ECLI:NL:RBLIM:2024:8025

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
11056879 \ CV EXPL 24-1969
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgpremie en verjaring van de rechtsvordering

In deze zaak heeft N.V. Univé Zorg, gevestigd te Arnhem, een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij die in persoon procedeert. De vordering betreft een bedrag van € 281,70, bestaande uit een hoofdsom van € 93,76, vervallen rente en buitengerechtelijke kosten. Univé stelt dat de gedaagde in gebreke is met de betaling van zorgpremies, het eigen risico en/of de eigen bijdrage. De gedaagde heeft verweer gevoerd en aangevoerd dat de vordering is verjaard en dat zij geen aanmaningen van Univé heeft ontvangen.

De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de ingediende stukken, waaronder de dagvaarding, de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord, de conclusie van repliek en de schriftelijke weergave van de mondelinge dupliek. De rechter heeft vastgesteld dat Univé op 10 juni 2016 een factuur heeft gestuurd, die op 26 juni 2016 opeisbaar werd. De gedaagde heeft betwist dat zij de aanmaningen heeft ontvangen, waardoor niet is komen vast te staan dat de verjaring is gestuit. De rechter heeft geoordeeld dat de vordering van Univé moet worden afgewezen, omdat de gedaagde succesvol heeft betoogd dat de vordering is verjaard.

Daarnaast heeft de rechter Univé veroordeeld tot betaling van de verletkosten aan de gedaagde, omdat de vordering van Univé is afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. R.P.J. Quaedackers op 6 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11056879 \ CV EXPL 24-1969
Vonnis van 6 november 2024
in de zaak van
N.V. UNIVÉ ZORG,
gevestigd te Arnhem,
eisende partij,
hierna te noemen: Univé,
gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord
- de conclusie van repliek
- de schriftelijke weergave van de mondelinge dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

[gedaagde] heeft met Univé een zorgovereenkomst gesloten.

3.Het geschil

3.1.
Univé vordert na vermindering van eis - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 281,70, bestaande uit € 93,76 aan hoofdsom, € 101,96 aan vervallen rente tot 20 maart 2024, € 85,98 aan vergoeding buitengerechtelijke kosten inclusief de daarover verschuldigde btw en vermeerderd met de proceskosten. [gedaagde] is volgens Univé in gebreke met betaling van de zorgpremie, het eigen risico en/of de eigen bijdrage.
3.2.
[gedaagde] is op de rolzitting verschenen en voert verweer. [gedaagde] voert aan dat de vordering van Univé is verjaard en dat zij nimmer brieven dan wel aanmaningen van Univé heeft ontvangen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Univé heeft in productie 5 bij haar conclusie van repliek de componenten van haar vordering op [gedaagde] gespecificeerd, namelijk bestaande uit de onbetaald gelaten zorgkosten met declaratienummers 46517419 en 48874470, totaal zijnde € 94,19. In haar conclusie van repliek heeft Univé bij akte haar eis verminderd voor wat betreft het restant van declaratienummer 46517419 van € 0,43, zodat aan hoofdsom een bedrag resteert van € 93,76. Als productie 6 bij de conclusie van repliek heeft Univé de factuur overgelegd van declaratienummer 48874470. Deze factuur is van 10 juni 2016.
4.2.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat de vordering van Univé is verjaard.
4.3.
Op grond van artikel 3:307 lid 1 BW verjaart een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis uit een overeenkomst tot een geven of een doen door verloop van vijf jaren na aanvang van de dag, volgend op die waarop de vordering opeisbaar is geworden. Artikel 3:317 lid 1 BW bepaalt dat een verjaring wordt gestuit door onder meer een schriftelijke aanmaning.
4.4.
Univé heeft [gedaagde] op 10 juni 2016 een factuur gestuurd voor declaratie 48874470. Op deze factuur is aangegeven dat betaling uiterlijk op 25 juni 2016 door Univé ontvangen moet zijn. De vordering is dan op 26 juni 2016 opeisbaar geworden. Gelet daarop dient vast komen te staan dat uiterlijk op 25 juni 2021 een stuitingshandeling heeft plaatsgevonden, wil deze vordering toewijsbaar zijn.
4.5.
Univé heeft als productie 7 bij de conclusie van repliek de schriftelijke aanmaningen overgelegd van 9 januari 2019 en 4 juli 2023. [gedaagde] heeft bij conclusie van dupliek gemotiveerd betwist dat zij deze brieven heeft ontvangen. Nu daarmee niet is komen vast te staan dat deze brieven aan [gedaagde] zijn verzonden zodanig dat zij ze ook heeft ontvangen, slaagt het beroep van [gedaagde] op verjaring. Dat betekent dat de vordering van Univé zal worden afgewezen.
4.6.
Omdat de gevorderde hoofdsom wordt afgewezen, treffen de nevenvorderingen van Univé (rente en buitengerechtelijke incassokosten) hetzelfde lot.
4.7.
Univé wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden tot aan dit vonnis begroot op 2 x € 50,00 aan verletkosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van Univé af,
5.2.
veroordeelt Univé tot betaling aan [gedaagde] van de verletkosten van € 100,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2024.
VC