ECLI:NL:RBLIM:2024:7782

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
C/03/332083 / HA ZA 24-292
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in burenruzie over kadastrale erfgrens en schuttingplaatsing

Op 18 september 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen twee buren, hierna aangeduid als [eiser] en [gedaagde]. De zaak betreft een bevoegdheidsincident waarbij [eiser] vorderingen heeft ingediend die niet in geld zijn uit te drukken, en de rechtbank heeft geoordeeld dat zij bevoegd is om deze vorderingen te behandelen. De vorderingen van [eiser] zijn gericht op het vaststellen van de kadastrale erfgrens en het plaatsen van een schutting ter bescherming van zijn privacy. [gedaagde] heeft in reconventie verzocht om de zaak te verwijzen naar de kamer voor kantonzaken, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen van [eiser] van onbepaalde waarde zijn en dat de kantonrechter niet bevoegd is om deze te behandelen. De rechtbank heeft [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van het incident. De zaak zal op 30 oktober 2024 opnieuw op de rol komen voor opgave van verhinderdata voor de maanden januari tot en met maart 2025.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/332083 / HA ZA 24-292
Vonnis in incident van 18 september 2024
in de zaak van
[eiser],
wonend te [woonplaats] ,
eiser in conventie in de hoofdzaak,
verweerder in (voorwaardelijke) reconventie in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. S.J.H.G.M. Schils,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in (voorwaardelijke) reconventie in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. J.F.C. Eliëns.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 11
  • de conclusie van antwoord tevens houdende de incidentele vordering tot onbevoegdheid,
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van de onroerende zaak met woning en bijgebouwen staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres 1] .
2.2.
[gedaagde] is eigenaar van de onroerende zaak met woning en bijgebouwen staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres 2] .
2.3.
Partijen zijn buren van elkaar. Op 1 september 2022 heeft er een grensreconstructie door het kadaster plaatsgevonden en zijn de kadastrale erfgrenzen opnieuw ingemeten en bepaald (productie 4 bij dagvaarding).

3.Het geschilin de hoofdzaak in conventie3.1. [eiser] vordert dat dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

- voor recht zal verklaren dat de kadastrale grens tussen het perceel in eigendom van gedaagden en het perceel in eigendom van eisers, zoals deze is vastgelegd en blijkt uit het relaas van bevindingen van het kadaster d.d. 1 september 2022 (productie 4 bij de inleidende dagvaarding) tevens de juridische erfgrens tussen de percelen is;
- gedaagde zal veroordelen om zijn medewerking te verlenen dat op de kadastrale erfgrens tussen de tuinpercelen van partijen een schutting met een hoogte van 2 meter conform offerte van firma [naam bedrijf 1] (zie productie 7 van de inleidende dagvaarding) wordt opgericht zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, per dag en/of dagdeel met een maximum van € 20.000,00, althans een in goede justitie te bepalen maximum, voor iedere tekortkoming in deze;
- gedaagde zal veroordelen om de helft van de kosten zijnde € 4.747,50 van voornoemde te plaatsen schutting tegen finaal bewijs van kwijting te betalen aan eiser, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 september 2022, althans vanaf datum der dagvaarding dan wel iedere andere door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, te betalen aan eiser;
- gedaagde zal veroordelen om zijn medewerking te verlenen aan het verwijderen van de aanwezige haag conform de offerte van Firma [naam bedrijf 2] (zie productie 8 van de inleidende dagvaarding) ten behoeve van de hiervoor genoemde schutting, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, per dag en/of dagdeel met een maximum van € 20.000,00, althans een in goede justitie te bepalen maximum, voor iedere tekortkoming in deze;
- gedaagde zal veroordelen om de helft van de kosten die gepaard gaan met voornoemde verwijdering van de haag zijnde € 741,13 tegen finaal bewijs van kwijting te betalen aan eiser, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 september 2022, althans vanaf datum der dagvaarding dan wel iedere andere door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, te betalen aan eiser;
- gedaagde zal veroordelen om zijn medewerking te verlenen aan het plaatsen van een tijdelijk erfafscheidingshekwerk conform de offerte van [naam bedrijf 3] (zie productie 9 van de inleidende dagvaarding), zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, per dag en/of dagdeel met een maximum van € 20.000,00, althans een in goede justitie te bepalen maximum, voor iedere tekortkoming in deze;
- gedaagde zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting de helft van de kosten die gepaard gaan met voornoemde plaatsing van het tijdelijke hekwerk zijnde € 150,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 september 2022, althans vanaf datum der dagvaarding dan wel iedere andere door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, te betalen aan eiser;
- gedaagde zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting de helft van de kosten die gepaard zijn gegaan met de kadastrale grensreconstructie zijnde € 345,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 september 2022, althans vanaf datum der dagvaarding dan wel iedere andere door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, te betalen aan eiser;
- gedaagde zal veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding, te vermeerderen
met het salaris van de advocaat en de nakosten, een en ander te voldoen binnen een termijn van 14 dagen na betekening van het vonnis en – voor het geval voldoening van de nakosten niet binnen een gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
in de hoofdzaak in (voorwaardelijke) reconventie
3.2.
[gedaagde] vordert dat dat de rechtbank – uitsluitend indien de rechtbank [gedaagde] in conventie zal veroordelen medewerking te verlenen aan het verwijderen van de aanwezige haag en het plaatsen van een schutting – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- zal bepalen dat de schutting in dat geval een maximale lengte zal hebben van 10 meter, gemeten vanaf de achtergevel althans een door de rechtbank te bepalen lengte;
- zal bepalen dat alle kosten in verband met de aanleg van de schutting, inclusief de kosten van het verwijderen van de bestaande haag, volledig ten laste komen van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de kosten van [gedaagde] .
in het incident3.3. [gedaagde] vordert dat de rechtbank de zaak verwijst naar de kamer voor kantonzaken. [gedaagde] stelt dat de vordering betrekking heeft op het plaatsen van schutting op de perceelsgrens, waarvan de totale kosten op basis van de dagvaarding ongeveer € 13.000,00 bedragen, zodat de vordering niet boven de kantongrens uitkomt.
3.4.
[eiser] voert verweer. Hij voert aan dat de vordering betreffende het vaststellen van de erfgrens van onbepaalde waarde is en daarmee niet in geld is uit te drukken. [eiser] bewist dat er duidelijke aanwijzingen zijn dat de vordering geen hogere waarde heeft dan
€ 25.000,00. Ook stelt [eiser] dat de vordering met betrekking tot het plaatsen van een ondoorzichtige madelige schutting van onbepaalde waarde is. Deze vordering strekt tot het beschermen van zijn persoonlijke levenssfeer c.q. privacy, een belang dat eveneens niet in geld uit te drukken valt.

4.4. De beoordeling in het incident

4.1.
[eiser] vordert in de hoofdzaak, kort gezegd, één verklaring voor recht en veroordeling van [gedaagde] om medewerking te verlenen aan het plaatsen van een schutting, het verwijderen van een haag en het plaatsen van een tijdelijk erfafscheidingshekwerk ten behoeve van de privacy. Deze vorderingen zijn van onbepaalde waarde, zodat de zaak ingevolge artikel 93 aanhef en sub b Rv juncto artikel 94 lid 1 Rv niet wordt behandeld en beslist door de kantonrechter, tenzij er duidelijke aanwijzingen zijn dat de vorderingen in totaal geen hogere waarde vertegenwoordigen dan € 25.000,00.
Anders dan [gedaagde] meent is in dit verband niet enkel van belang of (zeer) aannemelijk is dat de kosten voor het plaatsen van de schutting het bedrag van € 25.000,00 niet te boven gaan.
Zowel de gevorderde verklaring voor recht als de vorderingen met betrekking tot de bescherming van de privacy, kunnen niet in geld worden uitgedrukt.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden afgewezen, omdat de aangevoerde gronden die vordering niet kunnen dragen.
4.3.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 614,00,
in de hoofdzaak
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
30 oktober 2024voor opgave verhinderdata aan de zijde van beide partijen over de maanden januari tot en met maart 2025.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.R.M. de Bruijn en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: AH