In deze zaak heeft de kantonrechter op 30 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen STICHTING WONEN ZUID en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De eisende partij, Wonen Zuid, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woonruimte vanwege aanhoudende overlast die door [gedaagde] zou zijn veroorzaakt. De huurovereenkomst was op 2 januari 2020 gesloten, en er waren aanvullende gedragsregels opgesteld om overlast te voorkomen. Ondanks deze afspraken heeft [gedaagde] herhaaldelijk overlast veroorzaakt, wat leidde tot klachten van omwonenden en een officiële waarschuwing van de gemeente Kerkrade.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] tekort is geschoten in zijn verplichtingen als huurder, en dat de overlast zodanig was dat Wonen Zuid niet langer kon instaan voor het woongenot van andere huurders. De rechter oordeelde dat de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning gerechtvaardigd waren, en stelde een ontruimingstermijn van twee weken na betekening van het vonnis vast. Daarnaast werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van huurachterstand en proceskosten. De rechter heeft de vordering van Wonen Zuid in zijn geheel toegewezen, met uitzondering van eventuele andere vorderingen die niet zijn onderbouwd.
De uitspraak benadrukt het belang van goede huurdersgedragingen en de gevolgen van het veroorzaken van overlast voor zowel de huurder als de verhuurder. De kantonrechter heeft de belangen van de betrokken partijen zorgvuldig afgewogen en geconcludeerd dat de situatie onhoudbaar was, wat leidde tot de beslissing om de huurovereenkomst te ontbinden.