In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 6 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stienstra Wonen 4 B.V. en twee gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], die sinds 1 april 2023 een woning huren van Stienstra. De huurprijs bedraagt € 1.175,00 per maand, maar de gedaagden hebben een huurachterstand opgebouwd van € 5.875,00 op het moment van dagvaarden. Stienstra heeft hen een veertiendagenbrief gestuurd om hen te wijzen op de achterstand en de buitengerechtelijke incassokosten van € 577,78. De gedaagden zijn niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling op 24 september 2024.
Stienstra vorderde de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De kantonrechter oordeelde dat de huurders tekortgeschoten zijn in hun betalingsverplichtingen, wat voldoende grond biedt voor ontbinding van de huurovereenkomst. De kantonrechter heeft de vordering van Stienstra toegewezen, waarbij de gedaagden werden veroordeeld om de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en het verschuldigde bedrag van € 6.452,78 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens zijn de gedaagden in de proceskosten veroordeeld.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand meer dan drie maanden bedraagt, wat de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De gedaagden zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de huurachterstand en de proceskosten, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.