ECLI:NL:RBLIM:2024:7918

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
11287334 \ CV EXPL 24-4701
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een vaststellingsovereenkomst en betaling van salaris in kort geding

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, heeft de kantonrechter op 6 november 2024 uitspraak gedaan over een geschil tussen [naam onderbewindgestelde] en Henko A&T (Adhesives & Tools B.V.). De eiser, [naam onderbewindgestelde], heeft gesteld dat hij niet zelf ontslag heeft genomen en dat hij de vaststellingsovereenkomst tijdig heeft ontbonden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer op 10 juli 2024 naar huis is gegaan na een woordenwisseling, maar dat dit niet gelijk staat aan ontslag. De werkgever, Henko, heeft niet kunnen bewijzen dat de werknemer ontslag heeft genomen. De vaststellingsovereenkomst die op 22 juli 2024 is ondertekend, kan door de werknemer binnen twee weken worden ontbonden, wat hij ook heeft gedaan. Hierdoor blijft het dienstverband bestaan. De kantonrechter heeft Henko veroordeeld tot betaling van het salaris van de werknemer vanaf 10 juli 2024, vermeerderd met vakantiegeld en wettelijke verhogingen. Daarnaast is Henko verplicht om de werknemer binnen 24 uur toe te laten tot zijn werkzaamheden, onder verbeurte van een dwangsom. De proceskosten zijn voor rekening van Henko, die grotendeels in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 11287334 \ CV EXPL 24-4701
Vonnis in kort geding van 6 november 2024
in de zaak van
[eiseres] H.O.D.N. [handelsnaam] VAN [naam onderbewindgestelde],
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [naam onderbewindgestelde] ,
gemachtigde: mr. M.G.H. Terhorst,
tegen
HENKO A&T (ADHESIVES & TOOLS B.V.),
te Weert,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Henko,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling van 23 oktober 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

2.1.
[naam onderbewindgestelde] is op 1 oktober 2022 bij Henko in dienst getreden als logistiek medewerker tegen een salaris van laatstelijk €1.896,96 per maand exclusief 8% vakantiegeld. De eerste arbeidsovereenkomst is aangegaan voor 7 maanden, de tweede voor de duur van 12 maanden. Deze laatste is stilzwijgend verlengd en loopt van rechtswege af op 1 mei 2025.
2.2.
[naam onderbewindgestelde] is bij de indiensttreding begeleid door Werk.Kom. Deze organisatie bemiddelt werknemers die een afstand tot de arbeidsmarkt hebben.
2.3.
Op 10 juli 2024 heeft er een woordenwisseling plaatsgevonden en [naam onderbewindgestelde] is naar huis gegaan. Op 11 juli 2024 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen partijen, en de dames [naam 1] en [naam 2] van Werk.Kom.
2.4.
[naam onderbewindgestelde] heeft op 22 juli 2024 een vaststellingsovereenkomst getekend, waarbij onder meer de arbeidsovereenkomst is geëindigd op 10 juli 2024 met wederzijds goedvinden en op initiatief van Henko.
2.5.
De vaststellingsovereenkomst is per e-mail van 22 juli 2024 aan [naam 1] van Werk.Kom gestuurd. Laatstgenoemde wijst Henko erop dat de opzegtermijn in acht dient te worden genomen.
2.6.
Per whatsapp op 24 juli 224, per aangetekende brief en per e-mail van 2 augustus 2024 ontbindt [naam onderbewindgestelde] de vaststellingsovereenkomst.
2.7.
[naam onderbewindgestelde] heeft vanaf 10 juli 2024 geen loon meer ontvangen.

3.Het geschil

3.1.
[naam onderbewindgestelde] vordert - samengevat - :
I. Henko te veroordelen tot betaling van het periodieke salaris vanaf 10 juli 2024 ad € 1.896,96 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantiegeld tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ter hoogte van 50%;
II. hem binnen 24 uur na vandaag toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden, onder verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag of deel van een dag dat [naam onderbewindgestelde] in gebreke blijft hieraan te voldoen;
III. Henko te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente;
IV. Henko te veroordelen tot betaling van de incassokosten ad € 278,36 inclusief btw;
V. Henko te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
Henko voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Heeft [naam onderbewindgestelde] een spoedeisend belang?
4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De kantonrechter moet daarom eerst beoordelen of [naam onderbewindgestelde] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de kantonrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
4.2.
De vordering is naar haar aard spoedeisend zodat [naam onderbewindgestelde] kan worden ontvangen in zijn vordering.
Heeft [naam onderbewindgestelde] recht op betaling van het salaris en toelating tot de werkzaamheden?
4.3.
In deze procedure gaat het over de vraag of Henko het salaris vanaf 10 juli 2024 aan [naam onderbewindgestelde] moet betalen en of [naam onderbewindgestelde] moet worden toegelaten tot de overeengekomen werkzaamheden. De kantonrechter is van oordeel dat dit het geval is. Voor dit oordeel is het volgende van belang.
4.4.
Partijen verschillen in de eerste plaats van mening over de vraag of [naam onderbewindgestelde] op 10 juli 2024 ontslag heeft genomen, omdat hij na de woordenwisseling de werkplek heeft verlaten en naar huis is gegaan. Op Henko rust de stelplicht en de bewijslast van de stelling dat [naam onderbewindgestelde] met onmiddellijke ingang ontslag heeft genomen. Henko toont dit echter niet aan. Op de mondelinge behandeling verklaart Henko dat drie getuigen kunnen verklaren dat [naam onderbewindgestelde] zelf ontslag heeft genomen, maar verklaringen van die betreffende personen zijn niet in de procedure gebracht. Een kortgedingprocedure leent zich niet voor (uitvoerige) bewijslevering, zodat aan het horen van deze getuigen niet wordt toegekomen. Dit zal in de bodemprocedure moeten gebeuren. De conclusie is daarom dat niet vast staat dat [naam onderbewindgestelde] zelf ontslag heeft genomen.
4.5.
[naam onderbewindgestelde] heeft wel een vaststellingsovereenkomst ondertekend op 22 juli 2024. Hierin staat vermeld dat de arbeidsovereenkomst op 10 juli zal eindigen. In de wet (artikel 7:670b BW) is geregeld dat de werknemer de beëindigingsovereenkomst binnen twee weken na de datum waarop de overeenkomst is aangegaan, zonder opgave van reden, kan ontbinden. De termijn van twee weken vangt aan op het moment van het schriftelijk aangaan van de overeenkomst. Dit was op 22 juli 2024 en niet ter discussie staat dat [naam onderbewindgestelde] per whatsapp op 24 juli 2024 en per aangetekend schrijven en per e-mail op 2 augustus 2024 de overeenkomst heeft ontbonden.
4.6.
Het voorgaande houdt in dat [naam onderbewindgestelde] de beëindigingsovereenkomst tijdig heeft ontbonden en dat de arbeidsovereenkomst vanaf 10 juli 2024 onverkort is blijven voortduren. [naam onderbewindgestelde] heeft zich bereid verklaard de bedongen arbeid te verrichten, zodat Henko het aan [naam onderbewindgestelde] toekomend loon moet betalen. Omdat het loon ten onrechte te laat is betaald, is de wettelijke verhoging ad 50% verschuldigd. Ook is Henko gehouden om de wettelijke rente te betalen omdat er te laat is betaald en verzuim is ingetreden.
4.7.
Op de mondelinge behandeling is al besproken dat [naam onderbewindgestelde] het werk kan hervatten. De vordering die daarop ziet, wordt daarom ook toegewezen. Ondanks de toezegging van Henko op dit punt, zal de gevorderde dwangsom ook worden toegewezen. Zolang Henko zich houdt aan haar toezegging en [naam onderbewindgestelde] gewoon toelaat tot het werk, heeft zij geen last van een dwangsom.
De incassokosten
4.8.
[naam onderbewindgestelde] vordert verder betaling van de incassokosten ad € 278,36. Bij gebrek aan onderbouwing wijst de kantonrechter deze af.
De proceskosten
4.9.
Henko is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [naam onderbewindgestelde] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
139,42
- griffierecht
87,00
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.175,42

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Henko tot betaling van het periodieke salaris vanaf 10 juli 2024, ter hoogte van € 1.896,96 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantiegeld, tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW ter hoogte van 50% en de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid van alle bedragen tot aan de dag van betaling,
5.2.
veroordeelt Henko om [naam onderbewindgestelde] binnen 24 uur na vandaag toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden, onder verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag of deel van een dag dat Henko in gebreke blijft hieraan te voldoen,,
5.3.
veroordeelt Henko in de proceskosten van € 1.175,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Henko niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2024.
plg