ECLI:NL:RBLIM:2024:8052

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
11 november 2024
Zaaknummer
11316138 \ CV EXPL 24-5086
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over ontruiming van bedrijfsruimte en afhankelijke bedrijfswoning wegens huurachterstand

In deze zaak heeft InBev Nederland N.V. een kort geding aangespannen tegen H.O.D.N. wegens huurachterstand. De huurovereenkomst tussen partijen bestaat sinds 1 oktober 2020 en betreft een bedrijfsruimte en een afhankelijke bedrijfswoning. InBev Nederland stelt dat de gedaagde een huurachterstand heeft van meer dan vijf maanden, wat volgens hen een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst rechtvaardigt. InBev Nederland vordert in kort geding de ontruiming van de gehuurde ruimte, betaling van de huurachterstand, en vergoeding van kosten en rente.

De gedaagde is niet verschenen op de mondelinge behandeling, en de kantonrechter heeft verstek verleend. De rechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang voor InBev Nederland, gezien de aard van de vordering en het uitblijven van betalingen. De kantonrechter heeft de vorderingen van InBev Nederland grotendeels toegewezen, met uitzondering van de gevraagde machtiging voor zelf ontruiming, wat in strijd zou zijn met de wet. De ontruimingstermijn is vastgesteld op twee weken na betekening van het vonnis. De gedaagde is ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 2.222,97. Het vonnis is uitgesproken op 8 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 11316138 \ CV EXPL 24-5086
Vonnis in kort geding van 8 november 2024
in de zaak van
INBEV NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Breda,
eisende partij,
hierna te noemen: InBev Nederland,
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde]
H.O.D.N. [handelsnaam],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 5,
- de mondelinge behandeling van 1 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen
zijn gemaakt,
- de verstekverlening tegen [gedaagde] .

2.De feiten

2.1.
Tussen InBev Nederland en [gedaagde] bestaat sinds 1 oktober 2020 een huurovereenkomst voor de bedrijfsruimte (op de begane grond) en afhankelijke bedrijfswoning (op de verdiepingen) aan de [adres] te [vestigingsplaats] . De tussen partijen overeengekomen huurprijs bedroeg tot en met oktober € 4.476,79 per maand. Per 1 november 2024 bedraagt de huurprijs € 4.622,04 per maand.

3.Het geschil

3.1.
InBev Nederland stelt dat [gedaagde] een huurachterstand heeft laten ontstaan van ruim 5 maanden. Deze tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst rechtvaardigt volgens InBev Nederland ontbinding van de huurovereenkomst. Daarop vooruitlopend vordert zij daarom in kort geding - samengevat -:
- ontruiming van de gehuurde bedrijfsruimte (op de begane grond) en afhankelijke
bedrijfswoning (op de verdiepingen) aan de [adres] te [vestigingsplaats] ,
- veroordeling tot betaling van de huurachterstand en een boete, totaal € 20.571,35,
- veroordeling tot betaling van de (toekomstige) huur/gebruiksvergoeding tot aan het
moment van ontruiming,
- veroordeling tot betaling van de buitengerechtelijke kosten,
- veroordeling tot vergoeding van rente en proceskosten.

4.De beoordeling

Verstekverlening
4.1.
[gedaagde] is niet op de mondelinge behandeling verschenen. Uit het exploot van dagvaarding is gebleken dat [gedaagde] correct en tijdig is opgeroepen voor de zitting van 1 november 2024. Aangezien ook de overige bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht zijn genomen, is verstek verleend tegen [gedaagde] .
Spoedeisend belang
4.2.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als InBev Nederland daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat spoedeisend belang is gelet op de aard van de vordering (ontruiming wegens huurachterstand) gegeven. Tijdens de mondelinge behandeling heeft InBev Nederland toegelicht dat ondanks herhaalde betalingsherinneringen iedere betaling is uitgebleven. De huurpenningen van oktober 2024 en november 2024 zijn ook niet betaald. Gelet op deze omstandigheden kan geoordeeld worden dat [gedaagde] ook de toekomstige huurpenningen niet zal betalen en dat InBev Nederland er belang bij heeft om haar toekomstige schade te beperken.
Overige vorderingen
4.3.
De vorderingen komen de kantonrechter voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat zij worden toegewezen, behoudens het navolgende.
Ontruimingstermijn
4.4.
De gevorderde ontruimingstermijn van drie dagen na betekening van dit vonnis wordt niet gevolgd. Er zal een redelijke ontruimingstermijn van twee weken gehanteerd moeten worden.
InBev Nederland krijgt geen machtiging om zelf de ontruiming te bewerkstelligen
4.5.
InBev Nederland heeft een machtiging gevorderd om zelf de ontruiming te bewerkstelligen op kosten van [gedaagde] . Deze vordering zal worden afgewezen. In de wet staat namelijk dat de gedwongen ontruiming gebeurt door een deurwaarder. Een machtiging aan InBev Nederland om zelf te zorgen voor de ontruiming zou met deze regel in strijd zijn en, gelet op de bevoegdheden van de deurwaarder, ook overbodig. Als [gedaagde] de bedrijfsruimte en afhankelijke bedrijfswoning niet zelf verlaat, dan zal InBev Nederland na de betekening van dit vonnis op grond van de wet de deurwaarder in moeten (en kunnen) schakelen om [gedaagde] te dwingen het pand te verlaten (artikelen 555 Rv en verder, in samenhang met artikel 444 Rv).
Proceskosten
4.6.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van InBev Nederland N.V. worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
135,97
- griffierecht
1.409,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.222,97

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de bedrijfsruimte op de begane grond en afhankelijke bedrijfswoning op de verdiepingen, aan de [adres] te [vestigingsplaats] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van InBev Nederland zijn, en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking aan InBev Nederland te stellen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om te betalen aan InBev Nederland een bedrag van
€ 23.220,26 aan achterstallige huur, rente en buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de rente van 12% per jaar over het bedrag van € 19.071,35 vanaf
1 oktober 2024 tot aan de dag dat de volledige vordering is voldaan,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan InBev Nederland van € 4.476,79 per maand, zijnde huur of gebruiksvergoeding, voor iedere maand of gedeelte daarvan die vanaf 1 oktober 2024 tot het tijdstip van ontruiming mocht verstrijken of zijn ingegaan,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.222,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T. Dohmen en in het openbaar uitgesproken op
8 november 2024.
FK