ECLI:NL:RBLIM:2024:8122

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
C/03/316296 / HA ZA 23-154
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis na tussenvonnis met bewijsopdracht in reconventie betreffende fotoalbums

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 18 september 2024 een eindvonnis gewezen na een tussenvonnis van 31 januari 2024. De zaak betreft een geschil tussen een eiseres in conventie en een gedaagde in conventie, waarbij de gedaagde een bewijsopdracht had gekregen om aan te tonen dat de eiseres houder is van 15 fotoalbums. De gedaagde heeft echter geen bewijs kunnen leveren en is daarmee niet geslaagd in de bewijsopdracht. De rechtbank komt niet terug op het oordeel in het tussenvonnis, waarin reeds was beslist over de vorderingen in conventie. De subsidiaire vordering van de eiseres wordt toegewezen, maar de primaire vordering kan niet worden toegewezen omdat de gedaagde niet heeft voldaan aan de bewijsopdracht. De rechtbank heeft de wettelijke rente toegewezen vanaf de datum van de eisvermeerdering op 2 oktober 2023 en de gedaagde is grotendeels in het gelijk gesteld. De proceskosten worden aan de gedaagde toegewezen, en de eiseres moet een schadevergoeding betalen van € 12.045,20, vermeerderd met wettelijke rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/316296 / HA ZA 23-154
Vonnis van 18 september 2024
in de zaak van
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ,
advocaat: mr. A.M. Holmes,
tegen
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ,
advocaat: mr. E.L.H. Ketelings.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het (tussen)vonnis van 31 januari 2024
- de akte van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]
- de antwoordakte van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Op de vorderingen in conventie is bij vonnis van 31 januari 2024 reeds beslist. De beoordeling hierna betreft daarom alleen de vorderingen in reconventie.
In reconventie
2.2.
Bij tussenvonnis van 31 januari 2024 heeft de rechtbank aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een bewijsopdracht gegeven, inhoudende dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] middelijk of onmiddellijk houder is van de 15 fotoalbums. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft bij akte na tussenvonnis laten weten al het mogelijke bewijs al te hebben aangeleverd en heeft afgezien van nadere bewijslevering. De rechtbank heeft de onderbouwing, die [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tot het tussenvonnis heeft geleverd, al beoordeeld in het tussenvonnis. Door daarna geen bewijs te leveren voor de bewijsopdracht is [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet geslaagd in de bewijsopdracht. De primaire vordering (sub A) kan daarom niet worden toegewezen. Daarom kan in zoverre voorbij worden gegaan aan de stellingen en het bewijsaanbod van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] bij antwoordakte dat zij geen houder (meer) is van de fotoalbums.
2.3.
Uit het tussenvonnis (r.o. 4.8.2 t/m 4.9 eerste zin) volgt dan dat de subsidiaire vordering (sub C) zal worden toegewezen. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft bij antwoordakte na tussenvonnis weliswaar alsnog betwist de fotoalbums te hebben verplaatst, maar dit leidt niet tot een ander oordeel. Voor zover die stelling begrepen moet worden als een verzoek om terug te komen op de bindende eindbeslissing die de rechtbank bij het tussenvonnis heeft gegeven, heeft te gelden dat de rechtbank van een dergelijke beslissing in beginsel niet mag terugkomen. Dat is slechts anders als is gebleken dat de eerdere beslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag die bij handhaving ervan zou leiden tot een einduitspraak waarvan de rechtbank overtuigd is dat die ondeugdelijk zou zijn. De nieuwe betwisting van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] na het tussenvonnis leidt niet tot de conclusie dat sprake is van een onjuiste juridische of feitelijke grondslag. Dat heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ook niet aangevoerd. Dat zij het niet eens is met de uitkomst van de beslissing, is dus op zichzelf - zonder nadere onderbouwing - geen reden om terug te komen op een bindende eindbeslissing. De rechtbank komt dus niet terug op de bindende eindbeslissingen in het tussenvonnis.
2.4.
De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de datum dat die vordering is ingesteld, zijnde bij akte eisvermeerdering van 2 oktober 2023.
2.5.
Eveneens overeenkomstig het tussenvonnis (r.o. 4.10) zal de vordering sub B worden afgewezen.
2.6.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] worden begroot op:
- salaris advocaat
2.093,00
(3,5 punten × € 598,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.271,00
2.7.
De gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad zal als niet weersproken worden toegewezen.

3.De beslissing

De rechtbank:
in reconventie
3.1.
veroordeelt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] tot betaling aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] van een schadevergoeding van € 12.045,20, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 2 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in de proceskosten van € 2.271,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
3.3.
veroordeelt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] tot betaling van € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Driever en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2024.
MD