ECLI:NL:RBLIM:2024:8124

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
C/03/331728 / HA ZA 24-280
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale rechtsmacht in civiele procedure met bestuurdersaansprakelijkheid en onrechtmatige daad

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 23 oktober 2024, gaat het om een vordering in incident tot bevoegdheid in een civiele procedure. De eiseres, Coopera Finanzierungen Deutschland GmbH, gevestigd in Duitsland, heeft een vordering ingesteld tegen gedaagden, waaronder een bestuurder van een failliete vennootschap, Clever Fit Netherlands B.V. De rechtbank moet beoordelen of zij rechtsmacht heeft om het geschil te behandelen, gezien het internationale karakter van de zaak. De eiseres stelt dat de bestuurder aansprakelijk is voor schade die is ontstaan door het onttrekken van vermogensbestanddelen aan de boedel van de failliete vennootschap. De rechtbank overweegt dat de Brussel I bis-Verordening van toepassing is, en dat de vorderingen van Coopera niet zijn gebaseerd op een forumkeuzebeding, maar op externe bestuurdersaansprakelijkheid. De rechtbank concludeert dat de vorderingen van Coopera vallen onder verbintenissen uit onrechtmatige daad, waardoor de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. De rechtbank wijst het verzoek van de gedaagden om onbevoegdheid af en veroordeelt hen in de proceskosten van het incident.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/331728 / HA ZA 24-280
Vonnis in incident van 23 oktober 2024
in de zaak van
de rechtspersoon naar Duits recht
COOPERA FINANZIERUNGEN DEUTSCHLAND GMBH,
gevestigd te Neuenbürg, Duitsland,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. L.M. Bischof te Maastricht-Airport,
tegen

1.[gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident sub 1] ,

wonend te [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CLEVER FIT NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Heerlen,
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat mr. U. Acker te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Coopera en [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de exploten van dagvaarding met producties 1 t/m 20,
  • de incidentele conclusie tot onbevoegdheid met één productie,
  • de conclusie van antwoord in het incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil

in de hoofdzaak

2.1.
Coopera vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis
I. voor recht verklaart dat [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] , ieder afzonderlijk, aansprakelijk zijn voor de door Coopera in deze kwestie gelden en nog te lijden schade,
II. [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] hoofdelijk, dat als de een betaalt de ander voor dat deel zal zijn bevrijd, veroordeelt tot betaling van € 700.198,59, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, althans nader op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, althans de wettelijke rente, voor elke dag of gedeelte daarvan dat [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] niet binnen zeven dagen aan het vonnis voldoen,
III. [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] hoofdelijk, dat als de een betaalt de ander voor dat deel zal zijn bevrijd, veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten, te voldoen binnen zeven dagen na datum van het vonnis, bij gebreke waarvan de wettelijke (handels)rente sinds de dag van verzuim tot de dag van volledige betaling over deze kosten verschuldigd zal zijn.
2.2.
Coopera legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij in 2021 met de firma Cf Fitness Heerlen B.V. (hierna: Cf Fitness Heerlen) een overeenkomst betreffende de lease van (onder meer) fitnessapparatuur is aangegaan. Cf Fitness Heerlen is ondanks aanmaningen diverse keren haar betalingsverplichting uit hoofde van de leaseovereenkomst niet nagekomen. Bij vonnis van 11 oktober 2023 van de Rechtbank Limburg is Cf Fitness Heerlen in staat van faillissement verklaard. Coopera heeft de fitnesslocatie samen met de curator bezocht. Haar is gebleken dat diverse fitnessapparaten, die haar eigendom zijn, niet meer aanwezig waren. Coopera verwijt [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident sub 1] dat hij als bestuurder betrokken was bij het verdwijnen van de fitnessapparatuur en dat hij als bestuurder heeft bewerkstelligd althans heeft toegelaten dat de door hem bestuurde vennootschap minder verhaal biedt door in het zicht van het faillissement vermogensbestanddelen te onttrekken. Coopera houdt [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident sub 1] als bestuurder aansprakelijk voor de haar geleden schade (niet betaalde leasetermijnen en verdwenen apparatuur) en zij beroept zich dat in verband op de artikelen 2:248 BW, 2:9 BW en 6:162 BW. Coopera spreekt ook de enig aandeelhouder van de failliet aan, Clever Fit Netherlands B.V., op grond van onrechtmatige daad ex artikel 6:162 BW.
in het bevoegdheidsincident
2.3.
[gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] vorderen dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van het geschil kennis te nemen. Volgens [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] probeert Coopera via andere weg alsnog nakoming van de betalingsverplichting van Cf Fitness Heerlen te bewerkstelligen. Zij wijzen erop dat (de rechtsvoorganger van) Coopera met [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident sub 1] overeenkomsten van borgtocht (producties 4 en 19 bij dagvaarding) is aangegaan. Daarin is steeds een forumkeuze voor de Duitse rechter opgenomen. Ook in de leaseovereenkomst van Coopera met Cf Fitness Heerlen is een forumkeuze voor de Duitse rechter overeengekomen. De ingestelde vorderingen hebben te maken met de borgtochtovereenkomsten, ook al grondt
Coopera haar vorderingen nu op onrechtmatige daad en pauliana. Gelet op de genoemde forumkeuzes is de rechtbank echter niet bevoegd. Ook als het beroep op de forumkeuzes niet opgaat, is de rechtbank niet bevoegd ten aanzien van de vorderingen jegens [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident sub 1] , omdat de tegen hem ingestelde vorderingen verband houden met verbintenissen uit overeenkomst. In dat geval is op grond van artikel 7 lid 1 van de Brussel I bis-Verordening de Duitse rechter bevoegd, aangezien de vordering ziet op betaling van de leasetermijnen en schadevergoeding (vervangende verbintenis) wegens het niet retourneren van apparatuur.
2.4.
Coopera voert verweer waarop hierna, voor zover van belang, zal worden ingegaan.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
Omdat een van de gedaagden in het buitenland woonachtig is, heeft het geschil een internationaal karakter. Gelet op de aard van het geschil (een handelszaak), de woonplaats van een van de gedaagden (Duitsland), en het moment waarop de rechtsvordering is ingesteld (na 10 januari 2015), is de Brussel I bis-Verordening (hierna: de verordening) bepalend voor het antwoord op de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt.
3.2.
Op grond van artikel 4 lid 1 van de verordening geldt als uitgangspunt dat [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident sub 1] vanwege zijn woonplaats in Duitsland moet worden opgeroepen voor de gerechten van Duitsland. De verordening bepaalt echter in artikel 5 dat gedaagden in de gevallen als omschreven in de afdelingen 2 tot en met 7 (de artikelen 7 tot en met 26) van hoofdstuk II van de verordening voor het gerecht van een andere lidstaat geroepen kunnen worden.
3.3.
Tussen de regels van de verordening bestaat een onderlinge rangorde op grond waarvan de toetsing aan artikel 25 van de verordening, dat onder meer over gaat over de bevoegdheid in geval van een forumkeuzebeding, vooraf gaat aan de toetsing aan artikel 7 van de verordening.
Artikel 25 van de verordening
3.4.
De rechtbank begrijpt dat [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] vanwege de forumkeuzes in de borgtochtovereenkomsten en de leaseovereenkomst, een beroep doen op artikel 25 van de verordening. Het beroep op dat artikel slaagt niet. De vorderingen van Coopera jegens [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident sub 1] zijn immers niet gebaseerd op nakoming van de borgtochtovereenkomsten, maar op externe bestuurdersaansprakelijkheid. Verder geldt dat [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident sub 1] geen rechten kan ontlenen aan het forumkeuzebeding in de leaseovereenkomst van Coopera met Cf Fitness Heerlen, omdat hij in privé geen partij is bij die overeenkomst.
Artikel 7 aanhef lid 1 of lid 2 van de verordening
3.5.
Partijen discussiëren vervolgens over de vraag of artikel 7 aanhef lid 1 (bevoegdheid ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst) of lid 2 (verbintenissen uit onrechtmatige daad) van de verordening van toepassing is.
3.6.
De rechtbank stelt voorop dat de begrippen ‘verbintenissen uit overeenkomst’ en ‘verbintenissen uit onrechtmatige daad’ in de zin van artikel 7 van de verordening volgens vaste rechtspraak autonoom moeten worden uitgelegd, dus niet aan de hand van een nationaal rechtstelsel.
3.7.
Volgens [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident sub 1] hangen de vorderingen jegens hem samen met de niet-nakoming van de vorderingen door CF Fitness Heerlen en is daarom artikel 7 aanhef lid 1 van de verordening van toepassing.
3.8.
De rechtbank overweegt dat voor toepassing van artikel 7 aanhef lid 1 van de verordening vereist is dat er sprake is van een vrijwillig aangegane juridische verbintenis van een persoon jegens een andere waarop de vordering van de verzoeker is gebaseerd. In dit geval zijn de vorderingen van Coopera jegens [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident sub 1] niet gebaseerd op een dergelijke verbintenis. De tegen [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident sub 1] ingestelde vorderingen zijn gelet op de stellingen van Coopera immers niet gegrond op de borgtochtovereenkomsten of op pauliana. De vorderingen zijn gebaseerd op de stelling dat [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident sub 1] als bestuurder van de vennootschap door zijn handelen of nalaten heeft bewerkstelligd of heeft toegelaten dat de vennootschap minder verhaal biedt doordat, met het faillissement in zicht, vermogensbestanddelen aan de boedel zijn onttrokken. Vorderingen met een dergelijke grondslag vallen onder ‘verbintenis uit onrechtmatige daad’ (zie r.o. 42 van het arrest van HvJ EU 18 juli 2013, C-147/12, NJ 2014/85 in de zaak Öfab/Koot).
3.9.
De conclusie is dat artikel 7 aanhef lid 2 van de verordening van toepassing is.
Het schadebrengende feit
3.10.
Op grond van artikel 7 aanhef lid 2 van de verordening kan [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident sub 1] ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen.
3.11.
Uit r.o. 55 van het arrest van HvJ EU 18 juli 2013, C-147/12, NJ 2014/85 in de zaak Öfab/Koot leidt dat rechtbank af dat uitgaande van de gestelde bestuurders-aansprakelijkheid de ‘plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen’ de plaats betreft waarmee de door de vennootschap verrichte werkzaamheden en de financiële situatie met betrekking tot die werkzaamheden verband houden.
3.12.
Cf Fitness Heerlen was gevestigd te Heerlen (Nederland) en dat is ook de plaats waar de fitnessapparatuur zich bevond, die na het faillissement van Cf Fitness Heerlen niet meer aangetroffen is. Gelet hierop heeft naar het oordeel van de rechtbank het schadebrengende feit zich in Heerlen, Nederland, voorgedaan.
Slotsom
3.13.
De Nederlandse rechter komt rechtsmacht toe om over het geschil te oordelen. De rechtbank is bevoegd om kennis te nemen van het geschil.
Proceskosten
3.14.
[gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst het gevorderde af,
4.2.
veroordeelt [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] in de kosten van het incident, aan de zijde van Coopera tot op heden begroot op € 614,00 aan salaris advocaat en € 178,00 aan nakosten, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
4.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
4 december 2024voor conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident]
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2024. [1]

Voetnoten

1.type: RJ