Uitspraak
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 1 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft InBev Nederland N.V. een kort geding aangespannen tegen H.O.D.N. wegens huurachterstand. De huurovereenkomst tussen partijen bestaat sinds 1 oktober 2020 en betreft een bedrijfsruimte en een afhankelijke bedrijfswoning. InBev Nederland stelt dat de gedaagde een huurachterstand heeft van meer dan vijf maanden, wat volgens hen een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst rechtvaardigt. InBev Nederland vordert in kort geding de ontruiming van de gehuurde ruimte, betaling van de huurachterstand, en vergoeding van kosten en rente.
De gedaagde is niet verschenen op de mondelinge behandeling, en de kantonrechter heeft verstek verleend. De rechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang voor InBev Nederland, gezien de aard van de vordering en het uitblijven van betalingen. De kantonrechter heeft de vorderingen van InBev Nederland grotendeels toegewezen, met uitzondering van de gevraagde machtiging voor zelf ontruiming, wat in strijd zou zijn met de wet. De ontruimingstermijn is vastgesteld op twee weken na betekening van het vonnis. De gedaagde is ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 2.222,97. Het vonnis is uitgesproken op 8 november 2024.