In deze zaak vordert de eiseres, die in een affectieve relatie heeft gestaan met de gedaagde, betaling van een bedrag van € 8.000,00 op basis van een schuldbekentenis. De partijen hebben van september 2013 tot januari 2021 een relatie gehad en hebben in januari 2022 een overeenkomst ondertekend waarin de gedaagde zich verplichtte om het bedrag te betalen na de verkoop van een woning. De eiseres heeft de gedaagde gesommeerd om het bedrag te voldoen, maar de gedaagde heeft dit nagelaten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst rechtsgeldig is en dat de vordering opeisbaar is, aangezien de woning in Frankrijk in december 2023 is verkocht. De kantonrechter heeft het verweer van de gedaagde, dat de schuldbekentenis niet vrijwillig tot stand is gekomen, niet gehonoreerd, omdat er geen rechtsgevolgen aan zijn verweer zijn verbonden. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 6 november 2024.