ECLI:NL:RBLIM:2024:7931

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
03/337434-23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door roekeloos rijgedrag onder invloed van alcohol

Op 6 november 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 december 2023 betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval. De verdachte, geboren in 1991, reed onder invloed van alcohol met een bloedalcoholgehalte van 1,29 milligram per milliliter bloed. Tijdens de rit, die begon na een kerstborrel, heeft hij zich roekeloos gedragen door veel te hard te rijden en de controle over zijn voertuig te verliezen, wat resulteerde in een botsing met een boom. De bijrijder, [slachtoffer], overleed ter plaatse aan zijn verwondingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een hoge mate van schuld had aan het ongeval, ondanks de verdediging die stelde dat de bijrijder ook verantwoordelijk was door zijn gedrag. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en legde de verdachte een gevangenisstraf van twaalf maanden op, waarvan vier jaar rijontzegging. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 15.000,00 toegewezen aan de benadeelde partij, het minderjarige kind van het slachtoffer, voor affectieschade.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/337434-23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 november 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1991,
wonende te [adres] ,
hierna: de verdachte.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. I. Wudka, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 23 oktober 2024. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
[benadeelde partij] , het minderjarige kind van het slachtoffer [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partij is op de zitting gehoord mr. F.E.L. Teerling, advocaat kantoorhoudende te Heerlen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte op 16 december 2023 in Maastricht:
primair:
als bestuurder van een personenauto zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor [slachtoffer] werd gedood, welke gedragingen roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend waren;
subsidiair
feit 1:een personenauto heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte in zijn bloed 1,29 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
feit 2:als bestuurder van een voertuig gevaar op de weg heeft veroorzaakt.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde. Zij is van oordeel dat de verdachte een zeer hoge mate van schuld heeft aan het verkeersongeval dat tot de dood van [slachtoffer] heeft geleid. Zijn gedragingen moeten als zeer onoplettend en onvoorzichtig worden aangemerkt. Daar komt bij dat hij onder invloed verkeerde van alcohol en dat hij gedurende de rit op verschillende momenten veel harder heeft gereden dan de toegestane maximum snelheid.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde. De verdediging heeft betoogd dat de verdachte aan het ongeval geen schuld had als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW1994). Toen [slachtoffer] zijn hand op het been van de verdachte legde, heeft de verdachte de macht over het stuur verloren en is in een slip geraakt, waardoor het voertuig uiteindelijk tegen een boom tot stilstand is gekomen. Voorts is niet voldaan aan het voor artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 geldende vereiste van dubbele causaliteit. [slachtoffer] had, zo blijkt uit het onderzoek, zijn veiligheidsgordel niet om. Het zal altijd een vraag blijven of hij het ongeval had overleefd als hij deze wél had gedragen.
Met betrekking tot de subsidiair ten laste gelegde feiten heeft de verdediging geen verweer gevoerd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende.
Bewijsmiddelen
Op 16 december 2023 omstreeks 01.00 uur heeft bij de kruising [straatnaam 1] - [straatnaam 2] in Maastricht een eenzijdig verkeersongeval plaatsgevonden. De verdachte reed als bestuurder van zijn personenauto, een witte [automerk] , over de [straatnaam 3] , komende uit de richting van de [straatnaam 4] en gaande in de richting van de [straatnaam 1] . [slachtoffer] zat als passagier op de bijrijdersplaats in de auto. Bij de kruising [straatnaam 1] - [straatnaam 2] is de personenauto in botsing gekomen met een boom die op het trottoir stond. [slachtoffer] is hierbij om het leven gekomen. [2]
Onderzoek van het bloed van de verdachte, op 16 december 2023 om 02.08 uur afgenomen, heeft uitgewezen dat het ethanolgehalte 1,29 milligram per milliliter bloed bedroeg. [3]
Op 16 december 2023 omstreeks 01.40 uur is op de plaats van het ongeval forensisch onderzoek naar het verkeersongeval gestart.
Er kon met zekerheid worden vastgesteld dat door de bijrijder geen gebruik was gemaakt van de autogordel. [4]
Voorts is onderzoek verricht naar de door de [automerk] gereden snelheid vlak voor het ongeval. Daarbij is gebruik gemaakt van twee verschillende methodes. Uit de snelheidsberekening met behulp van de camerabeelden over de afstand van het reparatievlak tot aan de boom volgt een indicatieve gemiddelde snelheid van 84 kilometer per uur; op basis van de bandensporen op de weg zijn - rekening houdend met een blokkeervertraging - snelheidsberekeningen gemaakt, waarbij de minimale indicatieve naderingssnelheid van de [automerk] ongeveer 83 kilometer per uur bedraagt. [5]
Het ongeval is ontstaan doordat de verdachte, al dan niet uitsluitend door een te hoge snelheid, niet in staat bleek het verloop van de rijbaan te volgen c.q. zijn voertuig onder controle te houden. De verdachte had het ongeval kunnen voorkomen door zich te houden aan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur. Hierdoor had de verdachte meer tijd gehad om te reageren en had hij door te remmen voor de boom tot stilstand kunnen komen.
Het is onbekend of de bijrijder het ongeval zou hebben overleefd, indien hij een gordel om had gehad. [6]
De forensisch arts heeft door onderzoek vastgesteld dat [slachtoffer] ter plaatse is overleden aan zijn verwondingen, die bestonden uit ernstig schedel- en hersenletsel, waaronder vermoedelijk een schedelbasisfractuur. [7]
De verdachte heeft ter terechtzitting over het verloop van die bewuste avond onder andere het volgende verklaard:
“Ik heb [slachtoffer] ( [slachtoffer] ) aangeboden hem met de auto naar huis te brengen. Ik heb zeven biertjes en twee shotjes gedronken. Ik dacht dat ik in staat was om te rijden, maar ik weet achteraf dat dit niet zo was. Het was de leukste kerstborrel ooit en we waren in feeststemming. Toen we in de auto stapten, zetten we muziek op. De feeststemming zat er nog in. [slachtoffer] heeft me de aanwijzingen gegeven hoe ik naar zijn huis kon rijden. Ik heb me laten opjutten om op verschillende stukken te hard te rijden om te laten zien wat de auto kon. Dat begon met het gaspedaal volledig indrukken bij het optrekken zodat je werd teruggedrukt in je stoel. En daarna doortrekken waar het kon. Dat was eerst op de snelweg. In de tunnels heb ik me aan de snelheid gehouden in verband met de trajectcontroles. Op de [straatnaam 5] heb ik weer doorgetrokken en ook op de [straatnaam 6] omhoog heb ik doorgetrokken.
Omdat we toen in de bebouwde kom terugkwamen, zei ik dat ik snelheid ging terugnemen. [slachtoffer] trok toen nog aan de handrem op het stukje van de [straatnaam 6] naar de [straatnaam 7] . De achterkant van de auto brak uit, maar ik kon de handrem lostrekken en kreeg de auto weer onder controle. Even later vroeg [slachtoffer] of ik nog een keer wilde doortrekken en dat heb ik gedaan. Hij zei: “Dat kan harder” en hij legde toen zijn hand op mijn been. Ik ben daarvan geschrokken, ik raakte in een slip, en voor ik het wist stond de auto tegen een boom en lag [slachtoffer] over mijn benen heen met een bloedend hoofd.”
Bewijsoverwegingen
Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 WVW1994 te kunnen komen, moet worden bewezen dat de verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld te wijten is dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Voor het bewijs van deze schuld is een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid vereist. Een bewezenverklaring van artikel 6 WVW 1994 kan alleen volgen, als uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte op zijn minst aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend is geweest. Schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 kan niet uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregel(s) in het verkeer worden afgeleid. Bij de beoordeling daarvan komt het volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 WVW1994 geldt tevens een dubbel causaliteitsvereiste: enerzijds een causaal verband tussen de schuld van de verdachte en het verkeersongeval en anderzijds tussen het verkeersongeval en het letsel.
Op grond van de feiten en omstandigheden zoals die blijken uit voormelde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot de volgende overwegingen.
Mate van schuld
Het is een feit van algemene bekendheid dat alcohol het reactievermogen negatief beïnvloedt. Het kan niet anders dan dat ook de verdachte dit wist. Toch is hij onder invloed van een grote hoeveelheid alcohol achter het stuur gekropen. Hij heeft gedurende de rit enkele malen hard opgetrokken en heeft, om te laten zien wat zijn auto in huis had, meermalen te hard gereden. Hij zou volgens zijn eigen verklaring in de bebouwde kom snelheid hebben geminderd, maar reed desondanks, zo blijkt uit de verkeersongevallenanalyse, direct voorafgaand aan het ongeval nog steeds veel harder dan ter plaatse was toegestaan. Dit heeft erin geresulteerd dat de verdachte de macht over het stuur is kwijtgeraakt en tegen een boom is gebotst.
De rechtbank merkt het hiervoor beschreven rijgedrag van de verdachte aan als zeer onvoorzichtig. Daarmee is voldaan aan het schuldbegrip van artikel 6 WVW1994.
Dubbele causaliteit
Dat de verdachte niet door de te hoge snelheid en het alcoholgehalte in zijn bloed maar door de hand van [slachtoffer] op zijn been de macht over het stuur zou zijn verloren, acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk.
Bij de botsing tegen de boom heeft [slachtoffer] letsel opgelopen waaraan hij is overleden. Daarmee is voldaan aan de vereiste dubbele causaliteit. Dat niet met zekerheid is vast te stellen dat [slachtoffer] ook aan zijn letsel zou zijn overleden als hij de gordel had gedragen, doet hieraan niet af.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
primair
op 16 december 2023 in de gemeente Maastricht, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmede rijdende over de weg, [straatnaam 3] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten: [slachtoffer] werd gedood,
welke gedragingen zeer onvoorzichtig waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte,
terwijl hij verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank,
heeft gereden met een minimale snelheid van 83 kilometer per uur, zijnde een hogere snelheid dan de voor hem aldaar geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en (daarbij) niet het verloop van de rijbaan heeft gevolgd en de controle over zijn voertuig is verloren, ten gevolge waarvan hij met het door hem bestuurde motorrijtuig in botsing is gekomen met een boom,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994: bij onderzoek bleek het alcoholgehalte van zijn bloed 1,29 milligram, alcohol per milliliter bloed te zijn.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
primair
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van deze wet en terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat de schuldige een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf van 3 jaren op te leggen, waarvan 1 jaar voorwaardelijk. Daarnaast heeft zij gevorderd aan de verdachte een rijontzegging op te leggen voor de duur van vier jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, onder verwijzing naar het reclasseringsadvies van 17 oktober 2024 en het rapport medische informatie van Zorg van de Zaak, verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De gevolgen van het ongeval zijn ook voor de verdachte groot. Hij is zijn baan kwijt en is nog steeds emotioneel in de war. Hij heeft spijt, en is zich volledig bewust van wat het ongeval voor de nabestaanden van het slachtoffer heeft teweeggebracht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft onder invloed van een grote hoeveelheid alcohol veel te hard gereden en is daardoor de macht over het stuur verloren en tegen een boom aangebotst. Zijn bijrijder, [slachtoffer] , is ten gevolge van dit ongeval overleden.
De verdachte had moeten weten dat hij te veel had gedronken om nog verantwoord te rijden, maar hij is toch achter het stuur gaan zitten. Hij heeft zelfs aangeboden iemand anders, [slachtoffer] , thuis te brengen. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan. Hij heeft immers ten opzichte van andere weggebruikers en ten opzichte van zijn passagier geen enkel verantwoordelijkheidsgevoel getoond. In plaats daarvan heeft hij ‘in feeststemming’ meermalen het gas fors ingedrukt. Het risico dat zijn gedrag voor andere verkeersdeelnemers, maar ook voor hemzelf en zijn passagier met zich bracht, heeft zich helaas gerealiseerd. De rechtbank kan hier geen andere dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tegenover stellen.
De rechtbank zal in het voordeel van de verdachte meewegen dat hij meermalen, ook op zitting, spijt heeft betuigd aan de nabestaanden. De verdachte heeft inzicht getoond in het laakbare van zijn handelen. Hij is zich ervan bewust dat door zijn toedoen ouders hun zoon zijn kwijtgeraakt en dat een kind haar vader is kwijtgeraakt.
Ook in het leven van de verdachte zelf heeft het verkeersongeval diepe sporen nagelaten.
Alles afwegende zal de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden opleggen, alsmede - ter bescherming van de verkeersveiligheid - een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vier jaren.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Namens de benadeelde partij [benadeelde partij] is een schadevergoeding gevorderd van € 20.000,00 bestaande uit affectieschade. [benadeelde partij] is het minderjarige kind van [slachtoffer] .
De benadeelde heeft verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij. Er wordt met de verzekeraar van de verdachte onderhandeld over de afhandeling van de schade.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft eveneens verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat deze reeds door de verzekeraar in behandeling is genomen. In het geval de afhandeling door de verzekeraar niet tot het gewenste resultaat leidt, kan de weg naar de civiele rechter worden bewandeld: op de vordering van de ouders van het slachtoffer heeft de verzekeraar een korting voorgesteld van 25 % vanwege de omstandigheid dat [slachtoffer] geen gordel droeg en wist dat de verdachte gedronken had toen hij bij in de auto stapte.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank staat de omstandigheid dat met de verzekering van de verdacht wordt onderhandeld aan een ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij niet in de weg.
Affectieschade is schade, die bestaat uit het verdriet dat wordt veroorzaakt door het overlijden van een naaste als gevolg van een gepleegd strafbaar feit. De schadevergoeding kan onder andere worden gevorderd door een kind van het slachtoffer. Voor de vergoeding van affectieschade geleden door een minderjarig kind, geldt als uitgangspunt een bedrag van € 20.000,00. De vergoeding kan lager zijn als er bijvoorbeeld sprake is van eigen schuld van het slachtoffer.
De rechtbank is van oordeel dat [benadeelde partij] als minderjarige dochter in aanmerking komt voor vergoeding van affectieschade. De rechtbank zal, in aanmerking genomen dat [slachtoffer] geen gordel droeg en wist dat de verdachte gedronken had en daarmee mogelijk volgens het leerstuk van de eigen schuld (artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek) een eigen aandeel heeft gehad in het ontstaan en de omvang van de door zijn dochter geleden affectieschade, een bedrag van € 15.000,00 toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente, en de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren zodat de weg naar de burgerlijke rechter open blijft.
De rechtbank ziet verder aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen en daarbij bepalen dat, indien verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling wordt toegepast van één dag.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf van twaalf maanden;
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen
- legt op
een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van vier jaren;
Benadeelde partij [benadeelde partij] en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan [benadeelde partij] van een bedrag van € 15.000,00, bestaande uit immateriële schade/affectieschade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 december 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
[benadeelde partij] van een bedrag van € 15.000,00, bestaande uit immateriële schade/affectieschade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 december 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van één dag. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde partij bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade dan wel in het geval dat dit bedrag geheel of gedeeltelijk door de verzekeraar van verdachte is voldaan. In het laatste geval wordt zijn schadevergoedingsplicht naar rato verminderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C.A.M. Philippart, voorzitter, mr. K.G. Witteman en
mr. K.J.P. Weitmann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Eroktay, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 6 november 2024.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 16 december 2023 in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, [straatnaam 3] , zich zodanig
heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten: [slachtoffer] werd gedood,
welke gedragingen roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte,
terwijl hij verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank,
heeft gereden met een minimale snelheid van ongeveer 83 kilometer per uur, althans een hogere snelheid dan de voor hem aldaar geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een voor de verkeerssituatie ter plaatse te
hoge snelheid en/of (daarbij) niet het verloop van de rijbaan heeft gevolgd dan wel de controle over zijn voertuig (gedeeltelijk) is verloren tengevolge waarvan hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig in botsing/aanrijding is gekomen met een boom,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994: bij onderzoek bleek het alcoholgehalte van zijn, verdachtes, bloed 1,29 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per
milliliter bloed te zijn;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
( art 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994, art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
1.
hij op of omstreeks 16 december 2023 in de gemeente Maastricht, als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto ( [automerk] ), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid,
aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994,
1,29 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
2.
hij op of omstreeks 16 december 2023 in de gemeente Maastricht, op de weg, [straatnaam 3] , heeft gereden met een minimale snelheid van ongeveer 83 kilometer per uur, althans een hogere snelheid dan de voor hem aldaar geldende
maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een voor de verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheid en/of (daarbij) niet het verloop van de rijbaan heeft gevolgd dan wel de controle over zijn voertuig (gedeeltelijk) is verloren
tengevolge waarvan hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig in botsing/aanrijding is gekomen met een boom,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994, art 8 lid 2 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994 )
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/337434-23
Proces-verbaal van de openbare zitting van 6 november 2024 in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1991,
wonende te [adres] .
Raadsman is mr. I. Wudka, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
, griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is wel/niet in de zittingzaal aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de rechter en de griffier.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2023198554-1, gesloten op 26 februari 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 107.
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf van 26 februari 2024, pagina 2 tot en met 6.
3.Rapport Maasstad Ziekenhuis van 19 januari 2024, pagina 50 en 51.
4.Proces-verbaal FO Verkeer van 20 februari 2024, pagina 58.
5.Proces-verbaal FO Verkeer van 20 februari 2024, pagina 60 tot en met 62.
6.Proces-verbaal FO Verkeer van 20 februari 2024, pagina 62 en 63.
7.Schouwverslag van 16 december 2023, pagina 103 tot en met 105.