Vast staat dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] voor het overlijden van erflater lange tijd een periodieke overboeking van € 400,- per maand van hem ontving. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] stelt daarover in haar akte eiswijziging dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] tot dan geen duidelijkheid heeft verschaft over de reden hiervan en dat, zonder verdere uitleg hiervan door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , de nalatenschap een vordering op [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft uit hoofde van onverschuldigde betaling dan wel ongerechtvaardigde verrijking. Bij gebreke van enige verdere wetenschap stelt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] deze vordering vast op een geschat bedrag van € 12.000,-. Tijdens de voortgezette mondelinge behandeling op
18 maart 2024 heeft de rechtbank [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in de gelegenheid gesteld hierover een toelichting te geven. De rechtbank heeft daar geen samenhangend antwoord op gekregen. Vervolgens heeft de rechtbank bij vonnis van 27 maart 2024 [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] nogmaals in de gelegenheid gesteld nader te onderbouwen vanaf wanneer en om welke reden [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] maandelijks € 400,- kreeg overgeboekt van de bankrekening van haar vader naar haar eigen bankrekening. Bij akte uitlaten na vonnis heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] volstaan met de stelling dat het bedrag van € 400,- aan haar is voldaan vanwege de zorg die zij bood aan vader; zij woonde bij haar vader en verzorgde hem, deed de boodschappen, hield het huis schoon etc. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft vervolgens in haar akte daar tegenover gesteld dat de maandelijkse vergoeding doorliep na het overlijden van vader, en dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] niet nader heeft onderbouwd vanaf wanneer en om welke reden zij het bedrag van € 400,- heeft ontvangen, nu [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] gratis bij vader inwoonde, waar tegenover mocht staan dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] haar steentje bijdroeg aan het huishouden en eventuele zorg voor vader, waarbij onduidelijk blijft wat die zorg inhield.
De rechtbank stelt vast dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] een onderbouwing voor het bedrag heeft gegeven, alsmede dat niet gesteld of gebleken is dat vader niet zelf het beheer over zijn bankrekening had. Daarmee moet ervan worden uitgegaan dat vader gewild heeft dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] maandelijks een bedrag van € 400,- van hem ontving. Nu [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] verder geen nadere onderbouwing heeft gegeven van haar stelling dat deze betalingen onverschuldigd waren, of dat er sprake is van ongerechtvaardigde verrijking - anders dan dat in haar optiek van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] verwacht mocht worden dat zij haar bijdrage aan het huishouden zonder geldelijke tegenprestatie leverde, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank geen nadere onderbouwing is - is daarmee niet vast komen te staan dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking of onverschuldigde betaling. De vordering wordt op dit punt dan ook afgewezen.