ECLI:NL:RBLIM:2024:8328

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
ROE 24/4602
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake sluiting van woning op grond van Gemeentewet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 19 november 2024 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. M.P. Harten, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Mook en Middelaar, dat hen verplichtte hun woning te sluiten voor de duur van drie maanden. Dit besluit was gebaseerd op artikel 174a van de Gemeentewet, dat de burgemeester de bevoegdheid geeft om een woning te sluiten indien de openbare orde ernstig wordt verstoord door gedragingen in de woning of op het erf.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen sprake was van ernstige en langdurige gedragingen die de openbare orde hebben verstoord. De incidenten die aan het besluit ten grondslag lagen, zoals een ruzie en een politiecontrole, waren niet voldoende om te concluderen dat de openbare orde in gevaar was. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en de schorsing van het bestreden besluit voortgezet tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens is de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten aan verzoekers.

De uitspraak benadrukt dat voor de toepassing van artikel 174a van de Gemeentewet sprake moet zijn van langdurige, ernstige overlast die de veiligheid en gezondheid van omwonenden in gevaar brengt. In dit geval was dat niet aangetoond, waardoor de sluitingsbevoegdheid van de burgemeester niet van toepassing was. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat de gevolgen van het besluit voor verzoekers, zoals potentiële dakloosheid, onvoldoende zijn meegewogen door de burgemeester.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/4602

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

[naam] , uit [woonplaats] , verzoeker, en

[naam], uit [woonplaats] , verzoekster,
hierna tezamen “verzoekers”,
(gemachtigde: mr. M.P. Harten),
en

de Burgemeester van de gemeente Mook en Middelaar, verweerder,

(gemachtigde: mr. S. Heno).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek van verzoekers om een voorlopige voorziening te treffen tegen het besluit van verweerder van
5 november 2024 (het bestreden besluit) op grond van artikel 174a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gemeentewet. Aan verzoekers is daarmee een last onder bestuursdwang opgelegd die ertoe strekt dat zij hun woning in [woonplaats] (de woning), met ingang van
6 november 2024 om 15:00 uur moeten sluiten en voor de duur van drie maanden gesloten moeten houden.
1.1.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Daarnaast hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft verweerder voorafgaand aan de zitting gevraagd of hij bereid is om in afwachting van de zitting en de uitspraak op de voorlopige voorziening geen uitvoering te geven aan het bestreden besluit. Verweerder heeft daarmee niet ingestemd. Op 6 november 2024 heeft de voorzieningenrechter daarom een ordemaatregel getroffen, inhoudende dat het bestreden besluit (voorlopig) wordt geschorst, in ieder geval totdat op het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is beslist.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers, de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigde van verweerder.
1.4.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat blijkt uit de bestuurlijke rapportage?
3. Uit het aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde bestuurlijke rapportage van 31 oktober 2024 en het bestreden besluit blijkt het volgende. Verzoeker woont (BRP-geregistreerd) sinds 7 oktober 2024 op antikraakbasis in de woning in [woonplaats] en verzoekster sinds 10 oktober 2024. Op 27 oktober 2024 omstreeks 02:15 uur werd verzoeker bij een controle van personen en voertuigen op de [adres] aangetroffen met personen die veelvuldig in verband worden gebracht met verdovende middelen. Op 26 oktober 2024 rond 04:10 uur vond er een ruzie/twist plaats in of rondom de woning van verzoekers. De politie is daarbij meerdere malen door verzoekster gebeld en vervolgens ook ter plaatse geweest. Verzoeker was volgens de politie op dat moment onder invloed van verdovende middelen, verzoekster zag er slecht uit en beide gedroegen zich (uiteindelijk) onbeschoft tegenover de politie. Daaraan voorafgaand, op 26 oktober 2024 rond 03.00 uur, waren de politie en twee ambulances (ook al eens) ter plaatse, omdat verzoeker bewusteloos was geraakt, volgens de politie door toedoen van het gebruik van verdovende middelen.
3.1.
Verweerder heeft verzoekers naar aanleiding van deze incidenten op
4 november 2024 geïnformeerd over het voornemen tot woningsluiting voor de duur van drie maanden en verzocht om hun zienswijzen. Op 5 november 2024 heeft verweerder vervolgens het bestreden besluit genomen en aan verzoekers toegezonden, inhoudende dat de woning op 6 november 2024 om 15:00 uur gesloten zou moeten worden, omdat verzoekers met de hiervoor genoemde gedragingen de openbare orde ernstig hebben verstoord, het leef- en woonklimaat van omwonenden ernstig hebben aangetast en de vrees bestaat voor een herhaling van die gedragingen en/of verstoring van de openbare orde.
Spoedeisend belang
4. Verweerder heeft niet betwist dat verzoekers een spoedeisend belang hebben bij de gevraagde voorlopige voorziening. Het spoedeisend belang wordt -gelet op de aard van de zaak- door de voorzieningenrechter dan ook aangenomen.
Heeft de burgemeester in dit specifieke geval sluitingsbevoegdheid?
5. In artikel 174a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gemeentewet is -voor zover relevant- bepaald dat de burgemeester kan besluiten een woning te sluiten, indien de openbare orde ernstig wordt verstoord door gedragingen in de woning of op het erf. Uit rechtspraak volgt dat dit artikel enkel kan worden toegepast indien sprake is van langdurige, ernstige overlast, waardoor de veiligheid en gezondheid van mensen in de directe omgeving van de woning in het gedrang komt. Daarvan is in dit geval naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake.
5.1.
De controle van personen en voertuigen op 27 oktober 2024 omstreeks 02:15 uur heeft niet plaatsgevonden in of rondom de woning. Bovendien valt niet in te zien op welke wijze het zitten in een auto met personen met antecedenten de openbare orde rondom de woning zou versturen. De aanleiding voor de controle is onbekend en van enige overlast is niet gebleken. De andere gebeurtenissen hebben zich kort na elkaar voorgedaan in de nacht van 26 oktober 2024. Mogelijk heeft hier een interactie plaatsgevonden die niet fraai is geweest, doordat verzoekers onbeschoft waren tegen de politie. Dat is echter geen ernstige gedraging en niet is gebleken hoe hiermee overlast voor de omgeving is veroorzaakt. Dat geldt eveneens voor het nodig hebben van een ambulance. De voorzieningenrechter is niet gebleken van gedragingen die de openbare orde hebben verstoord, laat staan dat het zou gaan om een ernstige en langdurige verstoring. Gelet hierop komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat verweerder niet bevoegd is om op de woning te sluiten op grond van artikel 174a van de Gemeentewet. Reeds daarom wordt het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen.
6. Aan een beoordeling van de overige argumenten van verzoekers komt de voorzieningenrechter in beginsel niet meer toe. Desalniettemin overweegt de voorzieningenrechter dat verweerder in het besluit onvoldoende heeft gemotiveerd waarom een woningsluiting voor de duur van drie maanden noodzakelijk zou zijn en waarom niet met andere maatregelen zou kunnen worden volstaan. Verder heeft verweerder in het bestreden besluit de gevolgen voor verzoekers, te weten potentiële dakloosheid, niet kenbaar meegewogen.

Conclusie en gevolgen

7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en bepaalt dat de schorsing van het bestreden besluit van 5 november 2024 wordt voortgezet tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Dat betekent dat verweerder gedurende die periode de woning niet op grond van het bestreden besluit mag sluiten.
7.1.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst moet verweerder het griffierecht aan verzoekers vergoeden. Daarnaast dient verweerder de proceskosten van verzoekers aan hun te vergoeden. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt de hoogte van die vergoeding als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door hun gemachtigde krijgen verzoekers een vast bedrag per proceshandeling en daarmee punt. De gemachtigde van verzoekers heeft het verzoekschrift ingediend (1 punt) en aan de zitting deelgenomen (1 punt). Elk(e) proceshandeling/punt heeft een waarde van € 875,00. De vergoeding bedraagt in totaal dus € 1.750,00.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- bepaalt dat de schorsing van het bestreden besluit van 5 november 2024 wordt voortgezet tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 187,00 aan verzoekers moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,00 aan proceskosten aan verzoekers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Leijten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Mellendijk-Leinders, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 19 november 2024.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.