Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
welke gedragingen zeer onvoorzichtig waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte,
terwijl hij verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank,
heeft gereden met een minimale snelheid van 83 kilometer per uur, zijnde een hogere snelheid dan de voor hem aldaar geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en (daarbij) niet het verloop van de rijbaan heeft gevolgd en de controle over zijn voertuig is verloren, ten gevolge waarvan hij met het door hem bestuurde motorrijtuig in botsing is gekomen met een boom,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994: bij onderzoek bleek het alcoholgehalte van zijn bloed 1,29 milligram, alcohol per milliliter bloed te zijn.
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De straf en de maatregel
7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;
een gevangenisstraf van twaalf maanden;
een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van vier jaren;
- wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan [benadeelde partij] van een bedrag van € 15.000,00, bestaande uit immateriële schade/affectieschade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 december 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
- bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van één dag. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
- verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde partij bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade dan wel in het geval dat dit bedrag geheel of gedeeltelijk door de verzekeraar van verdachte is voldaan. In het laatste geval wordt zijn schadevergoedingsplicht naar rato verminderd.
heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten: [slachtoffer] werd gedood,
welke gedragingen roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte,
terwijl hij verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank,
heeft gereden met een minimale snelheid van ongeveer 83 kilometer per uur, althans een hogere snelheid dan de voor hem aldaar geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een voor de verkeerssituatie ter plaatse te
hoge snelheid en/of (daarbij) niet het verloop van de rijbaan heeft gevolgd dan wel de controle over zijn voertuig (gedeeltelijk) is verloren tengevolge waarvan hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig in botsing/aanrijding is gekomen met een boom,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994: bij onderzoek bleek het alcoholgehalte van zijn, verdachtes, bloed 1,29 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per
milliliter bloed te zijn;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
( art 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994, art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 december 2023 in de gemeente Maastricht, als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto ( [automerk] ), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid,
aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994,
1,29 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
hij op of omstreeks 16 december 2023 in de gemeente Maastricht, op de weg, [straatnaam 3] , heeft gereden met een minimale snelheid van ongeveer 83 kilometer per uur, althans een hogere snelheid dan de voor hem aldaar geldende
maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een voor de verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheid en/of (daarbij) niet het verloop van de rijbaan heeft gevolgd dan wel de controle over zijn voertuig (gedeeltelijk) is verloren
tengevolge waarvan hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig in botsing/aanrijding is gekomen met een boom,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994, art 8 lid 2 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994 )