ECLI:NL:RBLIM:2024:8135

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
ROE 24/4325
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake sluiting woning op basis van Opiumwet na aantreffen van harddrugs en vuurwapens

Op 13 november 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoekster en de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening tegen het besluit van de burgemeester om de woning van verzoekster voor zes maanden te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had besloten tot sluiting na het aantreffen van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs (XTC en amfetamine), softdrugs (hennep), vuurwapens en vuurwerk in de woning en de schuur. De burgemeester stelde dat de sluiting noodzakelijk was voor de bescherming van de openbare orde, gezien de ernst van de situatie en de kwetsbaarheid van de wijk waarin de woning zich bevindt.

Verzoekster betwistte de bevoegdheid van de burgemeester om de woning te sluiten en voerde aan dat de aangetroffen drugs voor eigen gebruik waren. Ze stelde ook dat de sluiting niet evenredig was, gezien haar medische situatie en het feit dat ze met 15 huisdieren in de woning woonde. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, maar dat de sluiting in deze fase niet evenredig was. De voorzieningenrechter wees het verzoek toe en schorste het besluit tot sluiting tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens werd de burgemeester veroordeeld in de proceskosten van verzoekster.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor zowel verzoekster als de burgemeester om proactief te handelen in het vinden van alternatieve woonruimte voor verzoekster en haar huisdieren, en dat de burgemeester de evenredigheid van de sluiting in de beslissing op bezwaar nader dient te motiveren.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/4325

uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 november 2024 in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. B.H.S. Brinkman),
en

de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen, de burgemeester,

(gemachtigde: P.M. Hellenbrand).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening tegen het besluit van 7 oktober 2024 (het bestreden besluit) van de burgemeester, inhoudende dat de woning aan de [adres] in [plaats] (de woning) voor een periode van zes maanden wordt gesloten.
1.1.
Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De burgemeester heeft laten weten te wachten met het sluiten van de woning totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
1.2.
De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 30 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Relevante feiten en omstandigheden
2. Verzoekster is huurder van de woning. Verzoekster huurt deze woning van Stichting ZOwonen.
2.1.
Op 29 mei 2024 is een Meld Misdaad Anoniem (MMA)-melding binnengekomen over de woning, onder andere inhoudende dat er drugshandel zou plaatsvinden vanuit de woning. Op 29 juli 2024 is naar aanleiding van een melding van geluidsoverlast een onderzoek verricht bij de woning.
2.2.
Uit de bestuurlijke rapportage van 28 augustus 2024 volgt dat de verbalisanten tijdens de doorzoeking van de woning en de schuur op 29 juli 2024 de volgende goederen hebben aangetroffen:
-7.393,65 gram harddrugs (XTC en amfetamine);
-19,25 liter amfetamine-olie;
-4.306,96 gram softdrugs (hennep);
-3 vuurwapens (vallende onder categorie II van de Wet Wapens en Munitie);
-45 stuks munitie (2 slaghoedjes, 43 stuks munitie/knalpatronen);
-122 stuks vuurwerk (vallend onder categorie F3 van het Vuurwerkbesluit).
2.3.
Na het opstellen van de bestuurlijke rapportage is op 3 september 2024 een tweede MMA-melding binnengekomen over de woning, onder andere inhoudende dat er sprake zou zijn van een hennepkwekerij in de woning.
Standpunt burgemeester
3. De burgemeester heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de omstandigheid dat in de woning en in de schuur een enorme hoeveelheid verdovende middelen, vuurwapens, munitie en vuurwerk is aangetroffen, maken dat de aangetroffen verdovende middelen bestemd waren voor de handel. De burgemeester stelt zich op het standpunt dat hij bevoegd was om de woning te sluiten, het noodzakelijk was om de woning te sluiten en dat het besluit om de woning te sluiten evenredig is. De burgemeester heeft de sluiting van de woning van de duur van zes maanden gebaseerd op artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet, in samenhang gelezen met het Damoclesbeleid Sittard-Geleen 2023.
Standpunt verzoekster
4. Verzoekster is het hier niet mee eens en voert – samengevat weergeven – het volgende aan. Volgens verzoekster was de burgemeester niet bevoegd om te sluiting van de woning over te gaan. Volgens verzoekster waren de aanwezige harddrugs/softdrugs niet bestemd voor de handel. De drugs in de woning waren voor eigen gebruik, verzoekster is verslaafd. Er zijn volgens verzoekster verder geen indicatoren die wijzen op handel.
4.1.
Verder stelt verzoekster dat het niet noodzakelijk is om de woning te sluiten. Er waren minder ingrijpende middelen (zoals een waarschuwing) voorhanden waarmee de burgemeester had kunnen en moeten volstaan. Naar de mening van verzoekster was er geen ‘loop’ naar de woning, de noodzaak voor de bescherming van het woon- en leefklimaat is daarmee beperkt.
4.2.
Verzoekster stelt ten slotte dat het niet evenredig is om de woning voor zes maanden te sluiten. Bij verzoekster is in december 2021 de diagnose borderline, depressie, ADHD en anti-sociale persoonlijkheidsstoornis gesteld. Verzoekster heeft is ook bekend met suïcidale gedachten. Verzoekster is voor deze stoornissen onder behandeling. Het sociaal netwerk van verzoekster bestaat uit een aantal achterburen waarmee zij goed contact heeft, het behoud van de huurwoning is dan ook van groot belang voor verzoekster. Verzoekster was niet op de hoogte van de drugs en de wapens in de schuur en had dat ook niet kunnen zijn. Verzoekster heeft een hond van de oom van de heer [naam] in huis genomen, de heer [naam] heeft toen een sleutel gekregen voor noodgevallen. Indien verzoekster een verwijt kan worden gemaakt, is dat ze niet voldoende toezicht heeft gehouden op de schuur. De woningcorporatie heeft een dagvaardingsprocedure gestart om tot ontbinding van de huurovereenkomst te komen. Naar de mening van verzoekster kan van de burgemeester worden verlangd dat deze civiele procedure wordt afgewacht, voordat wordt overgegaan tot sluiting. Verzoekster woont in haar huis met vijf honden en tien katten. Verzoekster heeft geen vervangende woonruimte beschikbaar voor haar en haar huisdieren. De heer [naam] heeft een sleutel van de woning, maar zit op dit moment in voorlopige hechtenis, hij kan zich dus niet ontfermen over in ieder geval een hond. Dat in het verleden meerdere mensen een sleutel van de woning hebben gekregen, maakt niet dat er op dit moment 11 personen zijn waarover de vijftien huisdieren verdeeld zouden kunnen worden. De huisdieren hebben volgens verzoekster (op een uitzondering na) klachten die door veranderingen en stress weer heftiger zullen worden. Dit maakt ook dat de dieren niet zomaar door iedereen verzorgd kunnen worden. De verwachting van de burgemeester dat er geen noodsituatie zal ontstaan bij verzoekster of bij de huisdieren omdat er een sociaal netwerk aanwezig is, is niet realistisch en onvoldoende gemotiveerd. Naar de mening van verzoekster zou bij een belangenafweging het belang van verzoekster zwaarder moeten wegen dan het belang van de burgemeester.
Spoedeisend belang
5. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter over het verzoek om schorsing van het besluit tot sluiting van de woning van verzoekster. De voorzieningenrechter beoordeelt of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemzaak niet. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. Gelet op de aard van de zaak, een woningsluiting, en hetgeen hierover door verzoekster is aangevoerd, neemt de voorzieningenrechter het spoedeisend belang aan en gaat zij over tot inhoudelijke behandeling van het bestreden besluit.
Toetsingskader
6. Voor de beoordeling geldt artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet als wettelijk kader. Hierin is bepaald dat de burgemeester bevoegd is de woning te sluiten als – voor zover hier van belang – daarin een middel als bedoeld in lijst I en II van deze wet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. XTC en amfetamine staan vermeld op lijst 1 van de Opiumwet, hennep is vermeld op lijst II van de Opiumwet.
6.1.
Ter uitvoering van deze bevoegdheid heeft de burgemeester het “Damoclesbeleid Sittard-Geleen 2023” (Damoclesbeleid) vastgesteld. In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in principe overgaat tot sluiting van een woning.
6.2.
Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Hierbij neemt de voorzieningenrechter het toetsingskader in acht zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) dat in de uitspraak van 28 augustus 2019 [1] (hierna: de overzichtsuitspraak) uiteen heeft gezet. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient dan beoordeeld te worden in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Als sluiting van de woning noodzakelijk is, dan moet de sluiting ook nog evenredig te zijn.
Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan?
7. Zoals de Afdeling in haar uitspraak van 22 juni 2022 [2] heeft overwogen, is artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet naar zijn tekst niet van toepassing bij de enkele aanwezigheid van drugs in een pand. Gezien de woorden "daartoe aanwezig" moeten de drugs met een bepaalde bestemming aanwezig zijn, dat wil zeggen: voor verkoop, aflevering of verstrekking. Als uitgangspunt kan worden aanvaard dat bij aanwezigheid van meer dan 0,5 gram harddrugs of 5,0 gram softdrugs (het criterium van het openbaar ministerie voor eigen gebruik) de aangetroffen hoeveelheid drugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Het ligt in dat geval op de weg van verzoekster om het tegendeel aannemelijk te maken. Indien het tegendeel niet aannemelijk wordt gemaakt, is de burgemeester ingevolge artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bevoegd om voor de woning een last onder bestuursdwang op te leggen.
7.1.
Ter zitting heeft verzoekster toegelicht dat de bevoegdheid van de burgemeester om de woning te sluiten niet langer wordt bestreden. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat de burgemeester bevoegd is om de woning te sluiten.
Is de sluiting van de woning noodzakelijk?
8. Als de burgemeester bevoegd is om een woning te sluiten, is de volgende vraag of er ook een noodzaak is om een woning te sluiten. Daarbij is van belang of de burgemeester met een minder ingrijpend middel dan een sluiting had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding wordt beoordeeld of sluiting noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. [3] Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de vraag of er vanuit de woning werd gehandeld, maar ook om andere omstandigheden, zoals de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk.
8.1.
Ter zitting heeft de burgemeester nader toegelicht dat de noodzaak om tot sluiting van de woning over te gaan ligt in het feit dat er een grote hoeveelheid (hard)drugs is aangetroffen in combinatie met vuurwapens en vuurwerk. De burgemeester gewezen op de MMA-melding die op 29 mei 2024 is binnengekomen, uit die melding blijkt het vermoeden dat drugs gedeald wordt vanuit de woning. Hoewel er maar één melding is waaruit blijkt dat er loop zou zijn naar de woning, acht de voorzieningenrechter de sluiting van de woning toch noodzakelijk. Er is immers een handelshoeveelheid (soft)drugs aangetroffen in de woning en in de schuur en er zijn wapens en vuurwerk aangetroffen. De burgemeester heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat hier sprake is van een ‘ernstig geval’. Bij een ernstig geval hoeft er niet eerst gewaarschuwd te worden. Tijdens de zitting heeft eiseres aangevoerd dat een gedeelte van de gevonden amfetamine nat is en dat bij het drogen daarvan nog maar de helft overblijft. Zelfs al zou de voorzieningenrechter hierin mee gaan, is de aangetroffen hoeveelheid drugs nog altijd een handelshoeveelheid. Daarnaast heeft de burgemeester zich terecht op het standpunt gesteld dat de gevonden vuurwapens, munitie en vuurwerk een gevaar voor de openbare orde opleveren. De stelling van eiseres dat de vuurwapens, munitie en vuurwerk zich in afgesloten koffers in de schuur bevinden, leidt niet tot een ander oordeel.
8.2.
De burgemeester heeft daarnaast toegelicht dat de woning ligt in de voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk Sanderbout en dat de gemeente Sittard-Geleen wordt geconfronteerd met drugstoerisme uit het buitenland. De woning ligt op korte afstand van de Belgische en Duitse grens en er zijn in die wijk sinds 2018 al 17 bestuurlijke rapportages over overtredingen van de Opiumwet ontvangen waarvan er 5 betrekking hebben op woningen aan de [adres] . Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat het een feit van algemene bekendheid is dat in de grensstreek mede als gevolg van drugstoerisme veel illegale drugshandel vanuit woningen voorkomt. [4] Daarmee heeft de burgemeester naar het oordeel van de voorzieningenrechter de kwetsbaarheid van de wijk Sanderbout voor drugsproblematiek voldoende gemotiveerd.
8.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester aannemelijk heeft kunnen vinden dat de woning een rol vervulde in het criminele circuit en in de handel, in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk. De burgemeester kon de sluiting van de woning voor zes maanden dan ook noodzakelijk vinden in het algemeen belang en daarbij zwaar gewicht toekennen aan de grote hoeveelheid verdovende middelen die zijn gevonden in combinatie met de aanwezigheid van de vuurwapens, de munitie en het vuurwerk.
Is de sluiting van de woning evenredig?
9. Als de burgemeester zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de sluiting van de woning noodzakelijk is, komt de vraag aan de orde of de sluiting ook evenredig is. Er moet evenwicht zijn tussen de bescherming van het algemeen belang, in dit geval de bescherming of het herstel van de openbare orde en de woon- en leefomgeving, en de te respecteren grondrechten van verzoekster. Of de sluiting evenwichtig is, hangt af van verschillende omstandigheden. De duur van de sluiting moet evenwichtig zijn, ook als de burgemeester daarin zijn eigen beleid heeft gevolgd. Of de sluiting evenwichtig is hangt ook af van de (mate van) verwijtbaarheid aan de zijde van verzoekster, of er een bijzondere binding met de woning is en de mogelijkheid om weer van de woning gebruik te kunnen maken. De gevolgen van de sluiting worden afgewogen tegen de omstandigheden die maken dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. [5]
9.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat aan het sluiten van de woning inherent is dat verzoekster tijdelijk de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid om van sluiting af te zien. Het door de verhuurder ontbinden van de huurovereenkomst en uitsluiten voor een sociale huurwoning gedurende enige tijd, leidt in dit geval niet tot het oordeel dat de sluiting onevenwichtig is. De burgemeester heeft zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht op het standpunt gesteld dat de civielrechtelijke gevolgen zich niet tegen een woningsluiting hoeven te verzetten. Daarbij heeft de burgemeester kunnen en mogen meewegen dat verzoekster een verwijt kan worden gemaakt van de aanwezigheid van de hard- en softdrugs in de woning, omdat zij als huurder van de woning verantwoordelijk is voor wat zich in de woning (en dus ook in de schuur) afspeelt. Bovendien is niet gebleken dat de schuur op een of andere manier was afgesloten dan wel niet bereikbaar was voor haar. De verklaringen van verzoekster dat zij niet vaak in de schuur kwam en dat zij vanuit de woning geen zicht had op de schuur, zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende voor de stelling dat haar geen verwijt kan worden gemaakt.
9.2.
Verder is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoekster haar gestelde medische situatie niet heeft onderbouwd met medische stukken en dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij om medische redenen een binding heeft met de woning of dat haar geen verwijt kan worden gemaakt voor de aanwezigheid van de drugs. Uit het door verzoekster overgelegde medische stuk van 26 juli 2024 blijkt in ieder geval dat haar behandeling bij de GGZ (positief) is afgesloten op 7 juni 2024. In de medische stukken wordt verder geen melding gemaakt van een verslavingsproblematiek.
9.3.
De voorzieningenrechter overweegt dat het in de eerste plaats aan verzoekster zelf om vervangende woonruimte te zoeken voor haarzelf en haar 15 huisdieren. Zij mag niet verwachten dat de burgemeester zonder meer vervangende woonruimte regelt voor verzoekster en haar huisdieren. Tijdens de zitting heeft verzoekster gesteld dat zij navraag heeft gedaan naar de kosten van een vakantiewoning en naar de kosten van opvang van haar huisdieren bij het asiel. Verzoekster heeft daarbij toegelicht dat de mogelijkheden voor haar zeer beperkt zijn, ook bij haar vader en moeder kan ze niet terecht. Van enige concrete poging om vervangende woonruimte te vinden is de voorzieningenrechter echter niet gebleken.
9.4.
Daar staat tegenover dat de burgemeester slechts in zijn algemeenheid heeft verwezen naar de aanwezigheid van een netwerk en naar het nummer van de organisatie Partners in Welzijn. De burgemeester heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoekster 11 sleutels heeft afgegeven van haar woning/schuur en dat er
duseen netwerk is waar zij met haar huisdieren terecht kan. De voorzieningenrechter is het met verzoekster eens dat het uitgeven van sleutels niet gelijk staat aan het hebben van een netwerk. Ter zitting heeft de burgemeester zich op het standpunt gesteld dat de Dierenpolitie een noodopvang heeft voor de dieren indien verzoekster echt nergens terecht kan met haar huisdieren. De burgemeester heeft verder niet toegelicht of onderzocht of er in het geval van een crisissituatie daadwerkelijk plek is voor de huisdieren van verzoekster. Daarbij is de burgemeester niet ingegaan op de specifieke problematiek die speelt bij (het grootste gedeelte van) de huisdieren en de stelling dat de huisdieren daarom niet zomaar overal geplaatst kunnen worden.
9.5.
De voorzieningenrechter stelt op grond van het voorgaande vast dat de mogelijkheden voor vervangende woonruimte voor verzoekster en haar huisdieren vooralsnog onvoldoende zijn geïnventariseerd en acht het niet uit te sluiten dat verzoekster in geval van een sluiting met haar huisdieren daadwerkelijk op straat terecht zou komen. De situatie waarin verzoekster op straat terecht komt is, ook indien dat komt doordat zij zelf te weinig inspanningen heeft verricht, ook voor de burgemeester onwenselijk. De voorzieningenrechter is daarom in deze specifieke situatie van oordeel dat zowel verzoekster als de burgemeester meer tijd nodig hebben om de situatie van verzoekster en mogelijke alternatieve woonruimte te inventariseren en te realiseren. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dienen verzoekster en de burgemeester daar een meer proactieve rol in te nemen dan zij tot op heden hebben gedaan. Dat maakt dat de voorzieningenrechter de sluiting in deze fase niet evenredig acht, en dat de burgemeester de evenredigheid van de sluiting in de beslissing op het bezwaar nader dient te motiveren. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding om het verzoek toe te wijzen.

Conclusie en gevolgen

10. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Dat betekent dat de burgemeester de woning niet mag sluiten tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
10.1. De voorzieningenrechter zal de burgemeester veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1). De burgemeester moet ook het griffierecht verzoekster vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
- schorst het bestreden besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- draagt de burgemeester op het betaalde griffierecht van € 187,- aan verzoekster te vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
€ 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.J. Rutten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.P.A. Jacobs-van Wijlick, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
13 november 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 13 november 2024.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

3.Zie de uitspraken van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1916 en ECLI:NL:RVS:2022:1910.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 7 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3594.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1910.