijk in te dienen, zodat haar standpunt alsnog in de procedure kon worden meegenomen.
De wrakingskamer oordeelde dat de aangevoerde redenen van verzoekster onvoldoende waren om te concluderen dat er sprake was van partijdigheid. De beoordeling van procesbeslissingen, zoals de dagbepaling, valt buiten de reikwijdte van de wrakingsprocedure, tenzij er zwaarwegende aanwijzingen zijn voor partijdigheid. Aangezien verzoekster geen dergelijke aanwijzingen had kunnen aanvoeren, werd het verzoek tot wraking ongegrond verklaard. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de meervoudige kamer, bestaande uit de rechters M.M. Beije, J. Schreurs-van de Langemheen en H.E.G. Peters.