In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg op 30 augustus 2024 uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van mr. C.M. Nollen, rechter in de rechtbank Limburg. Verzoeker, die gedetineerd is, diende op 21 augustus 2024 een wrakingsverzoek in tegen de rechter die als rechter-commissaris het vooronderzoek leidde in zijn strafzaak. De gronden voor het verzoek waren onder andere de weigering van de rechter om het verhoor van de aangeefster door een andere rechter-commissaris te laten afnemen en de inhoud van een brief van de rechter aan de voorzitter van de raadkamer gevangenhouding. Verzoeker vreesde dat de rechter niet onbevooroordeeld zou zijn, mede door eerdere beslissingen en een huisbezoek aan de aangeefster zonder medeweten van de partijen.
De rechter verdedigde haar beslissingen als procesbeslissingen en stelde dat zij onafhankelijk en onpartijdig handelt. De officier van justitie steunde de rechter en stelde dat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid. De wrakingskamer oordeelde echter dat de brief van de rechter aan de voorzitter van de raadkamer, waarin zij zich uitliet over de inhoud van brieven van verzoeker en de aangeefster, de vrees van verzoeker voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakte. Hierdoor werd het verzoek tot wraking toegewezen.
De beslissing van de wrakingskamer is openbaar uitgesproken en ondertekend door de betrokken rechters en griffier.