Uitspraak
1.De procedure
- de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter te Maastricht op 30 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Woningstichting Servatius T.H.O.D.N. Servatius Wonen en Vastgoed (hierna: Servatius) en een gedaagde huurder. Servatius vorderde betaling van de afrekening van de servicekosten over de jaren 2018 en 2019, in totaal € 514,97, inclusief buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde huurder heeft de facturen onbetaald gelaten en voerde verweer, stellende dat Servatius niet tijdig de procedure had gestart binnen de vervaltermijn zoals vastgelegd in artikel 7:260 lid 2 BW.
De kantonrechter overwoog dat de verhuurder verplicht is om de huurder jaarlijks, uiterlijk zes maanden na het verstrijken van een kalenderjaar, een overzicht van de in rekening gebrachte kosten te verstrekken. Indien er een geschil ontstaat over de betalingsverplichting, moet dit verzoek binnen vierentwintig maanden worden ingesteld bij de huurcommissie. De rechter concludeerde dat Servatius te laat was met het indienen van haar vordering, aangezien de vervaltermijnen al waren verstreken op het moment van dagvaarding op 28 mei 2024.
Daarom werd Servatius niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering en werd zij veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de gedaagde, die zijn begroot op € 202,50. De wettelijke rente over de proceskosten werd eveneens toegewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de kantonrechter R.P.J. Quaedackers.