ECLI:NL:RBLIM:2024:7771

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
C/03/333911/HA RK 24/154
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechters en griffier in bestuursrechtelijke zaken

Op 15 oktober 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van een niet nader genoemde rechter en de griffier, ingediend door [verzoeker]. Het verzoek was gebaseerd op een brief van [verzoeker] van 19 augustus 2024, waarin hij vroeg om vervanging van de rechter en griffier in drie bestuursrechtelijke zaken. De wrakingskamer oordeelde dat de wet geen mogelijkheid biedt tot wraking van rechters die nog geen betrokkenheid bij de zaak hebben gehad. In de beoordeling werd vastgesteld dat er geen rechter bekend was die met de inhoudelijke beoordeling van de beroepen van [verzoeker] was of zou worden belast. Het verzoek tot wraking was daarom niet-ontvankelijk. Tevens werd opgemerkt dat een wrakingsverzoek gericht tegen de griffier niet als een geldig wrakingsverzoek kan worden beschouwd, aangezien dit enkel kan worden ingediend tegen individuele rechters. De wrakingskamer verklaarde [verzoeker] in zijn verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting niet-ontvankelijk.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Wrakingskamer
Zaaknummer: C/03/333911/HA RK 24/154
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
op verzoek van
[verzoeker]
wonende te [plaatsnaam] ,
hierna: [verzoeker] .
dat strekt tot wraking van een niet nader genoemde rechter in de rechtbank Limburg (hierna: de rechter) en de griffier.

1.De procedure

1.1.
Op 19 augustus 2024 is ter griffie een brief ontvangen van [verzoeker] met als titel ‘reactie, klacht en wrakingsverzoek’, betrekking hebbende op de zaken met nummers ROE 23/2049 , ROE 24/465 , ROE 24/3957 . Deze brief bevat onder meer het verzoek tot het vervangen van de rechter / griffier in voornoemde dossiers. Deze dossiers betreffen alle drie zaken van de sector bestuursrecht.

2.De beoordeling

2.1.
Het beoordelingskader
2.1.1.
Uit artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij dienen feiten of omstandigheden te worden gesteld die de rechter betreffen tegen wie het wrakingsverzoek zich richt. Hieruit volgt dat een wrakingsverzoek slechts kan worden ingediend tegen individuele rechters die een zaak behandelen.
2.1.2.
Uit artikel 4, lid 2, onder e, van het Wrakingsprotocol rechtbank Limburg volgt dat de wrakingskamer een verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting aanstonds ongegrond of niet-ontvankelijk kan verklaren indien het verzoek geen betrekking heeft op de met de behandeling van de zaak belaste rechter of is gericht tegen het hele college.
2.2.
Zaaknummer ROE 24/465
2.2.1.
De wrakingskamer stelt vast dat [verzoeker] op 3 januari 2024 beroep heeft ingesteld vanwege het niet tijdig beslissen door de burgemeester van de [gemeente] (hierna: verweerder) op het door [verzoeker] ingediende bezwaar.
2.2.2.
De rechtbank heeft de stukken bij verweerder opgevraagd. Verweerder heeft hierop verzocht tot geheimhouding van een of meer stukken op grond van artikel 8:29 van de Awb en verweerder heeft een verweerschrift gestuurd. De rechtbank heeft bij beslissing van 4 juli 2024 het verzoek tot geheimhouding van stukken afgewezen. De rechter die deze beslissing heeft genomen, betreft mr. G. Leijten. Bij aangetekende brief van 4 juli 2024 is [verzoeker] in kennis gesteld van deze beslissing. Deze brief is echter onbestelbaar aan de rechtbank geretourneerd. Vervolgens is deze brief per gewone postzending op 24 juli 2024 aan [verzoeker] gestuurd.
2.2.3.
[verzoeker] heeft hierop per brief van 29 juli 2024 gereageerd en heeft daarin onder meer aangegeven de stukken die op de zaak betrekking hebben en het verweerschrift nog niet van de rechtbank te hebben gekregen.
2.2.4.
De rechtbank heeft per brief van 16 augustus 2024 aan [verzoeker] uitgelegd dat de rechtbank het verzoek van verweerder om beperkte kennisneming van de stukken heeft afgewezen. Ook is uitgelegd dat de rechtbank na deze beslissing aan verweerder heeft gevraagd of deze instemt met voeging van de stukken en het verweerschrift in het dossier of dat verweerder deze stukken retour wil ontvangen. Omdat verweerder niet heeft gereageerd, zijn de stukken aan verweerder retour gestuurd. Dit betekent dat de stukken geen deel uitmaken van het dossier, dat aan [verzoeker] geen afschrift van de stukken kan worden gestuurd en dat deze stukken niet bij de beoordeling van het beroep worden betrokken.
2.2.5.
Vervolgens heeft [verzoeker] op 19 augustus 2024 een brief aan de rechtbank gestuurd, die onder meer het verzoek tot het vervangen van de rechter / griffier in de betreffende dossiers bevat. De wrakingskamer vat dit op als een verzoek tot wraking van beide personen.
2.2.6.
De wrakingskamer ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of er een rechter bekend is die met de inhoudelijke beoordeling van het beroep van [verzoeker] is of zal worden belast of procesbeslissingen in deze zaak neemt, nu de wet niet de mogelijkheid biedt tot wraking van rechters die (nog) geen betrokkenheid met een zaak hebben gehad. [verzoeker] heeft in het verzoek zelf geen rechter met naam genoemd.
2.2.7.
Voor zover het verzoek tot wraking zou zijn gericht tegen de rechter die de beslissing van 4 juli 2024 in de artikel 8:29 Awb-procedure heeft genomen, overweegt de wrakingskamer als volgt. Het verzoek is op dit punt reeds niet-ontvankelijk omdat in deze procedure al uitspraak is gedaan; wraken is dan (in beginsel) niet meer mogelijk. Van redenen om van dit uitgangspunt af te wijken, is niet gebleken.
2.2.8.
Ten overvloede overweegt de wrakingskamer dat de rechter die de beslissing in de procedure van artikel 8:29 van de Awb heeft genomen, niet zal worden belast met de inhoudelijke beoordeling van het beroep van [verzoeker] . Om die reden treft het verzoek tot wraking jegens mr. Leijten (ook inhoudelijk) geen doel.
2.2.9.
Nu verder niet is gebleken dat er een (andere) rechter bekend is die met de inhoudelijke beoordeling van het beroep van [verzoeker] in de betreffende zaak is of zal worden belast of procesbeslissingen in deze zaak neemt, is de wrakingskamer van oordeel dat [verzoeker] niet kan worden ontvangen in het verzoek tot wraking, voor zover dat betrekking heeft op de zaak met nummer 24/465 .
2.3.
Zaaknummers ROE 23/2049 en ROE 24/3957
2.3.1.
De wrakingskamer stelt vast dat er in de zaken met nummers ROE 23/2049 en ROE 24/3957 nog geen rechter bekend is die met de inhoudelijke beoordeling van de beroepen van [verzoeker] in bovengenoemde zaken is of zal worden belast of procesbeslissingen in deze zaken neemt. In dit stadium van de procedure heeft de rechter ook anderszins nog geen enkele bemoeienis met deze zaken gehad. Bovendien heeft [verzoeker] zelf in het verzoek geen rechter met naam genoemd en heeft ook geen concrete feiten of omstandigheden genoemd die tot een rechter te herleiden zijn. Aangezien de wet niet de mogelijkheid biedt tot wraking van rechters die (nog) geen betrokkenheid met een zaak hebben gehad, is de wrakingskamer van oordeel dat [verzoeker] niet kan worden ontvangen in het verzoek, voor zover dat betrekking heeft op de zaken met nummers ROE 23/2049 en ROE 24/3957 .
2.4.
Verzoek tot wraking gericht tegen de griffier
2.4.1.
Uit artikel 8:15 van de Awb, hiervoor genoemd, volgt dat een wrakingsgrond gelegen moet zijn in feiten of omstandigheden die de persoon van de rechter betreffen. Hieruit volgt dat een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend tegen een individuele
rechterdie de zaak behandelt. Voor zover het wrakingsverzoek is gericht tegen de griffier is dus geen sprake van een wrakingsverzoek in de zin van de wet en [verzoeker] zal daarom ook in dit verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard.
2.5.
Conclusie
2.5.1.
Gelet op het hiervoor overwogene wordt [verzoeker] in het verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. R.A.J van Leeuwen en
mr. H.E.G. Peters, bijgestaan door mr. F.A.E. van de Venne, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2024.
Deze beslissing is vastgesteld door de voorzitter en de griffier en bij ontstentenis van de voorzitter ondertekend door de oudste rechter en de griffier.