ECLI:NL:RBLIM:2024:820

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
03.140326.23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in verkeerszaak met zwaar lichamelijk letsel

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1985 en wonende te [adres 1], heeft de rechtbank Limburg op 13 februari 2024 uitspraak gedaan. De verdachte werd bijgestaan door mr. W.A. Koers. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 30 januari 2024, waarbij de verdachte en zijn raadsvrouw aanwezig waren. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit. De tenlastelegging betrof een verkeersongeval op 15 juli 2022, waarbij de verdachte als bestuurder van een bus een aanrijding heeft veroorzaakt met een fietser, [slachtoffer], die zwaar lichamelijk letsel opliep.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op het moment van de aanrijding geen voorrang heeft verleend aan de fietser, maar oordeelt dat er geen sprake is van aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet. De rechtbank heeft de verdachte dan ook vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar het subsidiair ten laste gelegde feit, het veroorzaken van gevaar op de weg, is wel bewezen verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is, maar heeft de opgelegde straf gematigd tot een geldboete van € 750,00, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij first offender is.

De beslissing is gebaseerd op de artikelen 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van wat meer of anders is ten laste gelegd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.140326.23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 februari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1985,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. W.A. Koers, advocaat kantoorhoudende te Leusden.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 januari 2024. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte als bestuurder van een bus een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, dan wel zich zodanig heeft gedragen dat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvouw heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde dient de verdachte te worden vrijgesproken dan wel te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens afwezigheid van alle schuld. De standpunten van de verdediging zullen hierna, voor zover van belang, nader worden weergegeven dan wel impliciet worden besproken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Uit het
proces-verbaal aanrijding misdrijfvolgt - zakelijk weergegeven – onder meer het volgende: [2]
Op 15 juli 2022 te 14:52 uur, kreeg ik, verbalisant, kennis van een verkeersongeval.
Adres : [adres 2]
Gemeente : Eijsden-Margraten
Soort weg : Een weg, zijnde een voor het openbaar verkeer
openstaande weg
Wegsituatie : Kruising
Betrokkene 1: bus/touringcar (Voertuig Autobus [kentekennummer] )
Betrokkene 2: fiets
Betrokkene 1 reed over de [straat 1] , komende uit de richting van Gulpen. Op vermeld kruispunt wilde 1 rechtsaf slaan. Betrokkene 1 liet hierbij de op dezelfde weg en in dezelfde richting rijdende betrokkene 2 niet voorgaan. Hierdoor ontstond tussen beiden een aanrijding. Betrokkene 1 had alvorens af te slaan wel een teken met zijn richtingaanwijzer gegeven. Bij het ongeval heeft de bestuurster van de fiets, [slachtoffer] , letsel opgelopen.
Uit de
Verkeersongevallen Analysevan de Forensische Opsporing, afdeling Verkeer, van de politie Eenheid Limburg volgt - zakelijk weergegeven – onder meer het volgende: [3]
Het verkeersongeval had plaatsgevonden op het kruispunt, gevormd door de wegen: [straat 1] , [adres 2] en [straat 2] , gelegen binnen de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Margraten, in de gemeente Eijsden-Margraten. Het tijdstip ongeval was ongeveer 14.52 uur op 15 juli 2022.
Ter plaatse waren de volgende verkeerstekens van toepassing, betrekking hebbende op dit ongeval: Bord modelnummer VR09-01 ("Let op” en rood uitroepteken in oversteekplaats) boven de voorsorteerstrook voor rechtdoor en rechtsaf op de [straat 1] .
De bestuurder van de bus reed over de [straat 1] . Bij het kruispunt met de [adres 2] en de [straat 2] sloeg de bestuurder met de bus rechtsaf de [adres 2] in. De bestuurster van een fiets reed over het aanliggend fiets/bromfietspad naast de [straat 1] vanuit dezelfde richting als de bus, naast dan wel rechts dicht achter die bus. Op de oversteekplaats van de [straat 1] met de [adres 2] liet de bestuurder van de bus de fietsster niet voorgaan en reed de bestuurster van de fiets tegen de zijkant van de bus. Zij werd deels overreden en zwaar gewond afgevoerd naar het ziekenhuis.
Indien de bestuurder van de bus de bestuurster van de fiets voor had laten gaan, had het ongeval niet plaatsgevonden.
De verdachteverklaarde ter terechtzitting van 30 januari 2024 – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Het klopt dat ik op 15 juli 2022 als bestuurder van een bus in Margraten reed. Toen het verkeerslicht groen werd, heb ik in de spiegels gekeken voordat ik indraaide om de bocht naar rechts te maken. Ik heb nog fietsers voorgelaten. Ik heb [slachtoffer] niet gezien. Het klopt dat ik [slachtoffer] heb aangereden.
Vrijspraak artikel 6 Wegenverkeerswet (primair)
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) aan het verkeersongeval heeft gehad. Handelen dat enkel als ‘onvoorzichtig’ kan worden aangemerkt, is onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van dergelijke schuld. Daarvan is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Bij de beoordeling van de mate van schuld komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Uit de ernst van het eventuele letsel van het slachtoffer kan niet reeds worden afgeleid dat sprake is geweest van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
De verdediging heeft zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van ‘aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid’.
De rechtbank oordeelt als volgt. De verkeersfout die de verdachte kan worden aangerekend, is dat hij geen voorrang heeft verleend aan [slachtoffer] . De verdachte zag [slachtoffer] niet, ondanks dat hij wel, voordat hij naar rechts afsloeg op de kruising, heeft gekeken om te controleren of er fietsers reden waaraan hij voorrang moest verlenen. De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat het enkele niet waarnemen van [slachtoffer] terwijl dat wel had gekund, en het vervolgens niet verlenen van voorrang aan [slachtoffer] , in de gegeven omstandigheden onvoldoende is om te concluderen dat bij de verdachte sprake is geweest van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Van andere feiten en omstandigheden die meebrengen dat aan hem een schuldverwijt in de zin van artikel 6 WVW kan worden gemaakt, is niet gebleken. De rechtbank zal de verdachte derhalve van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
Overwegingen artikel 5 Wegenverkeerswet (subsidiair)
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 15 juli 2022 te Margaten bij de kruising van de [adres 2] en de [straat 2] te Margraten rechts is afgeslagen en geen voorrang heeft verleend aan [slachtoffer] die op het aanliggend fietspad rechtdoor fietste en dat hij hierdoor in aanrijding is gekomen met [slachtoffer] . De verdachte heeft daarmee gevaar op de weg veroorzaakt. Dit gevaar heeft zich ook verwezenlijkt nu [slachtoffer] door de verdachte is aangereden en als gevolg daarvan zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank acht derhalve het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
subsidiair
op 15 juli 2022 te Margraten, in de gemeente Eijsden-Margraten, als bestuurder van een voertuig (bus), daarmee rijdende op de weg, [straat 1] , komend vanuit de richting van België en rijdend in de richting van het kruispunt met de [adres 2] en de [straat 2] , ter plaatse waar, gezien verdachtes rijrichting, rechts naast de rijbaan een fiets-/bromfietspad was gelegen en een bord modelnummer VR09-01 ("Let op” en rood uitroepteken in oversteekplaats) naast het verkeerslicht was geplaatst, naar rechts is afgeslagen teneinde de [adres 2] in te rijden en daarbij zich er in onvoldoende mate van heeft vergewist dat er zich geen verkeersdeelnemers op het fiets-/bromfietspad bevonden, zulks op het moment dat een over dat fietspad rijdende fietsster die kruising opreed, en geen voorrang heeft verleend aan die fietsster, waardoor een botsing en overrijding is ontstaan tussen zijn motorrijtuig en die fietsster, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert het volgende strafbare feit op:
subsidiair:overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De raadsvrouw heeft – kort gezegd – aangevoerd dat de verdachte een beroep op afwezigheid van alle schuld toekomt.
De rechtbank overweegt dat daarvoor noodzakelijk is dat de verdachte geen enkel verwijt kan worden gemaakt ten aanzien van het ongeval. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is, aangezien de verdachte geen voorrang heeft verleend terwijl dat wel had gemoeten.
Er is ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die zijn strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 120 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft in geval van bewezenverklaring verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de gevolgen die het voorval voor hem heeft gehad.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft als bestuurder van een bus gevaar op de weg veroorzaakt. De verdachte is rechts afgeslagen en heeft een fietsster die rechts op het fietspad reed ( [slachtoffer] ) niet opgemerkt. Hierdoor heeft hij een botsing veroorzaakt met [slachtoffer] , die onder de bus terecht is gekomen en als gevolg hiervan ernstige verwondingen heeft opgelopen.
De rechtbank komt, gelet op de vrijspraak van het primair ten laste gelegde, tot een aanzienlijk lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank neemt hierbij tevens in overweging dat het bewezen verklaarde feit een overtreding oplevert en de op te leggen straf passend bij een overtreding dient te zijn. De rechtbank heeft hierbij acht geslagen op de straffen die voor soortgelijke feiten in vergelijkbare zaken worden opgelegd, te weten een geldboete. Hoewel voor het bewezen verklaarde feit een rijontzegging opgelegd zou kunnen worden, ziet de rechtbank daartoe geen aanleiding. Verdachte is first offender en niet is gebleken dat hij na het ongeval onverantwoord verkeersgedrag heeft vertoond. De verdachte is bovendien bezig met het afronden van een opleiding tot rijinstructeur en is dus afhankelijk van zijn rijbewijs.
Alles afwegende zal de rechtbank de verdachte een geldboete van € 750,00 euro, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis opleggen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreektde verdachte
vrijvan het
primairten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor het
  • beveelt dat, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal volgt, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 15 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.J. Quaedvlieg, voorzitter, mr. M.B. Bax en mr. J. Linders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.H.M. Meisen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 februari 2024.
Buiten staat
Mrs. Bax, Linders en Meisen zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I:De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 juli 2022 te Margraten, in de gemeente Eijsden-Margraten als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bus), daarmede rijdende over de weg, [straat 1] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten: [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaany, welke gedragingen zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, met genoemd voertuig, komend vanuit de richting van België en rijdend in de richting van het kruispunt met de [adres 2] en de [straat 2] , ter plaatse waar, gezien verdachtes rijrichting, rechts naast de rijbaan een fiets-/bromfietspad was gelegen en een bord modelnummer VR09-01 ("Let op” en rood uitroepteken in oversteekplaats) naast het verkeerslicht wss geplaatst, naar rechts heeft gestuurd en/of naar rechts is afgeslagen teneinde de [adres 2] in te rijden en/of
(daarbij) zich er niet, althans in onvoldoende mate, van heeft vergewist dat er zich geen verkeersdeelnemers op het genoemde fiets-/bromfietspad bevonden, zulks op het moment dat een over dat fietspad rijdende fietster voornoemde kruising tot op korte afstand was genaderd, althans die kruising opreed, althans zich op die kruising bevond, en/of (vervolgens) geen voorrang heeft verleend aan die fietster zijnde voornoemde [slachtoffer] , waardoor, althans mede waardoor, een botsing en/of aan- of overrijding is ontstaan met/tussen/ door zijn, verdachtes, motorrijtuig en die fietster, althans de door haar bestuurde fiets;
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 juli 2022 te Margraten, in de gemeente Eijsden-Margraten als bestuurder van een voertuig (bus), daarmee rijdende op de weg, [straat 1] , komend vanuit de richting van België en rijdend in de richting van het kruispunt met de [adres 2] en de [straat 2] , ter plaatse waar, gezien verdachtes rijrichting, rechts naast de rijbaan een fiets-/bromfietspad was gelegen en een bord modelnummer VR09-01 ("Let op” en rood uitroepteken in oversteekplaats) naast het verkeerslicht wss geplaatst, naar rechts heeft gestuurd en/of naar rechts is afgeslagen teneinde de [adres 2] in te rijden en/of (daarbij) zich er niet, althans in onvoldoende mate, van heeft vergewist dat er zich geen verkeersdeelnemers op het genoemde fiets-/bromfietspad bevonden, zulks op het moment dat een over dat fietspad rijdende fietster voornoemde kruising tot op korte afstand was genaderd, althans die kruising opreed, althans zich op die
kruising bevond, en/of (vervolgens) geen voorrang heeft verleend aan die fietster, waardoor, althans mede waardoor, een botsing en/of aan- of overrijding is ontstaan met/tussen/ door zijn, verdachtes, motorrijtuig en die fietster, althans de door haar bestuurde fiets, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2022108416-1, gesloten op 10 januari 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 26, met daarbij gevoegd het proces-verbaal Verkeersongevallen Analyse.
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf van 10 januari 2023, pg. 2-6.
3.Proces-verbaal Verkeersongevallen Analyse (BHV 2022108416), van 4 januari 2023.