In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 30 oktober 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Het betreft een beroep van eiser tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen, waarbij een preventieve last onder dwangsom was opgelegd vanwege strijdig gebruik van een pand als Corona-testlocatie. Eiser had eerder bezwaar gemaakt tegen dit besluit, dat op 1 augustus 2022 gegrond werd verklaard, maar met instandhouding van de rechtsgevolgen. Eiser trok zijn beroep in op 15 februari 2023, maar diende op 15 mei 2023 opnieuw beroep in tegen een nieuwe beslissing van verweerder van 5 april 2023, die de eerdere beslissing niet wijzigde maar enkel de motivering aanpaste.
De rechtbank oordeelde dat de beslissing van 5 april 2023 niet op rechtsgevolg was gericht en derhalve geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vormde. Hierdoor was de rechtbank onbevoegd om de zaak te behandelen. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten aan eiser. De proceskosten zijn vastgesteld op € 1.750,- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.
De rechtbank concludeert dat er geen verandering in de rechtsgevolgen is opgetreden door de beslissing van 5 april 2023, en dat de preventieve last onder dwangsom van 25 februari 2022 in stand blijft. De rechtbank heeft de zaak niet inhoudelijk behandeld, maar zich beperkt tot de vraag van haar bevoegdheid.