ECLI:NL:RBLIM:2024:8032

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
11156517 \ CV EXPL 24-2975
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 6 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stienstra Wonen 4 B.V. en twee gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], die sinds 1 april 2023 een woning huren van Stienstra. De huurprijs bedraagt € 1.175,00 per maand, maar de gedaagden hebben een huurachterstand opgebouwd van € 5.875,00 op het moment van dagvaarden. Stienstra heeft hen een veertiendagenbrief gestuurd om hen te wijzen op de achterstand en de buitengerechtelijke incassokosten van € 577,78. De gedaagden zijn niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling op 24 september 2024.

Stienstra vorderde de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De kantonrechter oordeelde dat de huurders tekortgeschoten zijn in hun betalingsverplichtingen, wat voldoende grond biedt voor ontbinding van de huurovereenkomst. De kantonrechter heeft de vordering van Stienstra toegewezen, waarbij de gedaagden werden veroordeeld om de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en het verschuldigde bedrag van € 6.452,78 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens zijn de gedaagden in de proceskosten veroordeeld.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand meer dan drie maanden bedraagt, wat de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De gedaagden zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de huurachterstand en de proceskosten, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11156517 \ CV EXPL 24-2975
Vonnis van 6 november 2024
in de zaak van
STIENSTRA WONEN 4 B.V.,
gevestigd te Heerlen,
eisende partij,
hierna te noemen: Stienstra,
gemachtigde: Hafkamp Groenewegen Gerechtsdeurwaarders,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonend te [woonplaats] ,
gedaagde partij sub 1,
hierna te noemen: [gedaagde sub 1] ,
procederend in persoon,

2.2. [gedaagde sub 2] ,

wonend te [woonplaats] ,
gedaagde partij sub 2,
hierna te noemen: [gedaagde sub 2] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 29 mei 2024 met producties 1 tot en met 6
- de schriftelijke weergave van het mondeling antwoord van [gedaagde sub 1]
- de brief van 24 juli 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- het door Stienstra ten behoeve van de mondelinge behandeling in het geding gebrachte aanvullend stuk
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 september 2024. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn daarbij niet verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat ter zitting naar voren is gebracht.
1.3.
Daarna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] huren sinds 1 april 2023 van Stienstra de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . De huurprijs bedraagt € 1.175,00 per maand en moet zijn voldaan vóór of op de eerste dag van de maand.
2.2.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben een huurachterstand laten ontstaan. Deze bedroeg op het moment van dagvaarden € 5.875,00, berekend tot 28 mei 2024.
2.3.
Stienstra heeft [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] een zogenoemde veertiendagenbrief d.d.
1 februari 2024 gestuurd. In die brief heeft Stienstra gewezen op de huurachterstand
(€ 3.525,00) en heeft Stienstra, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de buitengerechtelijke incassokosten ad € 577,78 inclusief btw in het vooruitzicht gesteld.

3.Het geschil

3.1.
Stienstra vordert -samengevat- dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst zal ontbinden en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zal veroordelen:
  • tot het verlaten, ontruimen en ontruimd houden van het gehuurde en het gehuurde met personen en zaken onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Stienstra te stellen binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis;
  • tot betaling van € 6.452,78 (€ 5.875,00 hoofdsom + € 577,78 buitengerechtelijke incassokosten) te vermeerderen met de wettelijke rente over € 5.875,00 vanaf
28 mei 2024 tot en met dag van algehele voldoening;
  • tot betaling van € 1.175,00, onder voorbehoud van de eventuele (wettelijk) toegestane huurverhogingen, per maand aan huur c.q. gebruikersvergoeding voor elke verstreken of ingegane maand vanaf 1 juni 2024 tot de ontruiming;
  • in de proceskosten.
3.2.
Stienstra legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zich in ernstige mate schuldig hebben gemaakt aan wanbetaling van de huurpenningen en inclusief de maand mei 2024 een huurachterstand hebben van € 5.875,00.
3.3.
[gedaagde sub 1] erkent de huurachterstand. [gedaagde sub 1] voert aan dat deze is ontstaan door persoonlijke omstandigheden. Hij wil de achterstand in termijnen voldoen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt vast dat ten aanzien van de niet verschenen [gedaagde sub 2] de voorgeschreven formaliteiten en termijnen in acht zijn genomen. Ingevolge het bepaalde in artikel 140 Rv wordt tegen deze partij verstek verleend en wordt, nu [gedaagde sub 1] in de procedure is verschenen, tussen partijen één vonnis gewezen, dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
De vordering ten aanzien van [gedaagde sub 2]
4.2.
De vordering ten aanzien van [gedaagde sub 2] komt de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor en zal worden toegewezen.
De vordering ten aanzien van [gedaagde sub 1]
4.3.
De kantonrechter stelt voorop dat het tot de verplichtingen van de huurders, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , behoort om de verschuldigde huurpenningen tijdig te voldoen.
4.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Stienstra een overzicht overgelegd van de actuele huurachterstand. Volgens het overzicht bedraagt de huurachterstand tot en met september 2024 € 7.212,49. Stienstra heeft haar eis niet gewijzigd, zodat op de vordering als onder 3.1. geformuleerd dient te worden beslist.
4.5.
[gedaagde sub 1] heeft de huurachterstand tot en met mei 2024 van € 5.875,00 erkend. Door persoonlijke omstandigheden is een achterstand in de betaling van de huur ontstaan. [gedaagde sub 1] voert aan dat hij op 6 juni 2024 een bedrag van € 3.500,00 heeft overgemaakt aan Stienstra en dat hij en [gedaagde sub 2] het nog openstaande bedrag op korte termijn zullen betalen. [gedaagde sub 1] heeft toegezegd een kopie van de betalingsbewijzen zo ook van de machtiging dat hij ook namens [gedaagde sub 2] is verschenen aan de kantonrechter toe sturen. [gedaagde sub 1] heeft dat echter allemaal niet gedaan.
4.6.
[gedaagde sub 1] heeft weliswaar aangevoerd (meer) betalingen te zullen verrichten maar uit niets is gebleken dat hij dat ook daadwerkelijk heeft gedaan. Daardoor is evenmin gebleken dat de huurachterstand is verminderd of in haar geheel is ingelost. De stelplicht en bewijslast van betalingen rust op de schuldenaar, de huurders dus, in dit geval [gedaagde sub 1] . Naar het oordeel van de kantonrechter leiden de door [gedaagde sub 1] aangevoerde feiten en omstandigheden niet tot een ander oordeel. De financiële onmacht en persoonlijke situatie liggen immers in de risicosfeer van [gedaagde sub 1] en doen aan de betalingsverplichting jegens Stienstra niet af. Het nadien betalen van (een deel) van de huurachterstand maakt de tekortkoming niet ongedaan.
4.7.
De kantonrechter oordeelt op grond van het voorgaande dan ook dat [gedaagde sub 1] tekortgeschoten is in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen tegenover Stienstra. Deze tekortkoming in de nakoming is ernstig genoeg om ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde te rechtvaardigen aangezien sprake is van een huurachterstand die (ten tijde van de dagvaarding) meer dan drie maanden bedroeg. Dit betekent dat de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde zal worden toegewezen.
4.8.
[gedaagde sub 1] zal de huurbetalingsverplichtingen moeten nakomen tot en met de maand waarin hij en [gedaagde sub 2] het gehuurde verlaten, reden waarom ook de vordering tot betaling van (een vergoeding gelijk aan) de huurprijs vanaf 1 juni 2024 tot het tijdstip van ontruiming zal worden toegewezen.
4.9.
Stienstra maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Stienstra heeft aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op 1 februari 2024 een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is overeenkomstig de daarvoor geldende tarieven. Dit betekent dat [gedaagde sub 1] aan Stienstra moet betalen (berekend tot en met mei 2024):
Huurachterstand € 5.875,00
Buitengerechtelijke incassokosten € 577,78
Totaal € 6.452,78.
4.10.
Over de huurachterstand vordert Stienstra de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW. Nu [gedaagde sub 1] tegen de verschuldigdheid daarvan geen verweer heeft gevoerd en hij in verzuim verkeert, zal de wettelijke rente worden toegewezen over € 5.875,00 met ingang van 28 mei 2024.
4.11.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van Stienstra betalen. Deze worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
138,81
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.475,81
Omdat [gedaagde sub 1] wel en [gedaagde sub 2] niet in de procedure is verschenen, komt het salarispunt van € 339,00 voor de mondelinge behandeling alleen voor rekening van [gedaagde sub 1] , ook al is hij daar zelf niet verschenen.
4.12.
De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen Stienstra en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres] te [woonplaats] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om voormelde woning binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis met alle personen en zaken die zich van de kant van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in en om het gehuurde bevinden, te verlaten en te ontruimen en ontruimd te houden en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Stienstra te stellen,
5.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk om aan Stienstra tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 6.452,78 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 5.875,00 vanaf 28 mei 2024 tot en met de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk om aan Stienstra tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 1.175,00 per maand of gedeelte van de maand, of zoveel hoger als bij een wettelijke huurverhoging zou zijn toegelaten aan lopende huur dan wel gebruiksvergoeding, voor iedere ingegane maand vanaf 1 juni 2024 tot aan het tijdstip van de ontruiming,
5.5.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de proceskosten die aan de kant van Stienstra tot en met de dagvaarding zijn begroot op € 1.475,81, waarbij geldt dat:
  • [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk gehouden zijn om daarvan € 1.136,81 te betalen; en
  • [gedaagde sub 1] daar bovenop 1 salarispunt van € 339,00 aan gemachtigdensalaris moet betalen,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2024.
MW