ECLI:NL:RBLIM:2024:7724

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
30 oktober 2024
Zaaknummer
03/082000-24
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersdelict met dodelijke afloop zonder roekeloosheid

Op 30 oktober 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 6 september 2023 een verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij een fietser om het leven is gekomen. De verdachte, die met een snelheid van 126 km/u reed op een weg waar de maximumsnelheid 50 km/u was, heeft een andere verkeersdeelnemer ingehaald en daarbij een doorgetrokken streep overschreden. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte een noodzakelijke factor zijn geweest in de keten van gebeurtenissen die hebben geleid tot de dood van het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van roekeloosheid, maar wel van een hoge mate van schuld. De verdachte had de verkeersregels in ernstige mate geschonden en onvoldoende rekening gehouden met andere weggebruikers. De rechtbank legde een taakstraf op van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en zijn verantwoordelijkheid na het ongeval.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03/082000-24
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. R.A.J. Delescen, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 oktober 2024. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging – na wijziging – is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte op
6 september 2023 te Roermond als bestuurder van een personenauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor [slachtoffer] werd gedood dan wel zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht. Subsidiair is dit ten laste gelegd als het veroorzaken van gevaar/hinder op de weg.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. De mate van schuld is aan te merken als roekeloos. De verdachte heeft de verkeersregels in ernstige mate geschonden door met een te hoge snelheid binnen de bebouwde kom te rijden, een doorgetrokken streep te overschrijden, op de linkerrijstrook te rijden en onvoldoende te anticiperen op andere weggebruikers. Er is sprake van causaliteit tussen de dood van het slachtoffer en de aanrijding. De weigering van het slachtoffer om vanwege zijn geloofsovertuiging een bloedtransfusie te weigeren, doorbreekt de causaliteitsketen niet.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit op het standpunt dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de mate van schuld bestaat uit roekeloosheid. Tevens ontbreekt het causaal verband tussen het verkeersongeval en het overlijden van het slachtoffer. Het overlijden van het slachtoffer, nadat deze de beslissing heeft genomen om vanwege zijn geloofsovertuiging een bloedtransfusie te weigeren, kan verdachte niet worden aangerekend.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Verbalisanten [naam 1] , [naam 2] en [naam 3]relateren, voor zover hier van belang, –zakelijk weergegeven– het volgende: [2]
Op 6 september 2023 kregen wij de opdracht om te gaan naar de Heinsbergerweg te Roermond. Aldaar zou een aanrijding hebben plaatsgevonden tussen een personenauto en een fietser. Wij kwamen ter plaatse en ik, [naam 1] , liep richting het slachtoffer. Ik, [naam 1] , hoorde dat een man zei: “
ik heb hem echt niet gezien”. Desgevraagd gaf hij aan dat hij de bestuurder was van de personenauto die betrokken was bij de aanrijding. Ik, [naam 2] , liep richting het slachtoffer. Ik zag dat het linker-onderbeen ernstig vervormd was. Ik zag dat er een grote plas bloed bij het linker-onderbeen lag. Ik zag dat er een constante stroom bloed uit het linker-onderbeen stroomde. Ik hoorde dat de ambulance verpleegkundige vroeg aan het slachtoffer wat zijn naam was. Na bevragingen in ons politiesysteem zijn wij tot de conclusie gekomen dat het slachtoffer [slachtoffer] heet.
In
het proces-verbaal forensisch onderzoek verkeersongevalrelateren verbalisanten [naam 4] [naam 5] en [naam 6] , voor zover hier van belang, het volgende: [3]
1.2
Aanleiding onderzoek(p. 41)
Op 6 september 2023, omstreeks 20:01 uur, had op de Heinsbergerweg, gelegen binnen de als zodanig aangegeven bebouwde kom van Roermond het verkeersongeval plaatsgevonden.
2.1
Wegsituatie(p. 50 en 51)
Voor de plaats van het ongeval was in het wegverloop van de Heinsbergerweg een bocht naar links gelegen. Ter hoogte van de plaats van het ongeval, zijnde ongeveer in het midden van de in-/uitrit, waren dwars op het wegdek kanalisatiestrepen aangebracht ter geleiding van overstekend verkeer.
2.2
Verkeersmaatregelen(p. 51)
De maximumsnelheid bedroeg ter plaatse voor motorvoertuigen 50 km/u, alsmede ter plaatse aangeduid door middel van borden conform model A1.
Wij zagen dat verkeer rijdende over de Heinsbergerweg, komende uit de richting van
de A73 en rijdende in de richting van de plaats van het ongeval, na de in het
wegverloop gelegen bocht naar links, een combinatiebord tegenkwam met
geel/groene retro reflecterende folie met:
  • een bord conform model VR07 opgenomen in de bordenwijzer 2017 van de VNVF (Vereniging Nederlandse Verkeersborden Fabrikanten), zijnde een aanduiding voor een plek waar verkeersbrigadiers staan;
  • een waarschuwingsbord conform model J23 (voetgangers);
  • een wit onderbord met de zwarte tekst ‘150 m'.
Ter hoogte van voornoemd combinatiebord waren dwars op het wegdek twee doorgetrokken strepen aangebracht en daarboven de tekst ‘schoolzone’. Voor de schoolzone zijn de rijstroken van de Heinsbergerweg van elkaar gescheiden door middel van een dubbele doorgetrokken streep.
4.1.9
Onderzoek digitale gegevensdragers(p. 67)
BMW uitleestool
De opgeslagen storingsdata in de betrokken BMW was het gevolg van een botsing, waarbij de rechter lampenunits beschadigd raakten. Uit deze storingsdata werd een voertuig geregistreerde snelheid van ongeveer 137 km/u opgeslagen.
5.3.1
Botspositie(p. 71)
De betrokken BMW was met de voorzijde rechts in botsing gekomen met de linkerflank voor van de betrokken fiets.
5.3.2
Botsplaats(p. 73)
Hieruit bleek dat de betrokken fiets de rechter rijstrook van de Heinsbergerweg nagenoeg volledig was overgestoken op het moment van de botsing. Gezien de botspositie werd hieruit tevens duidelijk waar de betrokken personenauto had gereden op het moment van de botsing. Hieruit bleek dat de bestuurder van de betrokken personenauto op het moment van de botsing (nagenoeg) volledig op de linkerrijstrook reed.
6.4.2
Voertuigdata(p. 80)
Uit de opgeslagen data verkregen met behulp van de BMW-tool bleek dat de betrokken BMW ongeveer 137 km/u had gereden op het moment van de bots (waarbij de rechter lampenunits beschadigd raakten). Uit de verkregen pre-crash data met behulp van de Bosch CDR bleek dat de betrokken BMW op het moment van de bots had gereden met een snelheid van ongeveer 126 km/u en van 5 tot 1 seconde voor de bots had gereden met een snelheid van 151 tot 163 km/u. Uit deze data blijkt dat de betrokken BMW minimaal 5 seconden had gereden met een hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km/u.
6.4.3
Berekening remvertraging(p. 80)
Uit de voertuigdata blijkt tevens dat de betrokken BMW minimaal 1 seconde voor de bots een remming had ingezet (met ABS), waarbij de snelheid van 1 seconde voor de bots tot het moment van de bots afnam van 155 tot 126 km/h.
7.2
Oorzaak(p. 83)
Doordat de bestuurder van de betrokken fiets de bestuurder van de betrokken BMW niet voor had laten gaan, waarbij de bestuurder van de betrokken BMW met een extreem hoge (minimaal 2,5 maal hoger dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid) snelheid op de linker rijstrook had gereden (niet uiterst rechts), kwamen beiden met elkaar in botsing.
7.4
Vermijdbaarheid(p. 84)
7.4.1.
Bestuurder van de betrokken BMW
De bestuurder van de betrokken BMW had het ongeval kunnen voorkomen, indien hij de voor hem bestemde rechter rijstrook was blijven volgen en had gereden met de toegestane maximumsnelheid van 50 km/h. Hierdoor had hij zijn weg kunnen vervolgen zonder verdere bestuurdershandelingen te moeten verrichten.
7.4.2
Bestuurder van de betrokken fiets(p. 84)
De bestuurder van de betrokken fiets werd plotseling geconfronteerd met de naderende betrokken BMW die met een hogere snelheid (minimaal 2,5 maal hoger dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid) reed en kon het ongeval redelijkerwijs niet meer voorkomen.
T. Pelzerrapporteert in het verslag betreffende een niet natuurlijke dood en het daar bijbehorende schouwverslag, voor zover hier van belang, het volgende: [4]
Cliënt [slachtoffer] .
Omstandigheden:Betrokkene is op 06-09-2023 toen hij om ca. 20.00 uur als fietser een weg overstak, door een auto, die op de verkeerde weghelft reed, na een inhaalmanoeuvre, geschept.
Overig:Betrokkene heeft multipele fracturen, aan vooral bekken en linkerbeen
als gevolg van een hoog energetisch trauma, zijnde een verkeersongeval. Door dit trauma heeft betrokkene veel bloed verloren. Er was sprake van een zeer sterke bloedarmoede (hb van 3,0 hetgeen extreem laag is). Normaliter krijg je bij een dergelijk lage waarde een bloedtransfusie. Deze heeft de betrokkene meermaals en weloverwogen geweigerd. Betrokkene was volledig compos mentis, daar hij geen hoofdtrauma had. Door de extreme bloedarmoede is er in het hele lichaam zuurstofgebrek geweest, hetgeen heeft geleid tot multi orgaanfalen met de dood als gevolg. De behandelend arts geeft aan dat bij een transfusie betrokkene vandaag niet was overleden. Of betrokkene in een later stadium, gezien zijn ernstig letsel, aan complicaties zou zijn overleden, blijft speculatief.
De verdachteverklaarde ter terechtzitting –zakelijk weergegeven– het volgende: [5]
Het is juist dat ik de bestuurder was van de BMW op 6 september 2024 die betrokken was bij het ongeval op de Heinsbergerweg. Ik heb mij niet aan de snelheid gehouden. Ik heb in een bocht een voertuig ingehaald. Ik zag de fietser op het moment dat het te laat was om te remmen. Ik heb naar links uitgeweken, maar dit mocht niet baten. Ik reed vaker op die weg, want ik woonde er toen al zes maanden. Ik wist niet wat de maximumsnelheid was op die weg. Ik heb waarschijnlijk over een doorgetrokken streep gereden. Ik wist niet dat er een oversteekplaats was voor fietsers. Ik heb nooit echt gekeken naar de verkeersborden op die weg.
Bewijsoverwegingen
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW1994) moet worden vastgesteld dat de verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld te wijten is dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] werd gedood dan wel zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Daarbij dient in ieder geval sprake te zijn van aanzienlijk onvoorzichtig of onoplettend handelen door de verdachte. De rechtbank dient ook te beoordelen of het zeer onvoorzichtig verkeersgedrag kan worden aangemerkt als roekeloos verkeersgedrag, zoals dat mede ten laste is gelegd. Het komt bij de beoordeling aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij geldt dat niet alleen al uit de ernst van de gevolgen van het gedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke regels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 6 september 2023 over de Heinsbergerweg heeft gereden. De Heinsbergerweg ligt binnen de bebouwde kom en de toegestane maximumsnelheid ter plaatse is 50 km/u. De rechtbank stelt vast dat de verdachte al rijdende over de Heinsbergerweg de toegestane maximumsnelheid fors heeft overschreden. Op basis van het proces-verbaal forensisch onderzoek verkeersongeval stelt de rechtbank vast dat de verdachte, op het moment dat hij in botsing kwam met [slachtoffer] , met een minimale snelheid van 126 km/u reed. De verdachte heeft ter terechtzitting bekend te hard te hebben gereden. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het de verdachte kan worden verweten dat hij zich niet heeft gehouden aan de toegestane maximumsnelheid.
Voorts stelt de rechtbank vast dat verdachte (voor of in de bocht) een motorrijtuig heeft ingehaald en (daarbij) op de linkerrijstrook heeft gereden en (daarna, bij het teruggaan naar de rechterrijstrook) een dubbele doorgetrokken streep heeft overschreden. De verdachte heeft in de laatste seconde voor de botsing weliswaar nog geremd en naar links uitgeweken (waardoor hij op de linkerrijstrook terecht is gekomen), maar zijn snelheid heeft hij niet voldoende verminderd en hij heeft niet voldoende uitgeweken om de botsing te kunnen voorkomen.
De verdachte heeft risico’s genomen door gevaarlijke verkeersmanoeuvres binnen de bebouwde kom te maken, zoals in een bocht in te halen, een doorgetrokken streep te overschrijden en ruim boven de maximum toegestane snelheid te rijden. Voorts heeft de verdachte onvoldoende geanticipeerd op medeweggebruikers en zich onvoldoende vergewist van de op de Heinsbergerweg geldende verkeersregels. Hij heeft de verkeersborden, waarop de maximumsnelheid staat aangegeven en waar wordt gewaarschuwd voor een oversteekpunt, niet gezien. Tevens heeft hij de wegmarkering met de tekst “schoolzone” niet gezien. Dit terwijl de verdachte, volgens eigen zeggen, gedurende zes maanden meerdere malen over de Heinsbergerweg heeft gereden. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte schuld heeft aan het ongeval in de zin van artikel 6 WVW1994.
CausaliteitDe vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of het overlijden van [slachtoffer] is veroorzaakt door handelingen van de verdachte. De rechtbank stelt voorop dat de beantwoording van die vraag dient te geschieden aan de hand van de maatstaf of de dood van [slachtoffer] redelijkerwijs als gevolg van de gedragingen aan de verdachte kan worden toegerekend.
Uit het schouwverslag blijkt dat [slachtoffer] meerdere fracturen had aan het bekken en zijn linkerbeen als gevolg van het verkeersongeval. Hierdoor is [slachtoffer] veel bloed verloren en was sprake van zeer sterke bloedarmoede waardoor een bloedtransfusie noodzakelijk was. [slachtoffer] heeft een bloedtransfusie geweigerd. Hierdoor is zuurstofgebrek in het lichaam ontstaan dat leidde tot orgaanfalen met de dood als gevolg. Indien een bloedtransfusie had plaatsgevonden, was [slachtoffer] in ieder geval niet op 8 september 2023 overleden.
Gelet op de hierboven omschreven feiten en omstandigheden twijfelt de rechtbank er niet aan dat de gedragingen van de verdachte in de keten der gebeurtenissen een noodzakelijke factor zijn geweest voor het ingetreden gevolg. Daarbij merkt de rechtbank op dat de noodzaak tot medisch ingrijpen is veroorzaakt door de gedragingen van de verdachte. De verdachte heeft de omstandigheid in het leven geroepen die [slachtoffer] ertoe heeft gebracht een bloedtransfusie te weigeren en die beslissing is in de keten der gebeurtenissen niet van zodanige invloed, dat de dood van [slachtoffer] redelijkerwijs niet meer als gevolg van het handelen van de verdachte kan worden gerekend. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het ingetreden gevolg (de dood van [slachtoffer] ) redelijkerwijs aan (de gedragingen van) de verdachte kan worden toegerekend.
De vraag is hoe deze gedragingen gekwalificeerd moeten worden. Met andere woorden: wat is de mate van schuld?
De rechtbank merkt allereerst op dat ‘roekeloosheid’ in de zin van de wet een specifieke betekenis heeft die niet noodzakelijkerwijs samenvalt met wat in het normale spraakgebruik onder ‘roekeloos’ wordt verstaan.
Onder roekeloosheid als zwaarste schuldvorm moet worden verstaan een buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte waardoor een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, terwijl de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. Van roekeloosheid in de zin van artikel 175 lid 2 WVW1994 in samenhang met artikel 6 WVW 1994 is in elk geval sprake als het gedrag ook als een overtreding van artikel 5a lid 1 WVW 1994 kan worden aangemerkt.
Artikel 5a lid 1 WVW1994 beschrijft – niet uitputtend – een reeks gedragingen. Als de verdachte, door een of meer van dergelijke gedragingen te verrichten, opzettelijk zich zodanig in het verkeer gedraagt dat de verkeersregels in ernstige mate worden geschonden, kan dat gedrag als roekeloos worden aangemerkt als daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is. Bij het bewijs van het opzettelijk in ernstige mate overtreden van de verkeersregels komt het onder meer aan op de feiten en omstandigheden die zicht bieden op “de algehele instelling van de verdachte waar het in het concrete geval zijn deelname aan het verkeer betreft”.
De rechtbank oordeelt dat verdachte met het overschrijden van de maximumsnelheid een gedraging heeft verricht die in artikel 5a lid WVW1994 is opgenomen. Dat leidt echter, zoals hiervoor uiteengezet, niet zonder meer tot de conclusie dat verdachte zich roekeloos heeft gedragen. Beoordeeld moet onder andere worden of verdachte de verkeersregels opzettelijk in ernstige mate heeft geschonden.
In de memorie van toelichting bij artikel 5a WVW1994 is opgenomen dat het voor een langere periode met een hoge snelheid rijden het schenden van een verkeersregel in ernstige mate kan opleveren. De rechtbank stelt vast dat het dossier voor wat betreft de gereden snelheid enkel informatie biedt over de laatste vijf seconden voor de botsing. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat verdachte al langere tijd of meermalen de maximumsnelheid had overschreden. De rechtbank stelt ook vast dat de verdachte nog geprobeerd heeft te remmen en uit te wijken. Bovendien kan op basis van het dossier niet met zekerheid worden vastgesteld op welke plek de verdachte de doorgetrokken streep heeft overschreden.
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat verdachte opzettelijk in ernstige mate de verkeersregels heeft geschonden. De rechtbank oordeelt daarom dat roekeloosheid niet kan worden bewezen, zodat de verdachte daarvan partieel wordt vrijgesproken. De rechtbank acht wel bewezen dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het primair ten laste gelegde bewezen, waarbij weliswaar geen sprake is van roekeloosheid, maar wel van een zeer hoge mate van schuld.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
T.a.v. feit 1 primair:
op 6 september 2023 in de gemeente Roermond als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, Heinsbergerweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander, te weten: [slachtoffer] , werd gedood, welke gedragingen zeer onvoorzichtig en onoplettend waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, op voornoemde Heinsbergerweg een motorrijtuig heeft ingehaald en geheel of gedeeltelijk op de linkerrijstrook heeft gereden en een doorgetrokken streep heeft overschreden en heeft gereden met een snelheid van ongeveer 126 kilometer per uur, zulks op het moment dat de bestuurder van een fiets, zijnde voornoemde [slachtoffer] , doende was die Heinsbergerweg over te steken en vervolgens niet voldoende de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig heeft verminderd en niet voldoende heeft uitgeweken waardoor een botsing is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en die fietser.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
T.a.v. feit 1 primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gewezen op het vrijwel blanco strafblad van de verdachte. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, heeft de raadsman uitdrukkelijk verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en ook een eventuele rijontzegging geheel voorwaardelijk op te leggen met een langere proeftijd. De verdachte is bereid een taakstraf te verrichten. Tot slot heeft de raadsman gewezen op het gegeven dat de verdachte al 10 jaar in het bezit is van zijn rijbewijs en nooit eerder schade heeft gereden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Op 6 september 2023 heeft de verdachte op de Heinsbergerweg in de gemeente Roermond een andere personenauto ingehaald en de ter plekke geldende maximumsnelheid zeer fors overschreden. De verdachte heeft daarbij volstrekt onvoldoende rekening gehouden met de reële mogelijkheid dat even verderop andere weggebruikers gebruik zouden kunnen maken van een oversteekplaats. Dit terwijl 150 meter voor het punt waar de aanrijding heeft plaatsgevonden duidelijk stond aangegeven dat er een oversteekplaats was. Pas op het allerlaatste moment heeft de verdachte opgemerkt dat een fietser de weg overstak. Zijn poging uit te wijken heeft een botsing tussen hem en die fietser niet meer kunnen voorkomen. Het is door de verdachte zijn toedoen dat de fietser een slachtoffer werd en met zware verwondingen in het ziekenhuis werd opgenomen, waar hij twee dagen later is overleden.
Het overlijden van het slachtoffer is een onomkeerbaar gevolg van het handelen van de verdachte. De rechtbank rekent dat de verdachte zwaar aan. Bij monde van de officier van justitie heeft de rechtbank vernomen dat het slachtoffer ontzettend wordt gemist door zijn naasten. Dat aan kleinkinderen moet worden uitgelegd dat hun opa niet meer terugkomt, is invoelbaar verdrietig.
De ernst van het feit rechtvaardigt in beginsel het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en eveneens een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. Dat is niet alleen wat de officier van justitie heeft geëist, maar ook wat aansluit bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS-oriëntatiepunten).
Desalniettemin ziet de rechtbank in de persoon van deze specifieke verdachte redenen om van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf af te wijken. De rechtbank slaat in dat verband acht op het volgende. De verdachte was ten tijde van het delict 27 jaar oud. Er zijn geen aanwijzingen dat de verdachte, die ten tijde van het delict al bijna tien jaar over een rijbewijs beschikte, zich eerder schuldig heeft gemaakt aan verkeersovertredingen en ook overigens heeft hij een vrijwel blanco strafblad.
De verdachte heeft na het ongeval direct hulp verleend aan het slachtoffer en zijn betrokkenheid gemeld bij de ter plaatse gekomen verbalisanten. Dat is in principe iets wat van iedere veroorzaker van een verkeersongeval mag worden verwacht. Toch laat de rechtbank het hier niet onbenoemd, omdat het de eerste aanwijzingen in het dossier zijn voor de verantwoordelijkheid die de verdachte neemt voor zijn handelen.
Dat de verdachte zich verantwoordelijk voelt voor de dramatische gevolgen van zijn verkeersgevaarlijke gedrag is de rechtbank ook tijdens het onderzoek ter terechtzitting gebleken. De verdachte heeft er blijk van gegeven dat hij de ernst van zijn gedrag en het door hem veroorzaakte leed inziet. Hij heeft hiervoor ter terechtzitting ook spijt betuigd, wat op de rechtbank oprecht is overgekomen, en zijn eigen belangen niet op de voorgrond gezet.
De rechtbank is ervan doordrongen dat de nabestaanden daar het slachtoffer niet mee terug krijgen. De rechtbank beseft echter ook dat geen enkele straf recht kan doen aan hun leed.
Wat de rechtbank met het opleggen van een straf wel kan bereiken is het aan verdachte laten merken dat zijn gedrag consequenties heeft (vergelding) en zoveel mogelijk voorkomen dat verdachte, dan wel anderen, opnieuw de fout ingaan (preventie). In dat verband overweegt de rechtbank het volgende.
Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte thans, ruim een jaar na het strafbare feit, vrijwel zijn gehele week met werk, een opleiding, een stage en mantelzorg voor zijn vader heeft ingericht en dat hij dat alleen op de huidige manier kan voortzetten als hij gebruik kan maken van een auto. De rechtbank is hier niet geheel ongevoelig voor, maar wil toch duidelijk maken dat soortgelijk rijgedrag als de verdachte heeft vertoond, vergaande consequenties heeft, ook al moet de verdachte daardoor zijn leven op een andere wijze inrichten. Daarom zal de rechtbank, gelet op de eerder benoemde relatief jonge leeftijd van verdachte, zijn vrijwel blanco strafblad en – vooral – zijn houding ten aanzien van hetgeen bewezen is verklaard, geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. In plaats daarvan zal zij aan de verdachte een maximale taakstraf van 240 uren opleggen. Daarnaast zal zij aan de verdachte, ondanks dat hij ter terechtzitting heeft aangegeven niet zonder rijbewijs te kunnen, een lange ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen. Het bewezenverklaarde feit rechtvaardigt dit in hoge mate.
Alles afwegend legt de rechtbank aan verdachte op een maximale taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaren.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
Ontzegging van de rijbevoegdheid
- legt aan de verdachte op een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J.M. Brands, voorzitter, mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe en mr. K.J.P. Weitmann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.P. Huntjens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 30 oktober 2024.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 6 september 2023 in de gemeente Roermond als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, Heinsbergerweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander, te weten: [slachtoffer] , werd gedood dan wel zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, welke gedragingen roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte,
op voornoemde Heinsbergerweg een motorrijtuig heeft ingehaald en/of geheel, of gedeeltelijk, op de linkerrijstrook heeft gereden en/of (daarbij) een doorgetrokken streep heeft overschreden en/of heeft gereden met een snelheid van ongeveer 126 kilometer per uur,
althans een hogere snelheid dan de voor hem aldaar geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een voor de verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheid, zulks op het moment dat de bestuurder van een fiets, zijnde voornoemde [slachtoffer] , doende was die Heinsbergerweg over te steken en/of (vervolgens) niet, dan wel niet voldoende de snelheid van het door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig heeft verminderd en/of niet voldoende heeft uitgeweken, in elk geval onvoldoende heeft geanticipeerd op die wegsituatie, waardoor, althans mede waardoor een botsing, althans aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en die fietser, althans zijn fiets;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 september 2023 in de gemeente Roermond als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Heinsbergerweg, op voornoemde Heinsbergerweg een motorrijtuig heeft ingehaald en/of geheel, of gedeeltelijk, op de linkerrijstrook heeft gereden en/of (daarbij) een doorgetrokken streep heeft overschreden en/of heeft gereden met een snelheid van ongeveer 126 kilometer per uur, althans een hogere snelheid dan de voor hem aldaar geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een voor de verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheid, zulks op het moment dat de bestuurder van een fiets doende was die Heinsbergerweg over te steken en/of (vervolgens) niet, dan wel niet voldoende de snelheid van het door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig heeft verminderd en/of niet voldoende heeft uitgeweken, in elk geval onvoldoende heeft geanticipeerd op die wegsituatie, waardoor, althans mede waardoor een botsing, althans aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en die fietser, althans zijn fiets, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de politie met proces-verbaalnummer PL2300-2023141583, gesloten d.d. 28 februari 2024, (digital) doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 138.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van 28 februari 2024, pag. 7 en 8.
3.Het proces-verbaal forensisch onderzoek verkeersongeval van 22 februari 2024, pag. 38 tot en met 120.
4.Het afzonderlijk verslag betreffende een niet natuurlijke dood en het daar bijbehorende schouwverslag van 8 september 2023, opgesteld door lijkschouwer T. Pelzer.
5.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 16 oktober 2024.