ECLI:NL:RBLIM:2024:7784

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
C/03/319826 / HA ZA 23-292
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis over belastingschulden vennootschap en vrijwaring tussen bestuurders

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en [gedaagde] betreffende belastingschulden van de vennootschap [naam bv 1]. [eiser] heeft als voormalig bestuurder van [naam bv 1] een belastingschuld van € 27.325,00 betaald, die door het Finanzamt Kleve aan hem was opgelegd. Hij vordert nu dat [gedaagde], die ook bestuurder was, hem vrijwaart voor deze schuld. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] een document heeft ondertekend waarin hij de volledige verantwoordelijkheid voor de belastingaangiftes op zich neemt. De rechtbank oordeelt dat dit document moet worden uitgelegd als een persoonlijke vrijwaring van [gedaagde] aan [eiser]. Hierdoor is [gedaagde] verplicht om het door [eiser] betaalde bedrag aan belastingschulden te vergoeden. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van beslagkosten en proceskosten, die in totaal op € 3.652,14 zijn begroot. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [gedaagde] onmiddellijk moet betalen, ongeacht eventuele rechtsmiddelen die hij zou kunnen aanwenden.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/319826 / HA ZA 23-292
Vonnis bij vervroeging van 16 oktober 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. M.C.L.G.J. Ruyters-Stevens,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. L.P.H. Hameleers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1-9
- de conclusie van antwoord met producties 1-5
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de akte wijziging van eis van [eiser] met producties 10-13
- het B-formulier van [eiser] van 19 januari 2024 met productie 14, welke productie gelijk is aan productie 13
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 5 februari 2024
- de mondelinge behandeling van 6 september 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is op 5 maart 2010 als bedrijfsleider op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst getreden van de besloten vennootschap [naam bv 1] te [vestigingsplaats] (hierna: [naam bv 1] ). [naam bv 1] is opgericht op 25 maart 2010. Van 25 maart 2010 tot 15 april 2019 was [eiser] als gezamenlijk bevoegd bestuurder van [naam bv 1] ingeschreven in de Kamer van Koophandel. Per 25 maart 2010 is [naam bv 2] bestuurder en enig aandeelhouder van [naam bv 1] (productie 4 conclusie van antwoord). [gedaagde] is bestuurder en enig aandeelhouder van [naam bv 2] .
2.2.
Bij brief van 22 maart 2019 heeft het Finanzamt Kleve [eiser] aangesproken voor een totaalbedrag van € 85.446,61 aan belastingschulden 2014, 2015, 2016 en december 2017-december 2018 van [naam bv 1] (productie 2 dagvaarding).
2.3.
[gedaagde] heeft een door [eiser] opgesteld document ondertekend, waarin het volgende staat:

Ich, [gedaagde] , uneingeschränkter Geschäftsführer und alleiniger Inhaber von [naam bv 1] erkläre folgendes.
Herr [eiser] war als Geschäftsführer mit beschränkte Befugnisse eingetragen in dem Handelsregister (Kamer van Koophandel) weil er bei Anfang von [naam bv 1] in 2010 der einzige war mit die Lizenzen für eine Touringcar Firma.
In seinem Arbeitsvertrag steht auch nicht „Geschäftsführer“ sondern „Betriebsleiter“ um damit an zu deuten dass er nicht als Geschäftsführer tätig ist.
Alle Entscheidungen mit Bezug auf [naam bv 1] sind dann auch ausschliesslich nur durch mich genommen worden. Auch war er nie anwesend bei Besprechungen in sache Jarhresberichten usw. Hat diese natürlich dann auch niemals mit unterschrieben.
Herr [eiser] wusste nichts von mögliche deutsche Mwst-erklärungen und die Korrespondenz darüber. Dafür übernehme ich die volle Verantwortung und Haftung.
Falls gewünscht kann ich alles mit Dokumenten belegen.
[plaats] den 8. April 2019
[gedaagde]
Het document is afgedrukt op briefpapier van [naam bv 1] (productie 3 dagvaarding).
2.4.
Bij brief van 22 oktober 2019 heeft het Finanzamt Kleve [eiser] aansprakelijk gesteld voor een totaalbedrag van € 56.568,53 aan belastingschulden 2014, 2015, 2016 en januari 2018-augustus 2019 van [naam bv 1] (productie 4 dagvaarding).
2.5.
Op 6 februari 2023 heeft de belastingdeurwaarder een akte van betekening van een (vervangende) Europese uniforme titel en bevel tot betaling voor een bedrag van € 23.675,11 aan [eiser] betekend. De kosten van het exploot bedragen € 2.146,-- (productie 6 dagvaarding).
2.6.
[eiser] heeft op 15 juni 2023 na daartoe verkregen verlof beslag gelegd op onroerende zaken van [gedaagde] , welk beslag op 16 juni 2023 is overbetekend aan [gedaagde] (productie 9 dagvaarding).

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - na wijziging van eis - dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] veroordeelt om aan [eiser] te voldoen al datgene waartoe [eiser] ingevolge het door de daartoe bevoegde autoriteit van Duitsland tegen [eiser] uitgevaardigde (vervangende) Europese titel is veroordeeld en wel tot betaling van een bedrag ad € 23.675,11, en de hoofdsom te vermeerderen met de kosten van het exploot van betekening ten bedrage van € 2.146,-- alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente die verschuldigd is vanaf 13 maart 2020 ad p.m.,
subsidiair: [gedaagde] veroordeelt tot nakoming van zijn toezegging om [eiser] ter zake de Mwst-schuld aan het Finanzamt te vrijwaren, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 35.000,- ten behoeve van eiser indien gedaagde na betekening van het ten deze te wijzen vonnis op enigerlei wijze in gebreke blijft aan de veroordeling te voldoen,
voorts: [gedaagde] veroordeelt in de kosten van het geding, waaronder ook de kosten van beslaglegging.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Niet ter discussie staat dat [eiser] een belastingschuld van [naam bv 1] heeft betaald. [eiser] heeft bij akte gesteld dat hij die belastingschuld inclusief kosten tot een totaalbedrag van € 27.325,00 volledig heeft betaald. Dat heeft [gedaagde] niet (meer) betwist. De rechtbank begrijpt dat in dat totaalbedrag een som van € 1.503,89 aan rente is begrepen. Dat is immers hetgeen resteert als op het totaalbedrag het bedrag van de Europese titel (€ 23.675,11) en de kosten van het exploot (€ 2.146,--) in mindering worden gebracht.
4.2.
[eiser] heeft gesteld dat [gedaagde] hem persoonlijk heeft gevrijwaard van de belastingschuld en daarbij verwezen naar het document dat als productie 3 bij dagvaarding was gevoegd (geciteerd onder 2.3 hiervoor, hierna: het document). [gedaagde] heeft daartegen aangevoerd dat hij het document niet heeft getekend om [eiser] te vrijwaren, maar omdat hij anders niet met het Finanzamt kon communiceren en omdat [eiser] zich anders ziek zou melden.
4.2.1.
De rechtbank ziet zich daarmee gesteld voor de vraag hoe het document moet worden uitgelegd en oordeelt als volgt. [eiser] en [gedaagde] waren allebei bestuurder in (het grootste gedeelte van) de tijd waarvoor de belastingaanslagen zijn opgelegd. Beiden hadden daarom de plicht om aangifte te doen en zij zijn hoofdelijk aansprakelijk voor deze schuld(en) (artikelen 34 en 69 Abgabenordnung). [gedaagde] had het document daarom niet nodig om met het Finanzamt te communiceren. Ook volgt uit de tekst van het document niet dat het is opgemaakt om te kunnen communiceren. Wel staat in de verklaring dat [gedaagde] de volledige verantwoordelijkheid draagt en aansprakelijk is (
übernehme ich die volle Verantwortung und Haftung) voor de duitse BTW-aangiftes (“
deutsche Mwst-erklärungen”).
4.2.2.
[eiser] heeft verder gesteld dat hij zich nooit met belastingaangiftes heeft beziggehouden. [gedaagde] zegt het tegenovergestelde. Anders dan [eiser] , onderbouwt [gedaagde] zijn betwisting niet. [eiser] heeft drie verklaringen in het geding gebracht (producties 11-13) waaruit volgt dat [eiser] zich niet met de boekhouding bezighield en niet bezig mocht houden. Dat deed [gedaagde] . Ook in de verklaring staat dat [gedaagde] niets wist van correspondentie met betrekking tot de BTW-aangiftes (“
Herr [eiser] wusste nichts von mögliche deutsche Mwst-erklärungen und die Korrespondenz darüber”). Die verklaring past dus bij de in het geding gebrachte verklaringen, die als zodanig ook niet door [gedaagde] zijn betwist. Daarmee heeft [eiser] zijn stelling voldoende onderbouwd.
4.2.3.
De blote stelling dat [gedaagde] de verklaring heeft getekend omdat [eiser] zich anders ziek zou melden, is voor de rechtbank onvoldoende om op basis daarvan een wilsgebrek te kunnen aannemen, voor zover dat al de insteek van [gedaagde] met zijn ingenomen stelling is. Bovendien heeft [gedaagde] ter zitting verklaard dat hij meerdere keren op de verklaring is geattendeerd en uiteindelijk heeft getekend, maar geen letter aan de tekst heeft gewijzigd. [gedaagde] had dus de mogelijkheid om de inhoud op zich te laten inwerken en zich daarover te laten adviseren.
4.3.
[gedaagde] heeft ook gesteld dat hij het document in zijn hoedanigheid van bestuurder van [naam bv 1] heeft ondertekend en niet als privépersoon. Tegelijk heeft [gedaagde] desgevraagd verklaard dat hij destijds bestuurder van [naam bv 1] was en belastingschulden door [naam bv 1] betaald hadden moeten worden. Het ondertekenen van een verklaring die dus tot niet meer zou leiden dan al rechtens geldend is, is nutteloos. Iedere uitleg die [gedaagde] anders dan [eiser] aan het document geeft, is een slag in de lucht.
4.4.
Het oordeel luidt dus dat het document, zoals [eiser] stelt, een persoonlijke vrijwaring van [gedaagde] aan [eiser] is. Dit brengt met zich dat [gedaagde] aan [eiser] moet betalen wat [eiser] ter voldoening van de belastingschulden van [naam bv 1] heeft betaald.
4.5.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- Europese titel
- exploot van betekening
- rente


23.675,11
2.146,00
1.503,89
totaal
27.325,00
4.6.
[eiser] vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden vastgesteld op € 325,66 voor kosten deurwaardersexploten, € 314,00 voor griffierecht en € 786,00 voor salaris advocaat (1,0 punt(en) × € 786,00), totaal € 1.425,66.
4.7.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
129,14
- griffierecht
987,00
- salaris advocaat
2.358,00
(3 punten × € 786,00)
- nakosten
178,00
Totaal
3.652,14
4.8.
Deze beslissing zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Het belang van [eiser] bij uitvoerbaarheid weegt zwaarder dan het belang van [gedaagde] bij behoud van de bestaande toestand totdat de uitspraak kracht van gewijsde heeft of op een eventueel rechtsmiddel is beslist (vgl. Hoge Raad 29 november 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2215 NJ 1997,684). Het door [gedaagde] aangehaalde restitutierisico als argument om de vordering in zoverre af te wijzen is achterhaald door de omstandigheid dat [eiser] inmiddels heeft betaald. [gedaagde] hoeft dus niet te vrezen dat hij opnieuw voor dezelfde schuld zal worden aangesproken door of namens het Finanzamt.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 27.325,00,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten, tot op heden vastgesteld op € 1.425,66,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van [eiser] , begroot op € 3.652,14, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Driever en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2024.
MD