ECLI:NL:RBLIM:2024:8114

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
C/03/237372 / HA ZA 17-342
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak in letselschadezaak met benoeming van deskundige

In deze letselschadezaak heeft de Rechtbank Limburg op 30 oktober 2024 een tussenuitspraak gedaan. De zaak betreft een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.J. Ruiter, en een gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.S.G. Lie. De rechtbank heeft eerder tussenvonnissen uitgesproken, waaronder op 10 juli 2024, en heeft nu besloten om een gecertificeerd registerarbeidsdeskundige, P. Hulsen, te benoemen als deskundige. Beide partijen hebben ingestemd met deze benoeming. De deskundige is belast met het opstellen van een rapport waarin hij vragen beantwoordt over de opleidings- en carrièremogelijkheden van de eiser, indien de poging tot doodslag niet had plaatsgevonden. De rechtbank heeft de deskundige gevraagd om een inschatting te maken van de opleiding die de eiser mogelijk had kunnen afronden, de functie die hij zou hebben kunnen bekleden, en de bijbehorende salarissen. De deskundige moet ook rekening houden met eerdere rapporten van een psychiater en een verzekeringsgeneeskundige. De rechtbank heeft de kosten van de deskundige vastgesteld op € 11.230,00 inclusief btw en heeft bepaald dat het voorschot voorlopig in debet wordt gesteld. De partijen zijn verplicht om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige en moeten de benodigde informatie en toegang tot plaatsen verstrekken. De rechtbank heeft de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad verklaard en houdt verdere beslissingen aan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/237372 / HA ZA 17-342
Vonnis van 30 oktober 2024
in de zaak van
[eiser],
wonend te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. R.J. Ruiter;
tegen:
[gedaagde],
op het moment van dagvaarden wonend in de [woonplaats 2] ,
thans wonend te [woonplaats 3] ,
gedaagde,
advocaat mr. S.S.G. Lie.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 10 juli 2024;
  • de akte uitlating benoeming deskundige van [eiser] ;
  • de akte uitlating benoeming deskundige van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is wederom vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Beide partijen hebben verklaard akkoord te zijn met de benoeming van P. Hulsen, gecertificeerd registerarbeidsdeskundige, tot deskundige.
2.2.
Bij e-mail van 15 september 2024 heeft de heer P. Hulsen verklaard bereid en in staat te zijn het verzochte deskundigenbericht op te stellen en in verband daarmee een voorschot in rekening te brengen van € 11.230,00 inclusief btw (40 uren x € 232,00 + 21% btw).
2.3.
Ondanks daartoe bij e-mail van 17 september 2024 in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft geen van partijen zich uitgelaten over de hoogte van de door de deskundige begrote kosten, zodat de rechtbank er van uitgaat dat partijen daartegen geen bezwaar hebben.
2.4.
Het eerder aangekondigde deskundigenbericht zal nu worden bevolen. Aan de
deskundige zullen de in de beslissing vermelde vragen worden voorgelegd.
2.5.
In de vorige beslissing (van 10 juli 2024 onder 2.11.) is omtrent de kosten van de deskundige al beslist, waarnaar de rechtbank kortheidshalve verwijst.
2.6.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.7.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
2.8.
De rechtbank ziet geen aanleiding om tussentijds hoger beroep van deze tussenbeslissing toe te staan. Zij zal de beslissing over het voorschot ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen, waarbij het volgende voorop wordt gesteld:
De deskundige zal de vragen moeten beantwoorden tegen de achtergrond van de na het vonnis van 25 april 2018 bekend geworden rapporten van de deskundigen psychiater [naam psychiater] en verzekeringsgeneeskundige [naam verzekeringsgeneeskundige] .
In rov. 2.9. van het tussenvonnis van 29 maart 2023 heeft de rechtbank de bevindingen van psychiater [naam psychiater] overgenomen en tot de hare gemaakt.Concreet betekent dit dat de arbeidsdeskundige bij de beantwoording van de vragen moet uitgaan van het feit dat- psychiater [naam psychiater] , kort gezegd, geconcludeerd heeft dat:

[eiser] van jongs af aan problemen gehad heeft op school en in het sociaal maatschappelijk verkeer en dat zijn klachten in die tijd voor het grootste deel het gevolg zijn van ADHD, maar ook persoonlijkheidstrekken een rol gespeeld hebben;

[eiser] vóór de mishandeling door zijn intelligentie en sociale vaardigheden waarschijnlijk in staat was zijn leven te structureren en in de hand te houden;

bij [eiser] vóór de mishandeling een spontane verbetering van de onderliggende persoonlijkheidsstructuur of forse verbetering van de ADHD-klachten niet in de verwachting lag en de kans dat hij hulp gezocht zou hebben voor zijn klachten gering is. Het is zeer waarschijnlijk dat als de mishandeling niet zou hebben plaatsgevonden er nog steeds sprake zou zijn van ADHD-klachten;

het antwoord op de vraag of [eiser] voor de mishandeling in staat geweest zou zijn om een HBO- of universitaire studie af te ronden nauwelijks te beantwoorden is. Waarschijnlijk was hij intelligent genoeg om een dergelijke opleiding te volgen, maar er is wel plaats voor gerechtvaardigde twijfel omdat intelligentie niet genoeg is voor het succesvol afronden van een opleiding. Ook andere voorwaarden, zoals discipline, concentratie, omgaan met frustraties, zich kunnen voegen in een opleidingssituatie waarin regelmatig sprake is van autoritaire verhoudingen, rigide schema’s en eisen. Veel argumenten om te verdedigen dat een dergelijk opleiding met succes afgesloten zou zijn, zijn er niet volgens de deskundige;
-
verzekeringsgeneeskundige [naam verzekeringsgeneeskundige] voor de situatie zonder ongeval in de FML diverse beperkingen heeft opgenomen.
1. Kunt u gemotiveerd een inschatting maken of [eiser] een en, zo ja, welke opleiding zou hebben afgemaakt, indien de poging doodslag niet zou hebben plaatsgevonden en welke functie hij daarmee zou hebben kunnen hebben bekleden? Kunt u aangeven welk gemiddeld beginsalaris aan een dergelijke functie is verbonden en welk gemiddeld eindsalaris? Met welke mate van waarschijnlijkheid geeft u uw antwoorden?
Wilt u daarbij de volgende aspecten – op het moment direct voorafgaand aan de
poging doodslag – betrekken:
- de intellectuele, technische, talige, manuele en/of sociale vaardigheden van
[eiser] ;
- de door hem gevolgde opleidingen en waarom hij bepaalde opleidingen niet heeft afgemaakt;
- zijn leeftijd (toen 29 jaar);
- zijn arbeidsverleden;
- zijn gebleken motivatie en interesse;
- de opleiding en beroepswerkzaamheden van ouders en eventuele broers en zussen?
2. Kunt u gemotiveerd een inschatting maken of [eiser] , indien hij geen opleiding zou hebben afgemaakt, door werkervaring of scholing aangeboden door een werkgever een hoger opleidingsniveau bereikt zou hebben dan formeel genoten en, zo ja, welk niveau? Kunt u aangeven welk beginsalaris en welk gemiddeld eindsalaris bij dat niveau hoort? Met welke mate van waarschijnlijkheid geeft u uw antwoorden?
3. Kunt u gemotiveerd inschatten wat het carrièreverloop van [eiser] geweest zou zijn, gelet op zijn school- en arbeidsverleden, indien de poging doodslag niet zou hebben plaatsgevonden, en hij geen opleiding of scholing via een werkgever zou hebben afgemaakt? Welk gemiddeld beginsalaris en gemiddeld eindsalaris zou hij verdiend hebben? Met welke mate van waarschijnlijkheid geeft u uw antwoorden?
4. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
3.2.
benoemt tot deskundige:
P. Hulsen, werkzaam bij Heling & Partners als
gecertificeerd registerarbeidsdeskundige en geregistreerd gerechtelijk deskundige;
correspondentieadres: Aar 1, 9406 GA Assen;
telefoon: 06 – 54 25 49 13 / 0592 – 39 46 46 (kantoor);
e-mailadres: p.hulsen@heling.nl;
het voorschot
3.3.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 11.230,00 inclusief btw;
3.4.
legt aan [gedaagde] geen voorschot op, doch stelt het voorschot voorlopig in debet en wijst [gedaagde] thans wel reeds op het bepaalde in artikel 244 Rv;
het onderzoek
3.5.
bepaalt dat [eiser] zijn procesdossier in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen,
3.6.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.7.
wijst de deskundige er op dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie);
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn;
3.8.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek;
het schriftelijk rapport
3.9.
draagt de deskundige op om uiterlijk drie maanden na deze beslissing een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie;
3.10.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd;
  • dat de deskundige [eiser] in de gelegenheid moet stellen om gebruik te maken van zijn inzage- en blokkeringsrecht als bedoeld in art. 7:464 lid 2 onder b BW en, indien [eiser] als eerste kennis wenst te nemen van het deskundigenrapport, een concept van dat rapport aan [eiser] (eventueel onder gesloten couvert via zijn advocaat) moet toesturen en [eiser] daarbij een termijn van twee weken moet bieden om aan te geven of [eiser] gebruik wil maken van zijn blokkeringsrecht (waarbij [eiser] zich van commentaar op het concept moet onthouden);
  • dat, indien [eiser] binnen die termijn mededeelt gebruik te maken van zijn blokkeringsrecht, de deskundige de werkzaamheden onmiddellijk moet staken en dit aan de rechtbank moet mededelen;
  • dat, indien [eiser] geen gebruik maakt van zijn inzage- of blokkeringsrecht, de deskundige het concept van het deskundigenrapport aan de advocaten van partijen moet toezenden;
3.11.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren;
overige bepalingen
3.12.
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
  • indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voort procederen aan beide zijden op een termijn van twee weken of
  • na ontvangst ter griffie van het deskundigenbericht: voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van beide partijen op een termijn van vier weken;
3.13.
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad;
3.14.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman, rechter, en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: MT